De nieuwe heilige koe

De nieuwe berekeningswijze van het voordeel van alle aard dat uit de terbeschikkingstelling van bedrijfswagens voortvloeit, lijkt milieuvriendelijk en logisch. Maar bij nader inzien kunnen daar toch vragen bij worden gesteld.

Veel werknemers en bedrijfsleiders krijgen van hun werkgever of vennootschap een bedrijfswagen ter beschikking die zij ook voor privéverplaatsingen mogen gebruiken. Dat privégebruik omvat naast de eigenlijke verplaatsingen van het privéleven ook de verplaatsingen van het woon-werkverkeer.

Deze terbeschikkingstelling voor privédoeleinden levert een belastbaar voordeel op. Dat wordt op forfaitaire wijze berekend.

Tot nu toe gebeurde dit door het aantal privékilometers te vermenigvuldigen met een kilometerprijs die varieerde volgens het aantal fiscale pk van het voertuig.

De ‘vergroening’ van de fiscaliteit laat zich echter ook op dit gebied voelen. Eind vorig jaar heeft de wetgever de Koning bevoegd verklaard om bij de forfaitaire berekening ook de CO2-uitstoot van het voertuig in aanmerking te nemen.

Het resultaat stond een tweetal weken geleden in het Belgisch Staatsblad te lezen. Voortaan wordt het belastbaar voordeel berekend door het aantal privékilometers te vermenigvuldigen met de CO2-uitstoot van het voertuig, en door op de uitkomst van deze vermenigvuldiging een coëfficiënt toe te passen. Voor het kalenderjaar 2010 bedraagt die coëfficiënt 0,0021 voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor; en 0,0023 voor voertuigen met een dieselmotor.

Van de gelegenheid is ook gebruikgemaakt om uitdrukkelijk te preciseren dat de forfaitaire berekeningswijze uitsluitend van toepassing is op personenwagens, wagens voor dubbel gebruik en minibussen (en lichte vrachtwagens die niet aan de fiscale definitie van lichte vrachtwagen voldoen, en daarom als een gewone personenwagen moeten worden belast). Bij andere voertuigen is het voordeel gelijk aan de ‘werkelijke’ waarde.

Wat als de CO2-uitstoot van het voertuig niet bekend is bij de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV)? Bij de forfaitaire berekening van het voordeel moet dan rekening worden gehouden met een CO2-uitstootgehalte van 205 gram per kilometer als het om een voertuig met een benzine-, LPG- of aardgasmotor gaat; of met een CO2-uitstootgehalte van 195 gram per kilometer als het om een voertuig met een dieselmotor gaat.

De regeling is merkwaardig. Wagens waarvan het CO2-uitstootgehalte niet bekend is bij de DIV zijn normaal gezien oudere wagens. Als het om ‘zware’ bedrijfswagens gaat, zullen die in nogal wat gevallen meer vervuilend zijn dan wagens met een CO2-uitstoot van respectievelijk 205 of 195 gram per kilometer. Paradoxaal genoeg leveren zij een lager belastbaar voordeel op dan wagens waarvan de CO2-uitstoot wel bekend is, en waarvan die uitstoot hoger is dan respectievelijk 205 of 195 gram.

Wat als een bedrijf een elektrisch aangedreven voertuig als bedrijfswagen ter beschikking stelt van een werknemer of bedrijfsleider? Bij personenwagens die louter elektrisch aange- dreven worden is de CO2-uitstoot gelijk aan nul. Als men de hoger vermelde forfaitaire berekeningswijze op een dergelijk voertuig toepast, is de uitkomst altijd nul. Wil dit dan zeggen dat bedrijfswagens die louter elektrisch aangedreven worden in het geheel geen aanleiding geven tot het aanrekenen van een belastbaar voordeel? Blijkbaar niet. Want in de nieuwe regeling mag het belastbaar voordeel nooit lager zijn dan 0,10 euro per privékilometer.

In de nieuwe regeling wordt uitsluitend rekening gehouden met de CO2-uitstoot zoals die bij de DIV bekend is. Dit wil zeggen dat men alleen maar rekening houdt, niet met de werkelijke CO2-uitstoot, maar wel met de CO2-uitstoot zoals die door de constructeurs wordt meegedeeld. Constructeurs die de moeite doen om de CO2-uitstoot in de meest optimale omstandigheden te meten, bezorgen hun cliënten dus een lager belastbaar voordeel. Dat speelt in het nadeel van wie een oudere bedrijfswagen heeft, die dateert van de periode waarin constructeurs nog niet gedreven waren om de gemeten CO2-uitstoot met alle middelen omlaag te halen.

Noteer ten slotte dat in de nieuwe regeling nog altijd rekening gehouden moet worden met minimaal 5000 privékilometers. In de praktijk aanvaardt de fiscus dat dit minimale aantal in de regel ook het maximum is als de afstand van het woon-werkverkeer niet hoger is dan 25 km (enkele rit); en dat het voordeel bij een grotere afstand van het woon-werkverkeer berekend wordt op basis van 7500 privékilometers per jaar. Op dit punt wijzigt er, naar verluidt, niets.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Constructeurs hebben er alle belang bij de gemeten CO2-uitstoot zo laag mogelijk te houden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content