De panama van Ecuador

De panama heeft niets met Panama, maar alles met Ecuador te maken. In schier onbereikbare dorpjes, verscholen in het Andesgebergte, werken de beste hoedenmakers van de wereld soms 4 maanden lang aan één sombrero. De allerfijnste weegt minder dan een blad papier, kan men door een ring halen en wordt in een luciferdoosje opgeborgen zonder dat hij zijn vorm verliest. De superfino van Montecristi is de mooiste hoed ter wereld en gaat in New York voor enkele duizenden dollars over de toonbank.

Montecristi is een begrip voor de liefhebbers van hoeden. Het kleine stadje telt hooguit 15.000 inwoners, maar schier iedereen leeft er van hoeden. Van hieruit wordt de wereld bevoorraad met superfinos of extrafinos. Maar die fijne panama’s worden niet meer in Montecristi zelf vervaardigd, wel afgewerkt en doorverkocht. Don Rosendo Delgado, een krasse zeventiger, koopt de hoeden zelf aan in de bergdorpen en verspreidt ze verder over de hele wereld. Niet iedere hoedenwever kan een superfino maken. Volgens insiders blijven er slechts een dozijn in de hele wereld over die de kunst verstaan om de allersoepelste hoeden te weven. Een ras dat met uitsterven bedreigd is. Omdat het weven van hoeden onvoldoende lonend is. De wevers in de dorpen krijgen tot 300.000 sucre (± 60 dollar) voor een hoed waaraan ze 3 tot 4 maanden gewerkt hebben. Als je weet dat een kruier in de luchthaven één dollar krijgt voor het dragen van een reiskoffer, dan is de rekening snel gemaakt. Om dezelfde reden trouwens hebben vele artsen en andere gediplomeerden in Ecuador gekozen voor een baan als taxichauffeur of piccolo… De hoedenmakers zijn dezelfde weg opgegaan.

Don Rosendo Delgado is zowat de godfather van Montecristi. Hij neemt ons mee de bergen in, drie uur in de kipbak van een oude truck, naar het dorp Pile. Een dorp van een paar honderd inwoners, zoals er wellicht honderden zijn, “ware het niet dat hier de laatste grote hoedenmakers van Ecuador te vinden zijn”, vertrouwt Don Rosendo ons toe op de hobbelige wegen die een onwaarschijnlijk mooi bomenlandschap doorsnijden. In dit berggebied groeit nog de paja toquilla – officiële naam: Carludovica palmata – waarmee de panama geweven wordt. De lange bladeren van deze palmvariëteit worden zorgvuldig geknipt en van hun nerven ontdaan. Dan wordt het stro gedurende een kwartier gekookt in terracotta potten en vervolgens gedurende vier dagen opgehangen om te drogen. De smalle linten of cocoyos rollen nu op en de groene buitenkanten worden verwijderd. Wanneer de toquilla helemaal droog is, wordt hij gebleekt boven een kolenvuur waaraan solfer ( azufre) is toegevoegd. Dit wordt zes keer herhaald, telkens ‘s nachts. Zo krijgt het stro zijn ivoren kleur die zo kenmerkend is voor de hoeden. Kleur, soepelheid en finesse bepalen de kwaliteit van het stro en van de hoed. Het prepareren van de toquilla vraagt grote kennis en precisie. Zelfs de stand van de maan is van uitzonderlijk belang voor de hoedenmakers: bij volle maan wordt het stro geknipt en wordt het laatste solferbad toegediend.

De vrouwen trekken met de bussels toquilla naar de markt, waar de wevers of techedores het stro uitkiezen volgens de sombrero die ze willen maken. Met zestien draden, 4 maal 4 in kruisvorm, wordt een rosette geweven in het centrum van de kroon. Hier worden telkens strohalmen aan toegevoegd tot de gewenste breedte bereikt is. Vervolgens wordt de rand – ook de vleugels genoemd – van de hoed geweven. De kroon wordt al zittend geweven; om de vleugels te vervaardigen wordt de hoed op een staander, een bok, geplaatst. Wanneer het werkstuk klaar is, wordt hij nogmaals, dit keer op een marmeren vorm, uitgerookt in zwaveldampen. Het vervaardigen van een hoed is een magisch staaltje van vakmanschap dat van vader op zoon overgeleverd werd. De kwaliteit en de prijs van de hoed hangen af van het aantal rijen – geweven in concentrische cirkels op de kroon van de hoed – en van het aantal draden per inch². De kenner houdt de hoed tegen het licht om hem te beoordelen. De streek van Montecristi en Jipijapa hebben de beste wevers geleverd. Die beide steden hebben ook hun naam gegeven aan de hoeden van de allerbeste kwaliteit.

Toch worden deze hoeden over het algemeen genoemd naar het land Panama waar men van hoeden maken nochtans geen kaas gegeten heeft. Dat heeft twee oorzaken. Bij de aanleg van het Kanaal beschermden de arbeiders zich tegen de warmte met hoeden uit Ecuador. Bovendien schonk president Eloy Alfaro, de hoedenkoning van Montecristi, een hoed aan zijn collega van Panama. Vele beroemdheden hebben de roem van de panama uitgedragen. Napoleon droeg een Montecristi nadat hij bij Waterloo verslagen werd. Kennedy, Churchill, Roosevelt, Mitterrand, Hemingway, Humphrey Bogart, Orson Welles, Marlon Brando, Al Capone, Kroetsjov en zelfs paus Johannes Paulus II, op bezoek in tropische landen, hebben de hoed gedragen. De borsalino en de stetson zijn panama’s die uit de bergdorpen van Ecuador afkomstig zijn. En al is het dragen van een hoed – voorlopig – wat uit de mode in de westerse landen, toch doen ook onze hedendaagse ontwerpers graag een beroep op de wevers uit de Andes. Zoals Elvis Pompillo bijvoorbeeld, die bij hoedenmaker Serrano in de stad Cuenca meer hedendaagse modellen heeft laten weven.

De export van de hoeden wordt vanuit Cuenca gedirigeerd. Homero Ortega voert jaarlijks 1 miljoen hoeden uit. Maar dat is niet noodzakelijk de beste kwaliteit. “Van de extrafinos worden er nog slechts enkele per jaar gemaakt”, zegt hij. “Als ze toch op de markt komen, is dat omdat de grote exporteurs 20 jaar geleden de hele voorraad hebben opgekocht.” Alberto Pulla maakt niet alleen hoeden, hij herstelt ze ook. In zijn winkel in Cuenca hangen tientallen hoeden met de naam van de eigenaar. En dat is logisch ook, want hoe verder we van het dorpje Pile verwijderd zijn, hoe duurder de hoed wordt. In de hoofdstad Quito worden de extrafinos al verkocht voor 5 miljoen sucre, zowat 1000 USD.

“In de sjiekste winkels van New York en San Francisco gaat de prijs nu reeds tot 10.000 dollar”, zucht gentleman Homero Ortega. Dat is meer dan 100 keer het bedrag dat de wever ontvangen heeft. “Mijn erfenis is mijn hoedenvoorraad”. En de jonge tachtiger strijkt eigenhandig zijn hoed op en zet hem stijlvol op zijn kruin. “De beste van de wereld: hij is licht als een pluim”, zegt hij fier. Een oud Vlaams spreekwoord zegt: “Het is de hoed die het doet!”

HENK VAN NIEUWENHOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content