DE EEUW VAN CHINA

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

“Winnen zonder vechten”

Op het World Management Forum van de Internationale Federatie van Academies voor Management (IFSAM) in Shanghai hield de Chinese congresvoorzitter professor Su Dongshui een merkwaardige openingsrede. Rond de vorige eeuwwisseling ontstond in de Verenigde Staten, de meest succesvolle economie van deze eeuw, een nieuwe management-theorie : het Taylorisme. Nu groeien de Aziatische economieën het sterkst ; inzonderheid China wordt het zwaartepunt van de economische ontwikkeling. Het Japanse management-succes van de jaren ’70-’80 kan mede verklaard worden door de invloed van de traditionele Chinese cultuur. Conclusie : als er ergens een nieuwe management-theorie zal ontstaan, zal het in China zijn.

Het is overduidelijk dat de Chinese denkers hun duizenden jaren oude cultuur beschouwen als een vorm van gecumuleerde wijsheid die superieur is aan de quick fix van het Westen. Hier zien we twee wereldbeelden botsen. Wie zou bij ons durven beweren dat onze eeuwenlange beschaving de Chinezen vergeten graag dat wij die ook hebben het grootste pluspunt is voor ons management-denken ?

Complexiteit en onzekerheid in de moderne omgeving leiden tot niet-lineaire modellen, chaos-theorie, vage logica. Zonder het expliciet te zeggen, liet professor Su Dongshui verstaan dat de niet-lineaire logica beter aansluit bij het oosters dan bij het westers denken. De basis van het nieuwe management-denken ligt in het 2000 jaar oude confucianisme. Een zuivere paradox uiteraard, maar is management-denken niet vaak paradoxaal ?

PARALLEL.

Volgens professor Su Dongshui brengt het oosterse denken drie essentiële elementen aan :

1.Mensen zijn het belangrijkst. Dit klinkt erg bekend voor ons, westerlingen : het is een bewering die wij ook dikwijls in de mond nemen. Voor de geloofwaardigheid van deze stelling verwijzen Chinese denkers voortdurend naar hun staatsorganisatie : mensen zijn het belangrijkst, de natie is minder belangrijk en de keizer het minst. Hier vinden we alleszins een andere parallel met het Westen : een diepe kloof tussen woorden en daden, want juist de Chinese geschiedenis heeft vooral de keizer en de natie (of de partij) centraal gesteld.

2.Ethiek eerst. Dit omvat voor het Chinese denken onder meer zelfmanagement en de voorbeeldfunctie. Ook dit klinkt heel modern, maar hier lijken de Chinezen evenzeer ziek te zijn in het westerse bedje : inzake corruptie en machtsmisbruik moeten zij echt niet onderdoen voor ons.

3.Voor de mensen. Dit is wel het boeiendste element van het “confuciaanse trio”. Westerse definities van management verwijzen wel naar een proces door mensen, maar niet voor mensen. Hier denken we aan de “lege regenjas” van Charles Handy : onze economie is er voor zichzelf, niet meer voor de mens. Het “voor de mensen” verklaart waarschijnlijk ook waarom klantgerichtheid de oosterlingen beter ligt dan bijvoorbeeld gesofisticeerde plansystemen.

EENZIJDIG.

Su Dongshui confronteert dit humanistisch denken met de westerse benadering waar rationaliteit, maximalisatie, standaardisatie en kwantificering centraal staan.

Wat leren we uit een dergelijke analyse ?

Opvallend zijn vooreerst de vanzelfsprekendheid en de diepere ambitie van het Chinese denken. Onderzoek naar het economisch succes van naties heeft aangetoond dat er een sterk verband bestaat tussen de ambitie van een volk en het economisch succes van enkele tientallen jaren later. Als dat waar is, mag men verwachten dat de 21ste eeuw wel degelijk de eeuw van China wordt. De vanzelfsprekendheid waarmee de Chinezen hun superioriteit beklemtonen, contrasteert sterk met de underdog-stijl van de Japanners die zich in toespraken voortdurend verontschuldigen, die steeds allerlei reserves inbouwen en voor wie nederigheid (in woorden) de opperste deugd schijnt te zijn.

Ten tweede worden de Chinezen niet gehinderd door genuanceerd denken over het Westen. Evenmin als wij de subtiliteit blijken te vatten van taoïsme en confucianisme, lijken zij enig begrip op te brengen voor westers multidimensioneel denken. Terecht vinden wij het bijzonder vreemd onze hele (management-)cultuur te horen herleiden tot rationele planning en bandwerktechnologie alsof het humanistisch denken, het gevoel voor interculturele verschillen en de joods-christelijke traditie niet zouden bestaan. Dit moet ons ook aanmanen tot grote voorzichtigheid bij het beoordelen van andere culturen ; waarschijnlijk zijn wij even eenzijdig in ons oordeel.

STRATEGIE.

Ten derde omvat het oosterse management-denken een aantal principes die het wel degelijk beter geschikt maken om moderne management-principes te formuleren. We nemen als voorbeeld het principe van Sun Tzu : de superieure strategie is “winnen zonder vechten”.

Het klassiek strategisch bedrijfsdenken was vooral geïnspireerd op vechten, stand houden, oorlog voeren, veroveren. De moderne strategie steunt op het inzicht dat “winnen zonder vechten” heel wat voordelen biedt : men ontsnapt bijvoorbeeld aan de vergelding door de tegenstander en aan de neerwaartse prijzenspiraal. En wat is een unieke positionering vanuit kernbekwaamheden anders dan precies daar te gaan staan waar je nauwelijks nog concurrenten hebt, en waar je dus niet moet vechten ?

Of, zoals professor Hao Ha opmerkte : “Heb je geen competitief voordeel, vecht dan niet. Heb je een competitief voordeel, dan hoef je niet te vechten.”

Veronderstel even dat het strategisch leren denken in termen van kernbekwaamheden een echte “blijver” is dan mag het toch wel verbazing wekken dat het tot de jaren ’90 heeft geduurd vooraleer het echt doorbrak. Om dat te verklaren, zou professor Su Dongshui wel eens gelijk kunnen hebben : ons westers lineair planningdenken heeft het waarschijnlijk moeilijk gemaakt om deze benadering snel te laten doordringen.

De ironie wil natuurlijk dat juist het communisme dit eenzijdige planningdenken zo gretig heeft overgenomen, en dat de Chinezen in hun huidige ontwikkeling vooral geremd worden door de bureaucratische erfenis van een systeem dat de lineaire planning tot een soort staatsgodsdienst had verheven met de bekende gevolgen.

MARC BUELENS

Prof. dr. Marc Buelens is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick School voor Management.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content