De onderschatte vergrijzingskosten

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

In De rekening moet kloppen. Welke toekomst voor ons pensioen? schetst Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de denktank Itinera, een somber beeld van de vergrijzingsgolf die op ons afkomt. De Studiecommissie voor de Vergrijzing heeft de meerkosten volgens de auteur steevast onderschat. Zo heeft Van de Cloot grote twijfels bij de 5,4 procent van het bbp aan meerkosten, die de Studiecommissie tegen 2060 voorspelt. Hij zet de cijfers af tegen de realistischere analyse van de Europese Commissie, die tegen 2060 rekent op 8,5 procent meerkosten in een basisscenario en 9,7 procent in een risicoscenario. Van de EU-landen doen enkel Luxemburg en Slovenië slechter.

De rapporten van de Studiecommissie onderschatten de totale vergrijzingskosten systematisch. In 2002 dacht de Commissie dat de meerkosten van de vergrijzing vanaf 2030 3,1 procent van het bbp zouden bedragen. In de daaropvolgende jaren moest de Commissie haar schattingen telkens opwaarts herzien, en in 2009 schatte ze de meerkosten van de vergrijzing tegen 2030 al op 6,8 procent van het bbp. Maar volgens Van de Cloot liggen de meerkosten in 2030 op 7,6 procent van het bbp. De Studiecommissie slaagt erin de impact van de vergrijzing te onderschatten door het basisjaar voor de voorspellingen steevast op te schuiven, terwijl die impact het best berekend wordt op basis van het referentiejaar 2000, stelt Van de Cloot.

De econoom geeft in het boek toe dat de politieke wereld beseft dat iets gedaan moet worden, maar de maatregelen die recentelijk genomen zijn, zijn ruim onvoldoende. De regering-Di Rupo heeft de minimumleeftijd voor vervroegd pensioen intussen opgetrokken en de voorwaarden voor brugpensioen verstrengd.

Maar die pensioenhervorming kan moeilijk worden beschouwd als het alfa en omega. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de veranderingen in het ambtenarenpensioen. Dat wordt nu berekend op de laatste tien in plaats van de laatste vijf jaar, terwijl de referentie in de privésector nog altijd 45 jaar is. Bovendien geldt de herberekening niet voor de ambtenaren die nu al ouder zijn dan 50 jaar, en zijn er tal van uitzonderingen (voor rijdend personeel van de NMBS, het leger, de politie enzovoort).

Concreet verlaagt de pensioenhervorming van de regering-Di Rupo de vergrijzingskosten met 0,3 procent van het bbp. Maar er zijn grote bedenkingen bij dat cijfer, oordeelt Van de Cloot. Om een gezond en evenwichtig pensioenstelsel te creëren, moeten we twintig keer beter doen. En vooral: de pensioenhervorming voorziet in een pak pensioenbonussen om mensen te stimuleren later uit de arbeidsmarkt te stappen. Die kosten ons 0,3 procent van het bbp, stelt Van de Cloot. “De meerkosten van de pensioenhervorming zijn dus even groot als wat ze ons opleveren. Netto bekeken gaat het dus om een nuloperatie. Het is een hervorming, dat is juist, maar ze is minimaal en ze komt bijzonder laat. Daarvoor zijn er in de geschiedenis van de Belgische politiek net iets te veel ministers geweest die gewacht hebben op voorstellen van de vakbond en een nulbeleid hebben gevoerd.” ALAIN MOUTON

Ivan Van de Cloot, De rekening moet kloppen. Welke toekomst voor ons pensioen?, Borgerhoff en Lamberigts, 2014, 320 blz., 22,50 euro

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content