De politiek ontbloot
Zo’n drie decennia lang zorgde journalist Hugo De Ridder geregeld voor ophef. Nu blikt hij terug. Kritisch, gedurfd, onbuigzaam. Tot en met een merkwaardig woordelijk verslag van een audiëntie bij koning Boudewijn.
Achter de coulissen van de politiek zijn smeuïge verhalen te rapen. Dankzij een jonge carrière als secretaris in CVP-kringen en een vriendschap met enkele jongelui die vooral in de jaren zeventig zouden uitgroeien tot de tenoren van de partij, kon De Ridder zich ongestoord bewegen in tal van achterkamertjes van de Belgische politiek. De hoogtepunten van zijn loopbaan lagen evenwel in de journalistiek. Zowat een kwarteeuw vormde hij samen met Manu Ruys het politieke gezicht van De Standaard. Midden 1990 stapte hij er ontevreden op. Nu zijn er zijn selectieve memoires Geen blad voor de mond, die hij wat listig de ondertitel Notities voor een biografie meegeeft.
Vandaag is De Ridder wellicht nog het meest gekend door de affaire-Poupehan. Tussen 1982 en 1987 werd het herstelbeleid van de rooms-blauwe regering- Martens V “begeleid, bediscussieerd en bijgestuurd” in het Waalse dorpje Poupehan. Premier Wilfried Martens, Jef Houthuys (voorzitter van de christelijke vakbond ACV), Hubert Detremmerie (voorzitter van BAC, later Bacob) en Fons Verplaetse (adjunct-kabinetschef van de eerste minister, later gouverneur van de Nationale Bank) spraken er in het buitenverblijf van laatstgenoemde over het herstelbeleid. “Fons, Hubert, Wilfried, gij zegt wat er moet gebeuren, ik zal zorgen dat het kan gebeuren,” beloofde Houthuys, die zijn achterban slechts moeizaam kon overtuigen de inleveringen te slikken.
De Ridder kreeg de getuigenis te horen van Jef Houthuys zelf, kort voor de vakbondsman stierf. Na de onthulling moest De Ridder spitsroeden lopen. “Gewezen confraters beschreven me als een kruipend dier, een slang, een lage eerzuchtigaard.” Van de familie Houthuys kwamen “steeds dreigender” telefoontjes. De wijze waarop hij de weduwe en kinderen van de ACV-topman uiteindelijk overtuigt dat Houthuys wel degelijk wilde dat zijn getuigenis naar buiten kwam en wat hij precies bedoelde, behoren tot de ontroerendste van het boek.
Voor deze memoires bewaarde De Ridder nog een paar Poupehan-onthullingen. Zo vertrouwde Houthuys hem toe: “Ik, en niemand anders, heb Fons gouverneur van de Nationale Bank gemaakt. Ik heb daar maandenlang moeten voor vechten. Het werd geschilpunt nummer één met de middenstand en vooral met de Boerenbond, die Theo Peeters verkozen.”
De passage waarmee ook dit boek berucht kan worden, is niet bepaald de meest interessante, maar toont wel de onthutsende wereldvreemdheid aan van koning Boudewijn. In 1989 kreeg De Ridder een audiëntie op het paleis. De koning dacht in hem een medestander gevonden te hebben in zijn poging om de abortuswet niet te milderen. De Ridder volgt de koning ook wel grotendeels in diens opvatting over abortus, maar voegt eraan toe dat er meer preventief gewerkt moet worden met informatie voor jongeren en een ruimere verspreiding van voorbehoedsmiddelen. De reactie van koning Boudewijn (“Anticonceptiva leiden onvermijdelijk tot abortus”) doet De Ridder terugdeinzen. Met deze ontbloting van de kroon dreigt de auteur alweer vriend en vijand over zich heen te krijgen.
Van zijn De Standaard hoeft De Ridder evenmin schouderklopjes te verwachten. Hij verliet de krant in mei 1990, na een opeenvolging van frustraties. Zo werd hij niet, zoals beloofd, hoofdredacteur, nadat Manu Ruys met pensioen ging. Zijn commentaarstuk werd van de cover gehaald en verbannen naar een bonte opiniepagina. Vandaag leest hij De Standaard nog elke dag, “maar soms zoals flaminganten destijds La Libre Belgique lazen, omdat ze dagelijks een portie ergernis nodig hadden om hun idealen trouw te kunnen blijven.” Wat verder: “Mij valt trouwens op hoe spot en cynisme _ de humoïsering heeft men het eens genoemd _ meer en meer pagina’s aantasten.”
Of men het standpunt van De Ridder nu deelt of niet, in dit boek komt hij oprecht naar voren. Uiteraard stel je je vragen of hij zijn artikels niet liet ondersneeuwen door zijn CVP-sympathie. “Een journalist moet zich betrokken voelen bij wat hij schrijft. Hij denkt zelfstandig na over de problemen. Ik noem dit engagement. Een journalist die dat niet heeft, wordt een trieste vent.” Een waardeschaal hanteren is al gauw verdacht, gromt De Ridder, terwijl mediatraining aan politici tegen een fikse betaling wel algemeen getolereerd en zelfs geëerd wordt.
Luc De Decker
Hugo De Ridder, Geen blad voor de mond. Lannoo, 304 blz., 805 fr.
De Ridder leest De Standaard nog, “maar soms zoals flaminganten destijds La Libre Belgique lazen, omdat ze dagelijks een portie ergernis nodig hadden om hun idealen trouw te kunnen blijven.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier