De schrijver als eenmanszaak
Artiesten en organisaties in het culturele veld zijn meer ondernemer dan ze denken. Dat blijkt uit een studie over ondernemerschap in de culturele sector, die Cultuurloket bestelde.
“Wie actief is in de cultuursector ziet zichzelf niet makkelijk als een ondernemer, maar is het toch veel meer dan hij denkt”, zegt professor Annick Schramme, opleidingsverantwoordelijke van het departement Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen. Het is een van de vaststellingen in een onderzoek van de Universiteit Antwerpen (UA) en Idea Consult in opdracht van Cultuurloket. Dat gesubsidieerde steunpunt heeft sinds dit jaar een ruimere doelstelling, die naast werken in de cultuursector, nu ook cultureel ondernemerschap en het financieren ervan omvat. “In die zin is dit onderzoek een nulmeting van de sector”, zegt directeur Jan Timmermans. “Nu weten we op welke leemtes we de komende jaren moeten focussen.”
Er is een toenemende administratieve druk in het toekennen van subsidies. Dat staat haaks op de wens van de overheid voor meer ondernemerschap in de cultuursector” – Annick Schramme, Universiteit Antwerpen
De Vlaamse minister van Cultuur, Sven Gatz (Open Vld), probeert in deze regeerperiode de liberale logica te introduceren in de cultuursector. Dat vertaalt zich onder andere in een focus op aanvullende financieringsbronnen. Al bij al moet de culturele sector zakelijk professionaliseren en zich ondernemender gedragen. De vraag is dan ook: hoe ondernemend is de sector al?
Universiteit Antwerpen en Idea Consult hebben voor hun studie ruim 1000 individuen, organisaties en belanghebbenden uit het culturele veld bevraagd. Voor de meting hebben de onderzoekers niet zozeer gekeken naar het eigenaarschap of de mate waarin een individu of organisatie opstartrisico’s loopt, maar wel in hoeverre een ondernemende attitude aanwezig is in het culturele veld. Dat gebeurde op basis van concepten van de Indiaas-Amerikaanse auteur en professor Saras Sarasvathy. “De bevraagde groep scoort redelijk hoog”, besluit Dries Van Doninck, onderzoeker van UA. “De ondernemende attitude is in alle subsectoren duidelijk aanwezig.”
Dat laatste vindt de opdrachtgever, Cultuurloket, tamelijk verrassend. Klassiek beroepen, zoals de muzieksector, de beeldende kunsten, de erfgoedsector en de theaterwereld, beroepen er zich nogal op dat ze van elkaar verschillen. Het onderzoek geeft aan dat de ondernemende houding overal aanwezig is. Een beeldend kunstenaar of een schrijver zal zichzelf niet makkelijk als een start-up omschrijven, maar eigenlijk is hij wel een eenmanszaak.
Ander soort groei
Culturele ondernemers hebben meestal wel een ander idee van groei. De typische winstgedreven groei die de profitsectoren kenmerkt, is in de cultuursector heel wat minder aanwezig. Er geldt een andere return on investment. “Groei wordt vaak niet-financieel ingevuld”, zegt Annick Schramme. “Meer dan de helft ziet groei als het realiseren van zijn maatschappelijke missie. Commerciële doelstellingen doen er minder toe dan maatschappelijke impact, persoonlijke ontwikkeling of de kwaliteit van het artistieke traject.”
Toch is het financiële wel degelijk belangrijk. Een gebrek aan financiële middelen wordt aangehaald als de belangrijkste belemmerende factor voor groei. Nochtans zou het logischer zijn dat de kleine Vlaamse afzetmarkt de grootste belemmering vormt.
Loopt er dan iets mis met de inkomsten en de financiering? Het onderzoek toont aan dat eigen inkomsten duidelijk belangrijker zijn dan subsidies, maar dat er op het gebied van aanvullende financiering via banken of sponsoring nog ruimte is voor verbetering. Slechts 21 procent van de organisaties doet een beroep op bankleningen. De kennis over bancaire financieringsmogelijkheden zou beperkt zijn, en er is de leemte die het cultuurkrediet kan invullen, een krediet gericht op culturele vzw’s. Banken willen waarborgen die vzw’s niet altijd kunnen bieden. Schramme: “37 procent van de organisaties doet al wel een beroep op sponsors, maar daar is nog werk aan de winkel. Al is het natuurlijk zo dat een filantroop vinden, tijd vergt. Uit onze bevraging bleek dat alternatieve financieringsbronnen geen vervanging kunnen zijn van de subsidies.”
Geen middencategorie
Uit het onderzoek blijkt voorts dat er een grote groep kleine cultuurondernemers is en een kleine groep grote. Er zit weinig tussenin. Die ontbrekende middencategorie kan het gevolg zijn van de moeilijke toegang tot financiering. “De overheid verwacht wel een ondernemende houding, maar voorziet niet altijd in de omkadering daarvoor”, zegt Schramme. “Je ziet zelfs een toenemende administratieve druk in het toekennen van subsidies. Dat staat haaks op de wens voor meer ondernemerschap. Als je ondernemerschap belangrijk vindt, dan moet je ook vertrouwen geven. De moeilijkheid is net dat de return on investment niet altijd financieel en dus moeilijker te meten is.”
Er wordt heel veel samengewerkt in de culturele sector. Uit het onderzoek blijkt dat slechts 12 procent van de individuele praktijken en 4 procent van de organisaties geen samenwerking aanging in 2018. Dat is goed nieuws en het past in de ondernemende attitude, maar de samenwerkingen blijven wel meestal beperkt tot de culturele en creatieve sectoren. Samenwerkingen met commerciële bedrijven zijn zeldzaam. Nochtans wil de minister daar ook op inzetten. “Je ziet aan de ondernemerszijde de attitude wijzigen”, zegt Schramme.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier