De race naar het zwarte goud

Libië herbergt de grootste oliereserves in Afrika. Buitenlandse oliemajors staan dan ook te popelen om de hand te leggen op die grotendeels onontgonnen velden. In het post-Kaddhafi-tijdperk zou het Franse Total weleens een van de grote winnaars kunnen zijn.

Het had een sleuteljaar moeten worden voor de Libische olie. Moammar Kaddhafi was van plan de productiecapaciteit dit jaar op te voeren van 1,8 tot 3 miljoen vaten per dag. Vijf maanden na het uitbreken van de rebellie tegen zijn regime was de Libische olie van de exportmarkt verdwenen.

Met een potentieel van 40 miljard vaten heeft Libië de grootste oliereserves van Afrika. De Nationale Overgangsraad heeft er dan ook alle belang bij de olie-installaties zo snel mogelijk weer op te starten. Voor het conflict waren de koolwaterstoffen goed voor 95 procent van de exportinkomsten en 80 procent van de inkomsten van de Libische staat. Voor de nieuwe regering vormen ze dan ook een cruciale bron van inkomsten.

Maar al is de petroleuminfrastructuur niet zwaar geraakt door de oorlog en al hebben sommige buitenlandse groepen hun terugkeer al aangekondigd, het zou weleens een hele tijd kunnen duren voor de olieproductie weer op peil is. De meeste experts verwachten niet dat de toestand voor 2013 normaliseert. “Het dreigt een lange opstartperiode te worden”, waarschuwt ook Pierre Terzian, de directeur van het tijdschrift Pétrostratégies. “Alles zal afhangen van de toestand van de installaties en de voorzorgen die de oliemaatschappijen genomen hebben voor ze de sites verlieten. Heel wat bedrijven zijn halsoverkop vertrokken en hebben de sites niet altijd kunnen beschermen volgens de regels van de kunst.”

In wezen komt het erop aan om een Irak-scenario te vermijden. Na de val van Saddam Hoessein duurde het drie tot vier jaar voor de exploitatie opnieuw het niveau van voor de oorlog had bereikt. “De economische hoogdringendheid zou snelle beslissingen van de Overgangsraad in de hand moeten werken”, meent Charlotte de Lorgeril, energiespecialiste bij Sia Conseil. Om de installaties weer opgestart te krijgen, kan de raad bijvoorbeeld de contracten honoreren die onder het regime van Kaddhafi ondertekend zijn.

Samenwerking met het buitenland

Voor de rebellie losbarstte, beheerde de nationale maatschappij NOC de meeste Libische olie-installaties. Ze deed dat in samenwerking met buitenlandse oliemaatschappijen (zie tabel De belangrijkste buitenlandse oliemajors in Libië). Zo is het Italiaanse ENI al zestig jaar aanwezig in Libië. Sinds begin april stond ze bijna dagelijks rechtstreeks in contact met de Overgangsraad. Op 29 augustus ondertekende ENI een akkoord voor een “volledige en snelle hervatting van de activiteiten”.

Maar Italië zal moeten vechten om zijn status als belangrijkste partner te behouden. De Overgangsraad zou enkele weken geleden een derde van de Libische olie aan Frankrijk beloofd hebben als dank voor de steun van dat land aan de rebellen. Dat is een grote meevaller voor Frankrijk. De Libische ruwe olie is licht en zwavelarm en daardoor bijzonder geschikt voor de Franse raffinage-infrastructuur. De raffinaderijen in de omgeving van Marseille (goed voor 40 procent van de Franse productie) en die van Feyzin in de buurt van Lyon worden nu gevoed met zwaardere ruwe olie uit het Midden-Oosten en Afrika.

De Franse oliemajor Total staat dan ook te popelen om het Libische zwarte goud op te pompen. Hij beschikt over exploratie- en productiecontracten die vorig jaar verlengd zijn tot 2032. Voor de val van het regime van Kaddhafi haalde Total het equivalent van 55.000 vaten per dag boven, goed voor 2,3 procent van zijn productie. Sinds het uitbreken van het conflict incasseert Total een winstderving van zo’n 7 miljoen dollar per dag. De groep houdt de toestand dan ook “uiterst aandachtig in het oog”.

De immense, maar grotendeels onderbenutte reserves van Libië en hun geografische ligging zijn bepaald aanlokkelijk. En dat is ook andere grote oliemaatschappijen allerminst ontgaan. Zo liet het Britse BP, dat er nog nooit een boring in het land had uitgevoerd, op 22 augustus weten dat het zo snel mogelijk opnieuw ter plaatse wil zijn.

De bondgenoten van de rebellie zouden logischerwijs het meest profijt moeten halen uit een grotere opening van de markt. “Het toekomstig regime kan geïnteresseerd zijn in buitenlandse expertise en technologie. Ze zullen op middellange termijn waarschijnlijk nieuwe vergunningen afleveren”, voorspelt Louis Schilansky van de Union Française des Industries Pétrolières (Ufip). Naast Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië zou Qatar eveneens een belangrijke positie kunnen innemen. De steun van het emiraat was doorslaggevend tijdens het conflict. De Overgangsraad sloot vijf maanden geleden al een commercialiseringsakkoord met de Qatarezen. “Rusland, China en Brazilië zullen de grote verliezers zijn”, schat Charlotte de Lorgeril.

Maar de buitenlandse oliemaatschappijen krijgen het waarschijnlijk niet alleen voor het zeggen in het Libië na Kaddhafi. “Het nieuwe regime kan de voorkeur geven aan Libische bedrijven”, zegt Pierre Terzian. “Democratieën dragen meer zorg voor het nationaal belang dan dictaturen, die vaak steunen op corruptie.” In afwachting blijft Saoedi-Arabië de afwezigheid van de Libische olie op de markt compenseren en zal de prijs van het zwarte goud nauwelijks afnemen.

LIBIE COUSTEAU, L’EXPRESS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content