De hetze tegen Nafta
In de slag om het Amerikaanse presidentschap leken de voorverkiezingen in Texas en Ohio beslissend te worden, maar bij de Democraten draaide het anders uit. Hillary Clinton won in Ohio en Barack Obama deed het nog vrij goed in Texas. Van de 370 gedelegeerden in beide staten kreeg Clinton er 187 en Obama 183. Een verschil van amper vier. Maar de perceptie is dat Clinton heeft gewonnen en dat het verzet tegen Nafta, het vrijhandelsakkoord tussen de VS, Canada en Mexico, haar campagne heeft gered. De roep om protectionisme heeft politieke munt opgeleverd.
Vooral in Ohio deed die koers het goed. Er komen nog voorverkiezingen in Indiana, dat naast Ohio ligt. Clinton eist ook dat de voorverkiezing in Michigan, die eind januari werd gehouden, alsnog meetelt. De Democratische partijtop annuleerde die voorverkiezingen, ruim gewonnen door Clinton, omdat ze statutair te vroeg waren gehouden. Al deze staten hebben gemeenschappelijk dat ze in een economische recessie zitten. Clinton heeft van ‘economische angst’ haar handelsmerk gemaakt en sterkt kiezers in het gevoel dat de recessie het gevolg is van Nafta. Door het vrijhandelsakkoord zouden Amerikaanse banen verdwijnen. Clinton wil Nafta, dat in 1992 door president Bill Clinton werd getekend, heronderhandelen. Nafta krijgt de schuld.
Een protectionistisch verhaal verkoopt altijd goed omdat men de schuld kan geven aan anderen. Maar de recessie in Ohio, Michigan en Indiana is niet de schuld van de Mexicanen, laat staan van de Canadezen. De recessie is het gevolg van een lamlendig overheidsbeleid in deze staten en een gemakzuchtige opstelling van de vakbonden. Zij dachten dat de vruchten van de Amerikaanse auto-industrie eeuwig zouden zijn en stelden zich niet in op de gevolgen van globalisering. Maar werkgelegenheid sijpelde weg zonder dat er iets nieuws in de plaats kwam. Michigan verloor de voorbije drie jaar 163.000 jobs. Nog 700.000 mensen werken er in de industrie, maar ook die banen staan op de tocht. De stad Detroit, de hoofdstad van de auto-industrie, is verworden tot een mistroostige plaats in Michigan. Veel blanken trokken weg, meestal naar het zuiden. Veel arme zwarten bleven achter: nu is ruim 80 procent van de inwoners in Detroit zwart. Het is een hoge sociale prijs voor een beleid dat de gevolgen van globalisering niet wilde inzien.
Grote Amerikaanse autobedrijven als Chrysler, Ford en General Motors konden alleen overleven door hun productie naar Mexico of China te verplaatsen. De vakbonden probeerden zo lang mogelijk de beste voorwaarden voor hun leden te bedingen, tot de bedrijven definitief weg waren en er geen werk meer was. De Amerikaanse vakbond van autowerkers (UAW) had ooit 1,5 miljoen leden. Nu zijn het er 580.000. De sociale lasten per auto waren groot. Van elke geproduceerde auto was 1300 dollar van de kostprijs een gevolg van pensioen- en gezondheidsvoorzieningen.
Anderzijds vestigden Japanse autoproducenten als Toyota en Honda zich in Amerika zodat ze hun auto’s makkelijk in het land konden afzetten. Maar ze kwamen niet naar Michigan of Ohio met zijn sterke vakbonden. Ze trokken naar het diepe zuiden van de VS, waar vakbonden geen factor van betekenis zijn. Ze betalen bovendien weinig premies voor pensioenen omdat ze minder dan twintig jaar in Amerika zijn. Michigan en Ohio zijn zo de grote verliezers.
De overheden in beide staten dachten bedrijven aan te trekken door in steden nieuwe industrieterreinen op te spuiten en fiscale voordelen te bieden. Het was te vergelijken met de cargo cult die inwoners van eilanden in de Stille Zuidzee ontwikkelden toen het Amerikaanse leger er bases vestigde tijdens de oorlog met Japan. Er kwam een landingsbaan en de Amerikanen gaven drinken en eten aan de bewoners. Toen de oorlog voorbij was, vertrokken ook de Amerikanen. De bewoners kregen niets meer en begrepen niet waarom. Ze legden meer landingsbanen aan opdat de Amerikanen zouden terugkomen. Maar ze kwamen niet. In de Midwest ontwikkelde Amerika zelf een cargo cult. De vertrokken industrie kwam niet terug. Er kwam helemaal geen industrie. Grote steden verpauperden. Cleveland, een grote stad in Ohio, was ooit de vijfde stad in Amerika. Nu staat ze op de 49ste plaats. De ontvolking is compleet.
Overheden – burgemeesters en gouverneurs – zagen niet tijdig de nieuwe sectoren: de informatietechnologie, diensten, bio-technologie. Ohio en Michigan hebben de beste universiteiten, maar uitvinders vertrekken met hun producten naar Californië en vragen daar een patent aan. Er is te weinig synergie van universiteiten, overheden en bedrijfsleven om nieuwe horizonten te ontdekken. Soms gebeurt dat, zoals in An Arbor in Michigan, maar meestal zakken de vroegere industriesteden weg, samen met de auto-industrie.
Het is dus gemakkelijk van Clinton om uit te halen naar Nafta, dat ze vroeger een ‘goed en afgewogen akkoord’ noemde. Het valt goed, want vakbondsleden en regionale bestuurders hebben hun zondebok gevonden. En de slachtoffers van de globalisering hebben een verklaring voor hun miserie. Clintons protectionistische verhaal klinkt aannemelijk. Maar het is niet waar. (T)
Derk Jan Eppink
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier