De grenzen van de olieontginning
De ramp in de Golf van Mexico toont aan dat de olieproductie haar grens bereikt. Nieuwe reservoirs zijn zo moeilijk bereikbaar dat ontginning handenvol geld kost en enorme milieurisico’s inhoudt. Is er nog een toekomst voor de offshoreolie-industrie?
Op 20 april 2010 vond er een ontploffing plaats op het booreiland Deepwater Horizon in de Golf van Mexico, 66 kilometer van de kust van Louisiana (VS). De balans: 11 doden, 17 gewonden en een lekkende oliebron.
Volgens de officiële cijfers lekt de oliebron meer dan 5000 vaten per dag (1 vat = 159 liter). Wetenschappers hebben het over minstens 12.000 à 19.000 vaten per dag. Slechts een deel van die olie (ongeveer 2000 vaten per dag) kan via schepen opgevangen worden. Vast staat dat er een equivalent van meer dan een half miljoen vaten olie gelekt is in het water; de ergste olieramp in de Amerikaanse geschiedenis. Een milieuramp die haar gelijke niet kent, met enorme ecologische en economische schade voor de regio. Cash had het erover met Heleen Van Hoof, Green consultant van Econopolis.
CASH. Hoe kon dit gebeuren?
HELEEN VAN HOOF. De olie-industrie heeft al 100 jaar ervaring met het uitbaten van booreilanden en het dichten van olielekken onder water. Toch zijn de verschillende pogingen die ondernomen zijn om dit lek te dichten, mislukt. Deepwater Horizon was immers geen typisch booreiland, maar een diepzeeboorplatform. De oliebron zelf bevindt zich op een diepte van meer dan 1500 meter, waar een druk van meer dan 150 keer de atmosferische druk heerst. De olie zelf zit nog 4000 meter dieper. Geen eenvoudig te ontginnen oliebron, maar toch begint men aan die opdracht. Als het gaat over oliebronnen is al het laaghangende fruit immers al geplukt; er zijn geen eenvoudig te ontginnen bronnen meer. De piekolietheorie wordt meer en meer werkelijkheid. De grenzen van wat technisch haalbaar is, worden opgezocht, zoals het boren naar olie in diepwater.
Waarom is het probleem nog niet opgelost?
VAN HOOF. Door de diepte, de druk en de temperatuur zijn de omstandigheden in diepwater niet ideaal om technische operaties uit te voeren. De technische kennis in dit complexe domein is relatief beperkt, iets wat pijnlijk duidelijk is geworden in de pogingen om het olielek te dichten. Ondanks de grote middelen die worden ingezet, wordt een oplossing pas binnen enkele maanden verwacht.
Gebrek aan technische kennis was echter niet de grootste oorzaak van de ramp, het is eerder een rem op het vinden van een oplossing. De verklaring blijkt dat niet alle veiligheids- en testprocedures zijn gevolgd tijdens de moeilijke technische operatie die aan de gang was. Dat is te wijten aan een te groot vertrouwen in het veiligheidssysteem (dat uiteindelijk faalde) en aan de beperkte controle van de bevoegde Amerikaanse overheidsdiensten, waardoor de voorschriften niet voldoende werden gerespecteerd.
Wat zijn de gevolgen voor de betrokken bedrijven?
VAN HOOF. De belangrijkste spelers in dit verhaal zijn het oliebedrijf BP en de bouwondernemer Transocean, wereldleider op het vlak van offshoreboringen. Het booreiland Deepwater Horizon was eigendom van Transocean, dat het tevens uitbaatte, terwijl het consortium dat de oliebron bezit, werd geleid door BP. BP leasete het booreiland van Transocean, voor 533.000 dollar per dag.
Het contract tussen BP en Transocean hield in dat BP verantwoordelijk is voor alle schade bij een mogelijke vervuiling, zowel voor de verliezen, kosten, boetes als mogelijke claims. Daarnaast moet de eigenaar van een oliebron volgens de Amerikaanse Oil Pollution Act alle opruimkosten dragen. Volgens sommige analisten kunnen die kosten voor BP oplopen tot boven 20 miljard dollar. Een immens bedrag, al moet dat binnen het juiste perspectief gezien worden. Die kost is vergelijkbaar met 1,5 keer de winst van BP in 2009. Het aandeel van BP kreeg ondertussen rake klappen, wat de groep kwetsbaar maakt voor een overname. Daarover wordt druk gespeculeerd.
Transocean wijst intussen alle verantwoordelijkheid af, al heeft het aandeel ook veel van zijn waarde verloren. Daarbij speelt echter ook mee dat het toekennen van nieuwe concessies in de VS is uitgesteld, waardoor Transocean inkomsten verliest.
Zullen de rechtszaken de kost voor de betrokken bedrijven verhogen?
VAN HOOF. Op 1 juni startte de Amerikaanse overheid zowel een burgerlijk als strafrechtelijk onderzoek naar het olielek. Ondertussen werden ook al meer dan 23.000 gerechtelijke procedures opgestart, die doen denken aan de rechtszaken tegen de tabaksindustrie. Daarnaast vraagt de visserijindustrie 2 miljard euro en de toeristische sector 2,5 miljard euro. Meer dan 9000 eisers werden al vergoed. Er wordt verwacht dat de rechtszaken nog jaren zullen aanslepen.
Is er nog een toekomst voor de offshoreolie-industrie?
VAN HOOF. Dankzij de ontdekking van nieuwe oliebronnen groeit het belang van de offshoreolie-industrie. De olieplatformen zijn onder andere te vinden in de Golf van Mexico, voor de kust van Brazilië, Canada en Rusland en voor de Afrikaanse kust.
Naast de continue zoektocht naar nieuwe (eigen) olievoorraden om de bevoorrading te verzekeren, is de angst voor de acties van sommige nationalistische regeringen een belangrijke stimulans voor offshoreboringen. Verschillende regeringen willen immers de invloed van de oliemaatschappijen beperken, iets wat eenvoudiger is op land dan in de oceaan, waar de technische uitdagingen groter zijn.
De groei van de offshoreolie-industrie gebeurde aan een zeer snel tempo, zodat zowel de technologie als de wetgeving het tempo moeilijk kunnen bijhouden. De huidige problemen rond het olielek in de Golf van Mexico tonen aan dat de bestaande regels en wetten niet aangepast zijn om een veilig kader te scheppen voor diepwaterboringen, een relatief jonge en zeer complexe technologie. De meeste landen spreken nu al over een verhoogde controle van de industrie, met strengere veiligheidsvoorschriften. Dat zal een lichte impact hebben op de kost van de olieproductie. Daarnaast zal het afleveren van nieuwe concessies doordachter verlopen dan nu het geval is. Toch zal de impact voor de industrie beperkt zijn. Voor de betrokken landen is olie – en vooral eigen olieproductie – te belangrijk.
Zijn er alternatieven?
VAN HOOF. Niet-conventionele oliebronnen, zoals het winnen van olie uit teerzanden ( tar sands), bieden mogelijkheden. Dat is zeker voor de Verenigde Staten interessant, aangezien buur en bondgenoot Canada een zeer grote voorraad heeft. Bovendien is Canada een meer betrouwbare partner dan bijvoorbeeld Iran, Venezuela of Rusland. Toch is dat niet dé oplossing. Het winnen van olie uit teerzand is een duur en complex proces. De kostprijs bedraagt ongeveer 80 dollar per vat, wat de techniek alleen rendabel maakt bij een voldoende hoge olieprijs. Het grootste probleem is de zware milieubelasting door het immense waterverbruik: er zijn twaalf vaten water nodig om één vat olie uit teerzand te onttrekken.
Uiteindelijk zal het olielek in de Golf van Mexico de normen verstrengen, waardoor de kostprijs voor offshoreolieontginning lichtjes zal stijgen. De industrie zelf zal niet verdwijnen. Daarvoor is het strategische belang van de eigen olievoorraden voor de betrokken landen te groot. (C)
Door Eric Pompen
“Door het olielek in de Golf van Mexico zullen de normen verstrengd worden en dat zal de kostprijs voor offshore-ontginning licht doen stijgen.”
Heleen Van Hoof
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier