De keuze

An Goovaerts

Kan de overheid zomaar een langetermijnverbintenis met zijn burgers verbreken? Neen, is het evidente antwoord. De overheid kan dus niet zomaar haar verplichting om de toekomstige pensioenen uit te betalen, opzeggen. Maar wat aan de oppervlakte niet mag gebeuren, kan wel onderhuids voltrokken worden. De modaliteiten van het pensioencontract kunnen op een eenzijdige manier zo veranderd worden waardoor het contract op zich bijna niets meer waard wordt. Denken dat de overheid dit niet zou durven, is naïef, gezien de wispelturigheid waarvoor ons land bekend is op het vlak van wetgeving.

Het gemiddelde werknemerspensioen bedraagt 1020 euro voor mannen en 742 euro voor vrouwen. Absolute getallen zeggen minder dan de vaststelling dat deze bedragen relatief de laagste in Europa zijn. Nergens in de ons omringende landen is het verschil tussen het laatste loon en het uitgekeerde pensioen zo laag. Gabriel Perl, administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Pensioenen, bond vorige week de kat nog eens de bel aan in De Morgen. Ondanks de lage relatieve pensioenbedragen, zal België de druk van de vergrijzing niet kunnen weerstaan en worden de pensioenen onbetaalbaar. De boodschap is niet nieuw, integendeel, maar klinkt des te alarmerender uit de mond van een topambtenaar. De studiecommissie voor de Vergrijzing berekende eerder al dat de kosten voor pensioenen en gezondheidszorg door de verouderde bevolkingspiramide tegen 2050 met de helft zullen stijgen, van 50 miljard vandaag tot 75 miljard.

Er is toch het Zilverfonds, kan u denken. Dat extra potje geld dat zou zijn aangelegd om de toekomstige kosten op te vangen en 15 miljard euro zou bedragen. De gaten in de begroting tonen aan dat de federale overheid geen geld op overschot heeft. Het Zilverfonds is een lege doos. Het al dan niet garanderen van de toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen is niet zomaar een beslissing. Het is een keuze. De volgende federale regering heeft er drie.

De eerste keuze is schijnbaar de gemakkelijkste: meer geld binnenhalen door hogere belastingen te innen. België heeft de op twee na hoogste belastingdruk in Europa die 44,8 % van het binnenlandse product bedraagt. De druk ligt 0,6 % lager ten opzichte van vorig jaar maar 13,5 % hoger dan dertig jaren geleden. België is op het vlak van de vermogensbelasting een aparte speler. Ons land kent indirecte vermogensbelastingen, maar geen rechtstreekse aanslagvoet. De vakbonden zien hier heil in. Als de nieuwe belasting evenwaardig gecompenseerd zou worden door een verlaging op de arbeidslasten, zou dit een oplossing kunnen zijn voor de middenklasse. Maar vertrouwen op de koppeling tussen beide belastingen is in dit land te gevaarlijk.

Gabriel Perl vreest dat de solidariteit tussen de hogere inkomens en lagere inkomens zal verdwijnen doordat de hogere inkomens uit het systeem zullen stappen. Zij betalen immers hogere sociale bijdragen, maar botsen tegen een plafond als ze hun pensioen willen innen. Een bijkomende vermogensbelasting kan de stimulans voor de hogere inkomens versterken om met de noorderzon te verdwijnen. Niets is zo vlug te verplaatsen als kapitaal vandaag. De Europese spaarrichtlijn heeft de achterpoorten voor belastingsontduiking en -ontwijking grotendeels gesloten. Maar dat wil niet zeggen dat er geen plekken zijn in Europa en daarbuiten waar de betere inkomens het wettelijk aangenamer vertoeven vinden. Vraag maar aan Tom Boonen of hij het leuk vindt in Monaco. Het solidariteitsprincipe heeft de hogere inkomens nodig. Ze verjagen, is dus niet de beste keuze.

De tweede keuze voor de regeringsleiders is om minder geld uit te geven aan andere zaken. De regeringsonderhandelingen tonen aan dat de leiders weinig besparingsmaatregelen zien, maar onderzoekers en economen zien ze voor hen. Ten eerste is er het ambtenarenapparaat dat hervormd kan worden. We zwijgen, zoals Gabriel Perl, even zedig over de hoge ambtenarenpensioenen, die een fikse hap uit het budget nemen, maar zien de besparingsmogelijkheden op personeelsvlak. Het overheidsbeslag in ons land bedraagt 48 % van het Belgisch nationaal inkomen. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) kan België met 30 % minder ambtenaren dezelfde diensten aanbieden.

Solidariteit is een basisprincipe, maar de vraag moet op tafel gelegd worden in hoeverre dat kan reiken in de huidige marktomstandigheden. België telt nu eenmaal te veel uitkeringen. Meest evident is natuurlijk deze te verminderen door meer mensen aan de slag te krijgen. 61,2 % van de bevolking op actieve leeftijd werkt. 70 % zou een normaal percentage moeten zijn. De alarmkreet van Gabriel Perl wijst er op dat het vorige gesloten generatiepact niet voldoende is geweest. Debatten over het optrekken van de pensioenleeftijd zijn nutteloos zolang systemen als brugpensioen en tijdskrediet, wanneer ze misbruikt worden, de effectieve pensioenleeftijd in ons land blijven verlagen. Een intellectueel eerlijk gesprek moet ook worden gevoerd over het beperken van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd.

De derde en laatste keuze voor de regeringsleiders is simpelweg niets te doen en er eerlijk voor uitkomen. Het ergste wat ons kan overkomen, is dat de ministers gaan schermen met nepmaatregelen die slechts een pleister op de wonde zijn, maar het bloeden niet stelpen. Het geven van een vals gevoel van toekomstige pensioenveiligheid, is voor de financieel zwakkeren het ergste wat hen kan overkomen. De rijkeren kunnen zich mogelijk beredderen via hun eigen spaarpot, hun vastgoed, of via de tweede en derde pensioenpeiler. Maar de meerderheid niet. De derde en laatste keuze is dus eigenlijk uitgesloten, maar een piste die in ons land nog niet zo ondenkbaar is. (T)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content