Voor de tweede keer in minder dan één jaar tijd verkeert de euro in een diepe crisis. Nogal wat beschuldigende vingers gaan deze keer in de richting van de Duitse bondskanselier Angela Merkel en van de vermaledijde speculanten. De realiteit wijst evenwel naar heel andere oorzaken.
De euro bevindt zich stilaan maar zeker in een systeemcrisis. De overlevingsstrijd waar Europees president Herman Van Rompuy recent over sprak, is zeer reëel en dreigt slecht af te lopen. Het feit dat nu ook België in de probleemzone is aanbeland, heeft méér met de structurele mankementen van het eurohuis te maken dan met onze eigen bouwvallige toestand.
Angela Merkel kreeg in oktober de Europese goegemeente over zich heen toen ze stelde dat de houders van papier op landen in zware financieringsmoeilijkheden – zoals Griekenland, Ierland en Portugal – mee in de klappen zouden moeten delen als die landen hun verplichtingen echt niet meer zouden kunnen nakomen. Er valt te discussiëren over de timing van Merkels opmerking, maar ze is tegelijk heel terecht en heel waar. Waarom zou de Europese belastingbetaler constant moeten opdraaien voor de verliezen geleden door wie doelbewust (lees: aangetrokken door de hoge rente) belegd heeft in het papier van noodlijdende landen?
Bovendien is het ook zo dat een gedeeltelijke staking van de betalingen door een of meerdere van de genoemde landen een bijna onvermijdelijk toekomstperspectief is. Deze landen bevinden zich een volstrekt uitzichtloze situatie. Zij moeten gigantische begrotingstekorten toefietsen én een zware concurrentiehandicap voor hun bedrijfsleven wegwerken. Het eerste vereist zware besparingen en stevige belastingverhogingen.
De concurrentiehandicap kan enkel weggewerkt worden door het interne kostenpeil (in hoofdzaak lonen) nominaal met 10 tot 20 procent naar beneden te brengen. Behoudens een spectaculaire en langdurige heropleving van de wereldeconomie (en dan nog…) zullen deflatie en zware recessie gedurende jaren het lot van deze landen zijn.
De vraag rijst dan ook zeer nadrukkelijk of het maatschappelijk bestel van Griekenland, Ierland en Portugal bestand is tegen zulk een pijnlijke sanering. Een default, zeg maar de aankondiging dat je bijvoorbeeld 10 procent of 20 procent van je schuld niet zult terugbetalen, is onafwendbaar.
Saneren en devalueren
Maar allicht is zelfs dat nog niet genoeg om die economieën weer overeind te helpen. De economische geschiedenis leert dat zware budgettaire saneringen enkel slagen als ze gepaard gaan met een stevige devaluatie. Dat is logisch, aangezien de buitenlandse vraag dan gedeeltelijk de schok kan opvangen van de inkrimping van de interne vraag, die onvermijdelijk samenhangt met de intensieve budgettaire sanering.
Devalueren is binnen de eurozone per definitie niet aan de orde. Aan een uittrede uit de euro zijn zonder twijfel zware kosten verbonden. Landen als Griekenland zitten echter dermate in de puree dat de kosten verbonden aan het in de euro blijven stilaan die van een uittrede overtreffen.
Niet alleen Merkel kreeg er ten onrechte van langs, hetzelfde geldt in zekere mate voor de ‘speculanten’. Waarover heeft men het als die term op tafel komt? Wie rondhoort op de markten, moet tot de conclusie komen dat de marktbewegingen die de eurocrisis aan de gang houden steeds minder met pure speculatie te maken hebben.
Verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en andere eerbare instellingen zijn erg bezorgd over hun capaciteit om aan hun verplichtingen ten aanzien van hun cliënteel – zijnde u, ik en nog vele miljoenen andere mensen – te kunnen voldoen. Absoluut essentieel daarvoor is dat zij goede rendementen halen op hun portefeuilles.
Ook zij maken de analyse zoals hierboven kort geschetst en kunnen dus moeilijk anders dan concluderen dat het aanhouden van papier op de kapseizende eurolanden hen tot zware afschrijvingen zal verplichten.
Goed huisvaderschap
Ook zij zullen dan op hun beurt hun verplichtingen ten aanzien van hun cliënteel ter discussie moeten stellen. Grieks papier dumpen is dan geen speculatie meer maar een daad van goed huisvaderschap.
De crisis van de euro heeft in essentie niks te maken met opmerkingen van Angela Merkel of het gedrag van bandieterige speculanten. De euro is zwaar in crisis omdat het systeem in wezen niet goed in elkaar steekt.
Een monetaire unie kan pas geolied werken als er een politieke unie bestaat, als de arbeidsmarkten voldoende flexibel en mobiel zijn en als er een sluitend pan-Europees toezicht op het financiële systeem bestaat. Aan die drie basisvoorwaarden is hooguit zeer gedeeltelijk voldaan.
Zolang deze realiteit blijft, zal het euromechanisme onder druk staan en van crisis naar crisis stuiteren. Tot die ene crisis te veel er dan aankomt.
De bijdrage verschijnt in de Knack van deze week.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier