DE GEBROKEN BAKSTEEN

Een Belg wordt geboren met een baksteen in de maag. Dit gezegde dekt een complexe sociale realiteit in ons land.

Het heeft betrekking op de voorkeur van de Belgische gezinnen voor een eigen huis boven een woning in een huurkazerne. Het heeft ook betrekking op het bestedingspatroon van jonge gezinnen, die van zodra de centen uit het eerste loonzakje rollen, zichzelf allerlei onmiddellijk consumptiegenot ontzeggen om zo snel mogelijk de verlossende hypothecaire lening te kunnen sluiten. En het heeft ook betrekking op de neiging om de stedenbouwkundige reglementering als een te nemen horde te beschouwen, via allerlei tussenkomsten, beloofd in de oude politieke cultuur van het sociaal dienstbetoon.

HANDHAVINGSBELEID.

Deze baksteencultuur lijkt nu een lelijke knauw te krijgen. Onder minister Eddy Baldewijns (SP), en nu ook onder zijn opvolger Steve Stevaert, werd – om het paradoxaal te zeggen – de eerste steen gelegd van een handhavingsbeleid dat erop neerkomt dat vonnissen waarbij afbraak werd bevolen ook effectief worden uitgevoerd. Kijker en lezer van televisie en kranten worden bijgevolg geregeld geconfronteerd met het drama, waarbij bulldozers en kranen, onder de ogen van het eigenaarsgezin, de muren van stijlvolle villa’s tegen de vlakte rammen.

Dit handhavingsbeleid heeft ongetwijfeld gruwelijk onrechtvaardige trekken. Het is geen overdrijving te stellen dat waarschijnlijk aan een kwart van de na de goedkeuring van de gewestplannen opgetrokken woningen in Vlaanderen smetten van illegaliteit kleven. Mocht men de wetgeving met calvinistische rigueur toepassen, dan wordt afbraak wellicht de meest bloeiende sector in onze Vlaamse economie. De facto zal de Vlaamse overheid deze talrijke, grote en kleine, bouwmisdrijven wel moeten gedogen. Dit laat echter bij de slachtoffers van het afbraakbeleid een bitter gevoel na. Waarom wij wel en zij niet ?

GUNSTIG.

Het afbraakbeleid van Baldewijns en Stevaert kan echter ook een gunstig effect hebben, dat door de architecten ervan wellicht niet was gewild. Door de stedenbouwwetgeving effectief door te zetten, zal de Vlaamse bevolking misschien de ogen openen voor een aantal absurde trekken in het ruimtelijk ordeningsbeleid, waarvan de geest nog wortelt in de meest constructivistische sovjetmentaliteit. De arrangeursmentaliteit in ons land zet zich immers ook door in de relatie tussen de kwaliteit van de wetgeving en de handhaving ervan.

We keuren allerlei domme, slecht geformuleerde, incoherente of onuitvoerbare wetten goed, maar we troosten ons met de bijna-zekerheid dat deze wetten toch niet worden geïmplementeerd omdat er niet genoeg middelen zijn om die te handhaven. Op die wijze overleeft de Belg wel de diarree van slechte wetgeving, maar deze situatie bestendigt meteen de status-quo. De dreiging dat zijn huis effectief kan worden afgebroken omwille van het niet-naleven van één of andere regel in een plan van aanleg of bouwverordening, zal de Belgische burger misschien aanzetten tot een meer kritische houding tegenover de brouwers van de plandiarree, verborgen in allerlei studiebureaus en eindeloze vergadersessies van de diverse besturen.

LANDBOUW.

De grootste absurditeit in de Vlaamse ruimtelijke ordening heeft een kleur, namelijk geel. Wie de gewestplannen vluchtig overschouwt, wordt getroffen door de dominantie van het geel, namelijk de landbouwzone. In het zogezegd vernieuwende Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen wordt deze landbouwmanie doorgetrokken. Van de 1.350.000 hectare die Vlaanderen telt, zijn er 227.500 hectare bestemd voor het wonen, 200.000 hectare voor onze economie (industrie en diensten) en maar eventjes 800.000 hectare voor de landbouw. De Vlaamse ruimtelijke planners delen aan een sector, die grotendeels in leven wordt gehouden met subsidies, dus het gros van de oppervlakte toe.

Bovendien wordt het meer en meer duidelijk dat, alle hetze tegen de industriële sector ten spijt, de landbouw op milieuvlak de grootste boosdoener is. Deze macro-bestemming ten voordele van de landbouw is dus op economisch noch ecologisch vlak verantwoord.

SCHAARSTE.

Omwille van het niet-naleven van deze absurditeit moeten huizen worden afgebroken en wordt het wonen samengeperst in de ruimtelijke thuislanden, de zogenaamde binnengebieden. Dit leidt tot een artificiële schaarste van de bouwgrond en derhalve prijzen die de pan uitswingen. Deze gele manie wordt gevoed door de obsessie om per se binnen de voorschoot Vlaanderen een “evenwicht” te verkrijgen inzake de verschillende bestemmingen van de ruimte: zoveel percentage natuur, zoveel percentage bewoning, zoveel percentage industrie, zoveel percentage landbouw. De Belgische logica der drukkingsgroepen krijgt als het ware hier haar ruimtelijke vertaling.

Ook dit is absurd. Vlaanderen wordt hier beschouwd als een soort eiland waaruit zijn bewoners niet kunnen ontsnappen. Het moet toch voor de hand liggen dat men bij het opmaken van structuur- en bestemmingsplannen rekening moet houden met de bestemmingen die door onze buren aan de ruimte worden verleend. Indien we bijvoorbeeld de noordelijke helft van Frankrijk bij België zouden tellen en dit als relevante territoriale eenheid van planningsbeleid zouden beschouwen, dan zouden de verhoudingen tussen verstedelijking en open ruimte totaal anders liggen.

STAD.

Het zou van durf getuigen indien de Vlaamse ruimtelijke planners de drukkingsgroepenlogica zouden verlaten en de Vlaamse potentie als één groot stedelijk gebied zouden erkennen. Dit hoeft niet te betekenen dat het landbouwgebied willekeurig en slordig mag worden volgebouwd. Integendeel. In een uitgebreid stedelijk weefsel passen zeer grote stadsparken, passen zeer grote natuurreservaten, passen zeer grote wandel- en recreatiegebieden, past een goed ontwikkeld net van stedelijk vervoer om de mensen vlot van de Antwerpse naar de Gentse wijk van Vlaanderen te voeren.

Indien we rustig deze potentiële realiteit zouden aanvaarden, opent zich misschien het perspectief van een ruimtelijke ordening die omwille van haar inherente redelijkheid door de burgers wordt aanvaard en spontaan wordt nageleefd, zodat de bulldozers niet meer moeten ingezet worden om te vernielen, maar slechts om de moderne infrastructuur van grootstad Vlaanderen op te bouwen.

Prof. dr. Boudewijn Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

Boudewijn Bouckaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content