De nota van Busquin
In vergelijking met de Verenigde Staten en Japan investeert Europa magertjes in onderzoek en ontwikkeling. Zo kunnen we de overgang naar een kennismaatschappij niet met succes volbrengen, aldus Europees commissaris voor Wetenschappelijk Onderzoek Philippe Busquin.
De Europese Unie heeft 15 miljard euro klaarliggen voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Dat geld mag worden besteed aan projecten ingediend door individuen, bedrijven, universiteiten, onderzoekscentra, NGO’s, vakbonden en patroonsorganisaties uit de lidstaten en een aantal geassocieerde landen. Europa heeft dit bedrag beschikbaar van 1998 tot 2002. Voor welke initiatieven het precies mag worden gebruikt, staat in de 23 actiepunten van het zogenaamde vijfde kaderprogramma.
De populariteit van de programma’s neemt toe. Het aantal deelnemers tussen 1995 en 1998 is gestegen van 12.000 tot 18.000. Bovendien doen steeds meer KMO’s mee. Ze zijn voor minstens 50% vertegenwoordigd in industriële projecten en zelfs voor 75% in de informatietechnologische projecten.
De fondsen worden, naar eigen zeggen, eerlijk verdeeld, goed besteed en met een minimum aan kosten beheerd. Maar de programma’s volstaan niet, stelt commissaris voor Wetenschappelijk Onderzoek Philippe Busquin in een officiële mededeling aan de Europese Commissie, de Raad van Ministers, het Europees Parlement en het Sociaal Economisch Comité. Hij noemt de toestand zorgwekkend. Als we niet optreden, verliezen we aan economische groei en concurrentiekracht en komt de succesvolle overgang van Europa naar een kennismaatschappij in gevaar. Europa investeert gemiddeld slechts 1,8% van het bruto nationaal product (BNP) aan onderzoek, tegenover 2,8% in de Verenigde Staten en 2,9% in Japan. Het verschil tussen de totale bestedingen aan onderzoek tussen de VS en Europa is gestegen van 12 miljard euro in 1992 tot 60 miljard in 1998. De sterk gestegen beurswaarde van hun technologiebedrijven biedt mogelijkheden tot verdere expansie. Er zijn achtmaal meer technologiebedrijven genoteerd in de VS dan in Europa. Bovendien heeft Amerika, mede onder impuls van hightechbedrijven, een bijzondere aantrekkingskracht voor wetenschappers, die er graag verder studeren en vaak achteraf blijven werken. Europese bedrijven stellen echter weinig mensen tewerk in onderzoeksfuncties. Per 1000 werknemers doen wij het gemiddeld met 2,5 onderzoekers, tegenover 6,7 in de VS en 6 in Japan.
De verschillen binnen Europa zijn natuurlijk ook groot. Zweden spendeert 3,85% (2,88% door bedrijven) van het BNP aan onderzoek, Finland is nummer 2 met 2,92% (1,98% door bedrijven). België zit met 1,58% (1,07% door bedrijven) onder het Europese gemiddelde. Het slechtst is de toestand in de lidstaten van Zuid-Europa.
Volgens de nota van Busquin financieren de bedrijven gemiddeld de helft en voeren ze twee derde uit van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling. De Europese financiële markten wagen zich nog te weinig aan investeringen in hoogtechnologische, en dus risicovolle, activiteiten. De overheid biedt geen soelaas. Zelfs met de 15 miljard euro die Europa in het vijfde kaderprogramma heeft gestopt, blijft zijn aandeel nog beperkt tot 5,4% van de totale inspanning die de nationale overheden leveren.
Barrières.
Er bestaat geen echte Europese politiek voor onderzoek en ontwikkeling. Er zijn wel 15 verschillende nationale programma’s, plus één Europees. Ieder kookt zijn eigen potje. Er is nog te weinig samenwerking tussen onderzoeksinstituten en vaak zijn er taalbarrières. Onderzoekers en wetenschappers zitten wel in uitwisselings- en samenwerkingsprogramma’s, maar zelden kan daar een carrière uit voortvloeien, tenzij het onderzoek binnen een multinationaal bedrijf plaatsvindt. Hoewel Europa door de geplande uitbreiding naar het oosten ook daar de beste wetenschappelijke contacten zou moeten hebben, blijkt dat vooral de Verenigde Staten en Japan erin geslaagd zijn wetenschappers uit de voormalige Oostbloklanden aan te trekken. Europa wil zijn best doen om het hier aantrekkelijker te maken. Kunnen we de Amerikanen of de Japanners niet naar hier krijgen, dan moet we onze aandacht naar andere landen verleggen. Ondertussen kunnen we proberen om de Europeanen die in Amerika zijn blijven hangen, terug te halen. Hoe dat moet gebeuren, is nog niet duidelijk.
Eveneens onrustbarend is het dalende aantal studenten in wetenschappelijke richtingen. In Duitsland werd het aantal studenten natuurkunde op tien jaar tijd tot de helft herleid en in Frankrijk vatten in 1999 20% minder jongeren wetenschappelijke studies aan dan vier jaar ervoor.
De in de nota aangereikte middelen om het wetenschappelijk en technisch onderzoek op een hoger peil te tillen, blijven zeer algemeen. De centres of excellence worden in kaart gebracht, er komt een betere aansluiting tussen overheid en privé-initiatieven, de lidstaten en de Europese instellingen worden beter gecoördineerd, er zal efficiënter gebruik worden gemaakt van de elektronische netwerken (waarbij met heimwee wordt herinnerd aan het feit dat een medewerker van het CERN, het Europese centrum voor nucleair onderzoek, aan de basis van internet lag).
Europees patent.
Veel praktischer is het voorstel om iets te doen aan de hoge kosten verbonden aan de bescherming van patenten en intellectueel eigendom. De huidige procedures zijn te tijdrovend, te duur en gebaseerd op nationale patenten. Europa heeft plannen voor een Europees patent, maar andere middelen om de onderzoeksresultaten te beschermen zijn ook nodig.
Over zes maanden, na ettelijke conferenties, consultaties en debatten, zou er meer klaarheid moeten bestaan, maar dat is geen wetenschappelijke zekerheid. Wie zelf een korte reactie wil geven, kan dat tot eind februari op e-mailadres researcharea@eu.int. Langere en meer diepgaande geschriften kunnen tot 5 mei worden ingezonden. Wie ondertussen gebruik wil maken van de fondsen binnen het vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, surft beter naar www.cordis.lu. Daar kan men ook de nieuwe formulieren vinden die sinds midden december 1999 in gebruik zijn om steun voor projecten aan te vragen.
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier