De Tory’s nemen over
De grote vraag in de Britse politiek van 2007 was of Gordon Brown, toen de nieuwe Britse premier, meteen vervroegde verkiezingen zou uitschrijven. Dat deed hij niet. In 2010 komen er eindelijk algemene verkiezingen en wordt Brown uit Number 10 verdreven. Eerder door de kiezers dan door zijn eigen onhandelbare partij.
De Conservatieven zullen de verkiezingen winnen en een meerderheid van 40 tot 70 zetels halen. David Cameron, de geloofwaardige leider van de tory’s, wordt dan de nieuwe premier. Brown treedt dan af als leider van zijn partij. De liberaal-democraten doen het behoorlijk en snoepen enkele zetels af van de Tory’s in het zuiden van Engeland en pakken er enkele af van Labour in het noorden.
De Conservatieven komen na dertien jaar weer aan de macht. Ze worden daarbij geholpen door de lage opkomst van de traditionele Labouraanhang, door het verkommeren van de oude partijgetrouwheid en door de afnemende wrok tegen de vorige Conservatieve regering. Labour zal de kiezers vertellen dat de Tory’s gekant waren tegen de budgettaire stimuli die de Britse economie mee uit de recessie hielpen. Het zal benadrukken dat het herstel nog te broos is om zomaar toe te vertrouwen aan het harteloos rentmeesterschap van de Tory’s. Maar dat baat allemaal niet. De ontgoocheling in Labour, de drang naar verandering en de sluimerende woede over het schandaal van de onkostennota’s van de parlementsleden in 2009 wegen veel zwaarder door dan betwistbare economische beweringen. De relatieve eerlijkheid van de Tory’s over de nakende budgettaire beperkingen brengt hen in zowat gelijke mate baat en belemmert hen.
De Tory’s zullen al snel een noodbudget opstellen dat al een klein beetje hun belofte vervult om de Britse openbare financiën recht te trekken. Erop rekenend dat de korte pijn de meest directe oplossing is – zodat de bevolking zich beter voelt tegen de tijd dat ze hun mandaat moeten vernieuwen – verhogen Cameron en zijn jongensachtige minister van Financiën George Osborne de btw.
Een wat vrolijker prioriteit voor de nieuwe regering zal de onderwijshervorming naar Zweeds model zijn, de meest radicale en interessante van haar verkiezingsbeloften. Michael Grove, de indrukwekkende nieuwe staatssecretaris van Onderwijs, zal wetgeving voorstellen die het liefdadige instellingen, oudergroeperingen en anderen mogelijk maakt om middelbare scholen in te richten met staatssteun.
En dan is er nog de kwestie van Labours volgende leider. Het aftreden van Brown zal leiden naar een opvolgingsstrijd met een heleboel onverkwikkelijke kandidaten en geen enkele voor de hand liggende koploper. De winnaar wordt alvast een Miliband: David, de oudste van de twee broers en tot nog toe minister van Buitenlandse Zaken, of Ed, de minister van Energie. Maar na de beschamende verkiezingsnederlaag zullen de facties binnen de partij kibbelen over de oorzaken ervan en zal het aan alle kanten beschuldigingen regenen. In die omstandigheden zal de Labourkroon maar een sjofele erfenis lijken.
DE AUTEUR IS POLITIEK REDACTEUR VAN THE ECONOMIST.
Andrew Miller
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier