De plaag van de ‘terugwerkende kracht’

De slechte gewoonte om fiscale en parafiscale regelingen ‘met terugwerkende kracht’ door te voeren, zorgt voor problemen. De praktijk van de jongste maanden biedt daar enkele treffende voorbeelden van.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Midden juli 2005 verscheen in het Belgisch Staatsblad een koninklijk besluit van 3 juli 2005 dat een belangrijke wijziging doorvoert aan het stelsel van de roerende voorheffing. Voortaan moet geen roerende voorheffing meer ingehouden worden wanneer beroepsbeleggers interesten van schuldvorderingen en leningen betalen aan kredietinstellingen die gevestigd zijn in een land van de Europese Economische Ruimte of waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten. De nieuwe vrijstelling geldt sinds 5 juni 2003. U leest het goed: 2003.

Rond dezelfde tijd verscheen in het Belgisch Staatsblad een koninklijk besluit – eveneens van 3 juli 2005 – dat op sociaal gebied de ‘kleine vergoedingsregeling’ voor kunstenaars invoert. Sinds 1 juli 2004. Meer dan een jaar terug dus.

En vorige week kon u hier lezen dat in het Belgisch Staatsblad onlangs een wijziging werd aangekondigd van de BTW op ‘voordelen van alle aard’. Wanneer de genieter voor die voordelen een prijs moet betalen die lager is dan de ‘normale waarde’ van het voordeel, zal men de BTW op basis van de hogere ‘normale waarde’ moeten berekenen. Volgens het bericht in het Belgisch Staatsblad zal de nieuwe regeling – waarvoor nog eerst het fiat van Europa verkregen moet worden, en waarvoor ook nog een wetswijziging nodig is – met terugwerkende kracht in werking treden vanaf 1 augustus 2005.

Sociaal statuut. Nog een voorbeeld van terugwerkende kracht. De eind 2004 wettelijk doorgevoerde regeling waarbij ‘publieke mandatarissen’ aan het sociaal statuut van de zelfstandigen (en dus aan bijdragebetaling) onderworpen worden, is inmiddels met terugwerkende kracht afgeschaft. Ze is vervangen door een regeling waarbij de instellingen waarin publieke mandatarissen zetelen, zelf een bijzondere sociale bijdrage verschuldigd zijn.’Terugwerkende kracht’ is overigens niet noodzakelijk het gevolg van een wettelijk of reglementair ingrijpen. Enkele maanden geleden vernietigde de Raad van State een twaalf jaar oude administratieve aanschrijving waarin de BTW-vrijstelling voor onderwijs afhankelijk was gemaakt van de voorwaarde dat de onderwijsinstelling geen winstoogmerk heeft. De vernietiging heeft tot gevolg dat deze voorwaarde met terugwerkende kracht wordt geschrapt. Ze wordt geacht in de voorbije twaalf jaar niet te hebben bestaan.

Roerende voorheffing. Het hoeft geen betoog dat de inflatie aan regelingen die met terugwerkende kracht worden doorgevoerd, in de praktijk voor de nodige problemen zorgt. Beroepsbeleggers die in de voorbije twee jaar interesten betaald hebben aan buitenlandse krediet-instellingen, krijgen nu te horen dat ze op die interesten ten onrechte roerende voorheffing hebben ingehouden. Dus rijst de vraag of en hoe die roerende voorheffing alsnog kan worden gerecupereerd. De moeite die zij zich moeten getroosten om die recuperatie tot een goed einde te brengen, zullen ze er allicht met de glimlach bijnemen. De terugwerkende kracht speelt hier immers in hun voordeel.

Dat is niet het geval bij de voormelde regeling van de BTW op ‘voordelen van alle aard’. De BTW die in de nieuwe regeling verschuldigd zal zijn, is hoger dan nu – op basis van de bestaande wetteksten. De terugwerkende kracht waarmee de nieuwe regeling ingevoerd zal worden, heeft tot gevolg dat bijkomende BTW verschuldigd zal zijn. Normaal verwacht men dan dat de belastingadministratie nu al laat weten hoe de nieuwe regeling er precies zal uitzien. Maar dat is slechts ten dele het geval. Het bericht in het Belgisch Staatsblad waarmee de retroactieve wijziging werd aangekondigd, laat wel ongeveer verstaan hoe de nieuwe regeling eruit zal zien, maar blijft al bij al erg vaag. Zo wordt gesteld dat ze enkel van toepassing zal zijn als de ver-strekker en de genieter van het voordeel “met elkaar verbonden zijn zoals dat het geval is in de relatie tussen een werkgever en zijn werknemers, of meer algemeen als er familiale, economische of juridische banden zijn.” Maar wat betekent ‘familiale banden’, bijvoorbeeld, concreet? Zal de nieuwe regeling ook gelden als het gaat om familie van het zevende knoopsgat?

Kunstenaars. De moeilijkheden die gepaard gaan met het retroactief in werking laten treden van nieuwe regelingen, worden ook goed geïllustreerd door de ‘kleine vergoedingsregeling’ voor kunstenaars. Vele maanden geleden was aangekondigd dat kunstenaars die slechts een bescheiden vergoeding ontvangen, onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zouden worden van het betalen van sociale bijdragen. Er werden toen maximumbedragen naar voren geschoven van 125 euro per dag en 2500 euro per jaar. Jammer voor de kunstenaars die zich daardoor hebben laten leiden. De ‘kleine vergoedingsregeling’ die nu met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2004 officieel is doorgevoerd, houdt het bij maxima van 100 euro per dag en 2000 euro per jaar. Overigens circuleerde een tijdje geleden het bericht dat dezelfde vergoedingen ook van belasting zouden worden vrijgesteld. De vrijstelling heeft eind 2004 zelfs in een voorontwerp van wet gestaan. Maar van die vrijstelling is sindsdien niets meer gehoord. Een retroactief opgeborgen intentie, zullen we maar denken.

Jan Van Dyck

De belastingvrijstelling voor kunstenaars is nog niet gerealiseerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content