De schaduw van Dutroux

De wet-Franchimont kan zich – verrassend genoeg – ook laten gevoelen op fiscaal gebied.

In het wereldje van boekhouders, accountants en fiscaal raadgevers is enige beroering ontstaan door een recent arrest van het Hof van Beroep in Gent. Daarin worden twee accountants/belastingconsulenten strafrechtelijk veroordeeld omdat zij het brein zijn geweest achter een constructie die de rechters als belastingontduiking en dus als fraude hebben bestempeld.

De beroering geldt niet alleen voor de hoogte van de straf, maar blijkbaar ook voor de feiten die tot de veroordeling hebben geleid.

FEITEN.

Kort gezegd, komen die hierop neer. Een Belgische vennootschap (A) is eigenaar van een landgoed en wil dit verkopen. Met de kandidaat-koper (B) wordt een prijs afgesproken van ongeveer 18 miljoen frank. Maar de accountants van de vennootschap, tevens haar belastingconsulenten, raden zo’n rechtstreekse verkoop af. Het landgoed heeft een boekwaarde van 7 miljoen frank. Als dit gewoon tegen 18 miljoen frank wordt verkocht, ontstaat er een verwezenlijkte meerwaarde van 11 miljoen frank, waarvan een kleine helft naar de fiscus gaat.

In de plaats daarvan stellen zij een omweg voor: het landgoed wordt verkocht aan een Britse offshorevennootschap tegen de boekwaarde van 7 miljoen frank, waarna die Britse vennootschap het landgoed tegen 18 miljoen frank zal doorverkopen aan B, die zich oorspronkelijk als kandidaat-koper had aangediend. Het resultaat van deze omweg is dat er in België geen winst blijft hangen, maar dat de winst van de operatie volledig in handen komt van de Britse offshorevennootschap, waar die winst nagenoeg niet wordt belast.

De beide accountants/belastingconsulenten haalden vervolgens hun trukendoos nog eens boven om de vrijwel onbelaste winst vervolgens ook belastingvrij naar België te repatriëren.

FRAUDE.

Verboden ontduiking van belasting? Of toegelaten belastingontwijking? Dat het hier wel degelijk om belastingontduiking gaat, kan in alle ernst niet betwijfeld worden. Van meet af aan stond het vast dat het niet de bedoeling was dat de offshorevennootschap eigenaar werd van het landgoed, maar wel de kandidaat-koper (B). Vandaar ook dat de beide verkoopakten – de eerste tussen de Belgische vennootschap en de Britse offshorevennootschap, en de tweede tussen deze offshorevennootschap en de kandidaat-koper (B) – vrijwel op hetzelfde ogenblik verleden werden.

Men moet dan ook besluiten dat de werkelijke wil van de partijen niet overeenstemde met hetgeen ze op papier hebben gezet, zodat er wel degelijk van belastingontduiking en dus van fraude sprake was.

GEVOLG.

Verrassend is wel het gevolg dat daaraan gegeven werd. In eerste instantie bleef alles beperkt tot een administratieve regularisatie. De administratie belastte de meerwaarde van 11 miljoen frank in hoofde van de Belgische vennootschap als een abnormaal en goedgunstig voordeel, waardoor de Belgische Schatkist alsnog genoegdoening kreeg.

Maar daar bleef het niet bij. De administratie bracht het parket op de hoogte en dat ging vervolgens over tot een strafrechtelijk onderzoek en tot vervolging van de zaakvoerders van de Belgische vennootschap en van haar twee accountants/belastingconsulenten. Deze laatsten werden uiteindelijk strafrechtelijk als mededaders veroordeeld, wat hen een gevangenisstraf opleverde van twee jaar, deels met uitstel, én het verbod om gedurende vijf jaar nog beroepswerkzaamheden uit te oefenen op boekhoudkundig of fiscaal gebied.

VERBAZING.

Die strafrechtelijke veroordeling én de hoogte van de straf zullen allicht niet weinigen verbazen.

Fiscale zaken worden meestal immers administratief geregeld. Via supplementaire aanslagen, het opleggen van een belastingverhoging enzovoort.

Bij nogal wat medespelers op de markt van het fiscaal advies wordt het opzetten van allerlei constructies bovendien aangevoeld als een soort onderdeel van het spel. De cliënt vraagt ernaar. Dus moet men volgen en voortdurend op zoek gaan naar de flinterdunne scheidingslijn tussen het toegelaten ontwijken van de belasting en de verboden belastingontduiking, waarbij het risico om over de schreef te gaan bijna onvermijdelijk wordt.

De vraag is bovendien waar de schreef ligt. Zo mag men er zijn kop op verwedden dat de bovenvermelde feiten waarvoor de twee accountants/belastingconsulenten zwaar gestraft zijn, bij grote groepen belastingplichtigen én medespelers op de markt van het fiscaal advies, nauwelijks als strafbare gedragingen aangevoeld worden.

WAARD.

Wat er ook van zij, een verwittigd man is er twee waard. Het arrest leert dat boekhouders, accountants en belastingconsulenten meer dan ooit rekening moeten houden met de strafrechtelijke consequenties van hetgeen zij aan hun cliënten aanraden. Niet alleen in het belang van die cliënten, maar ook in hun eigen belang. Zij kunnen immers mee strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Die aansprakelijkheid weegt bij hen dubbel zo zwaar. Zij riskeren niet alleen een strafrechtelijke boete of gevangenisstraf. Bovendien zetten zij hun professionele loopbaan op het spel. De strafrechter kan een veroordeling wegens fiscale fraude immers koppelen aan een beroepsverbod van maximaal vijf jaar. Bovendien riskeren zij door hun Beroepsinstituut te worden geschrapt : wie wegens het overtreden van de belastingwet – zelfs voorwaardelijk – tot een gevangenisstraf van drie maanden of meer wordt veroordeeld, heeft niet langer het recht om ingeschreven te blijven op de officiële lijst van de accountants of van de belastingconsulenten.

VAART.

Wie denkt dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen, moet bovendien weten dat de mogelijkheden om inlichtingen uit te wisselen tussen de belastingadministraties en het parket onlangs nog serieus uitgebreid zijn.

In de regel kunnen fiscale ambtenaren de strafrechtelijke feiten die zij vaststellen, niet zonder meer meedelen aan het parket. Daartoe is een machtiging vereist van de gewestelijke directeur onder wie zij ressorteren. Voor ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie gold totnogtoe een strengere regel. Zij hadden de machtiging nodig van drie speciaal daartoe aangeduide ambtenaren. Die regel is onlangs geschrapt. Ook de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie hebben voortaan slechts de machtiging nodig van hun gewestelijke directeur. Dezelfde regel is bovendien ook van toepassing verklaard op de ambtenaren van de nieuwe administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit.

OMGEKEERD.

Ook omgekeerd is de regeling versoepeld. Ambtenaren van het Openbaar Ministerie hadden totnogtoe al de plicht om de minister van Financiën in te lichten wanneer zij bij een strafonderzoek indiciën vonden die wezen op het ontduiken van belasting. Maar die meldingsplicht bestond totnogtoe alleen op het gebied van de inkomstenbelastingen. Bovendien hadden zij daartoe de toestemming nodig van de procureur-generaal of van de auditeur-generaal. Die machtiging is nu geschrapt. De ambtenaren van het Openbaar Ministerie hebben geen toestemming meer nodig. Zij hebben zonder meer de plicht alle indiciën van belastingontduiking die zij bij een strafonderzoek vinden, mee te delen aan de minister. De verplichting werd bovendien uitgebreid tot alle directe en indirecte belastingen (dus inclusief BTW, registratierechten enzovoort).

EFFECT.

Deze mededelingen aan de minister van Financiën kunnen nog een verrassend effect hebben. Ingevolge recente cassatierechtspraak wordt immers aanvaard dat de fiscus zich niet alleen inzake indirecte, maar ook inzake directe belastingen burgerlijke partij kan stellen in een strafzaak.

De kans is dan ook groot dat de fiscus in de toekomst van deze mogelijkheid meer en meer gebruik zal maken. Onder meer, in die gevallen waarin de minister van Financiën vanwege het parket de mededeling krijgt dat in een lopend strafonderzoek feiten zijn vastgesteld die wijzen op belastingontduiking.

DUTROUX.

Op zich is dit allemaal niet zo erg; het strafonderzoek is immers geheim, en dat geldt in principe ook ten aanzien van de fiscus. Van die regel kan totnogtoe alleen afgeweken worden met uitdrukkelijke toelating van de procureur-generaal of de auditeur-generaal. Maar dat kan ingevolge de recente wet-Franchimont helemaal anders worden. Advocaat M. Maus heeft daarover onlangs een belangrijke bijdrage gepubliceerd in het Notarieel en Fiscaal Maandblad (1999, nr. 4, p. 77 e.v.).

Op basis van de wet-Franchimont – die in het verlengde van de Dutroux-affaire het daglicht zag – kan de burgerlijke partij in de loop van het strafonderzoek, met eenvoudige toestemming van de onderzoeksrechter, een beperkte inzage krijgen in het strafdossier. De burgerlijke partij kan aan de strafrechter ook vragen aanvullende onderzoeken te verrichten; en op het einde van het strafonderzoek heeft de burgerlijke partij volledige inzage in het strafdossier.

De fiscus kan zich, zoals gezegd, ook burgerlijke partij stellen. Ingevolge de wet-Franchimont hebben de strafdossiers dan ook voortaan – met de woorden van Maus – “geen fiscale geheimen meer”. Of hoe de affaire-Dutroux voor alle burgers een onverwachte fiscale staart dreigt te krijgen.

Jan Van Dyck is jurist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content