De stelling-Baltus

Volgens advocaat Marc Baltus is de belastbare grondslag bij ‘abnormale’ verrichtingen met aandelen, bijvoorbeeld, veel kleiner dan meestal wordt aangenomen. Hij krijgt gelijk van het Hof van Cassatie.

Occasionele winsten en baten die behaald worden bij het normale beheer van een privépatrimonium dat uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen bestaat, zijn een van de weinige zaken in dit ondermaanse die (nog) niet belastbaar zijn. Vandaar dat fiscalisten niets liever doen dan in detail bestuderen tot waar de grenzen van het normale beheer van zo’n privépatrimonium gaan. Binnen die grenzen is alles maagdelijk belastingvrij. Daarbuiten heerst de fiscale woestenij.

Grondslag. Aan de grenslijn van het normale beheer wordt daarom heftig strijd geleverd. Met wisselend succes. Maar ook in de grenszone – net over de grens van wat onbelastbaar blijft – woedt er strijd. Die heeft te maken met de manier waarop de belastbare grondslag berekend moet worden.

Als ik jaren geleden een aandeel heb aangekocht voor 100 euro en ik kan dat vandaag verkopen voor 1000 euro, dan boek ik een winst van 900 euro. Als die verkoop kadert binnen het normale beheer van een privépatrimonium, dan is er van belasting geen sprake. Wat als dat niet het geval is? Hoe hoog is dan de belastbare grondslag? Voor de Administratie is dat allemaal simpel: de belastbare grondslag is dan gelijk aan het verschil tussen verkoopprijs en aankoopprijs (minus eventuele kosten).

Baltus. Niet iedereen is het daarmee eens. Pleitbezorger van een alternatieve zienswijze is Marc Baltus, een van de meest vooraanstaande fiscale juristen die dit land rijk is. In een bijdrage die enkele jaren geleden in het Journal de Droit Fiscal verscheen, betwijfelt hij of een meerwaarde die in de privésfeer wordt behaald, überhaupt belastbaar kan zijn (JDF, 2004, blz. 198 e.v.). Maar zelfs als men aanneemt dat dit wel het geval kan zijn, dan nog kan er volgens hem geen sprake zijn van een volledige belasting van de opbrengst. Met de wet in de hand betoogt hij, dat de belasting beperkt moet worden tot de opbrengst die het gevolg is van het ‘abnormale’ beheer. En dat de opbrengst die men zonder dat abnormale beheer eveneens had behaald, ook niet belastbaar is.

De stelling-Baltus heeft nu van het Hof van Cassatie gelijk gekregen (arrest van 30 november 2006, te raadplegen op de website van het Hof). Het Hof zegt uitdrukkelijk dat de belasting beperkt moet worden tot de winst of baat die voortkomt uit de abnormale operatie. De rest blijft onbelastbaar.

Deze rechtspraak is waarschijnlijk niet zozeer van belang voor operaties die met speculatieve inzichten gebeuren. Wanneer men speculeert, is er zonder meer geen sprake van een normaal beheer van een privépatrimonium. Van de winsten of baten die men dan behaalt, zal het allicht niet moeilijk te bewijzen zijn dat zij voortkomen uit de abnormale (want speculatieve) verrichting. Zonder speculatie was er immers geen opbrengst geweest.

Inbreng. Maar tegenwoordig gaat de fiscus ervan uit dat er ook occasionele winsten of baten behaald kunnen worden die het normale beheer van een privépatrimonium overstijgen, zonder dat er sprake is van speculatie. Neem bijvoorbeeld een ondernemer die enkele exploitatievennootschappen heeft en de aandelen daarvan na verloop van tijd wil inbrengen in een holdingvennootschap, bijvoorbeeld met het oog op successieplanning. Van zo’n inbreng kan men moeilijk zeggen dat hij een speculatief karakter heeft. Maar de fiscus vindt het oprichten van holdings wel al gauw een ‘abnormale’ verrichting. En dus wil hij toch taxeren. Op hoeveel? Volgens de fiscus op het hele verschil tussen de oorspronkelijke waarde van de aandelen en de hogere waarde waarvoor ze bij de holding worden ingebracht.

Volgens de stelling-Baltus – nu bekrachtigd door het Hof van Cassatie – valt er hier waarschijnlijk niets te belasten. Stel dat de aandelen oorspronkelijk 100 euro waard waren en dat ze bij een normaal beheer voor 1000 euro aan derden verkocht zouden kunnen worden. Stel dat ik dezelfde aandelen eveneens tegen 1000 euro inbreng in mijn eigen holding. De inbreng (als dat al een abnormale verrichting zou zijn) heeft dan geen enkele invloed op de opbrengst van de aandelen. Zij waren 1000 euro waard (bij een normale verkoop aan derden) en zijn het nog steeds (bij de inbreng in mijn holding). Er is derhalve geen opbrengst die het gevolg is van het niet-normale beheer. Dus is er ook geen belasting.

Op dit ogenblik is deze problematiek iets minder van belang. De minister van Financiën en de Rulingcommissie hebben vorig jaar immers laten weten onder welke voorwaarden de inbreng van aandelen in een eigen holding toch als een normaal beheer kan worden aangemerkt. Die voorwaarden houden grosso modo in, dat de inbrenger gedurende drie jaar een soort standstill moet respecteren.

De nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie is daarentegen zonder meer van belang voor wie deze voorwaarden niet kan of wil respecteren, of voor andere gevallen waarin de Administratie meent dat er sprake is van een abnormaal – maar niet noodzakelijk speculatief – beheer van een privépatrimonium.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content