‘De demografische boom is een demografische bom’

In zijn boek Het Syndroom van Verkavelingsvlaanderen legt Filip Canfyn het stedelijk beleid onder de scanner. Hij ziet vooral veel schijnbeleid. “We maken in het suburbane gebied witte enclaves en de miserie is voor de stad.” Projectontwikkelaar Luc Van Maercke is optimistischer.

Het boek van Filip Canfyn is een radicaal pleidooi voor meer stad. Omdat de stad het antwoord is op veel problemen. Maar de auteur is ook bezorgd. Want onze steden doen het niet goed. “Ik moet soms opletten om niet als een grumpy old man te klinken”, weet hij. Volgens Canfyn is de algemene sfeer in Vlaanderen antistedelijk. “En de politiek ondersteunt dat”, vindt hij. “Misschien niet hardop, maar wel in zijn beleid. We zijn niet met de steden bezig. Vlaanderen hanteert ook een onduidelijke definitie van de stad. Brasschaat of Kapellen zijn volgens mij geen steden, maar we doen alsof dat wel zo is.” Voor Canfyn zijn dat typische voorbeelden van suburbaan gebied, het gebied tussen de stad en het platteland.

Filip Canfyn is deskundige bij de Vlaamse Woonraad. Tot 2013 was hij directeur stadsplanning en -ontwikkeling bij de stad Kortrijk. Daarvoor leidde hij de afdeling projectontwikkeling van Vooruitzicht. Daar was Luc Van Maercke zijn baas. Onder diens leiding specialiseerde Vooruitzicht zich in de ontwikkeling van grootschalige stedelijke projecten. Ook Luc Van Maercke is een pleitbezorger van de stad. Hij deelt soms de harde analyse van zijn vroegere medewerker, maar focust liever op het positieve. “De foto is misschien niet mooi, maar de evolutie is gunstig”, zegt hij meermaals. Bijvoorbeeld over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. “Vlaanderen heeft daarmee een duidelijke keuze gemaakt voor meer stedelijkheid. Het bepaalt helder dat een ruime meerderheid van de bevolking zich in de steden moet vestigen. Maar, zoals Filip ook zegt, waar begint en waar eindigt de stad?”

De stadsvlucht is gestopt. En steden als Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen zijn veel aantrekkelijker geworden. Zo slecht gaat het dan toch niet met onze steden?

FILIP CANFYN. “Ik heb zes jaar voor de stad Kortrijk gewerkt. Het officiële bevolkingsaantal is in die periode gelijk gebleven. Maar ik heb daar jaarlijks wel 4 procent van de bevolking zien verdwijnen: met name de ‘witte’ bevolking, gezinnen met twee inkomens. In Antwerpen is de stadsvlucht al lang gestopt, maar je mag niet vergeten dat die stad tot in de jaren negentig bijna 100.000 inwoners heeft verloren aan het suburbane gebied.”

LUC VAN MAERCKE. “Ik vind dat Filip wel heel negatief is. Vooruitzicht is een stedelijke ontwikkelaar en we zien toch dat de stad veel troeven heeft. Met onze projecten slagen we erin mensen in de stad te houden of aan te trekken. Mensen van allerlei slag. Het is niet juist dat de stad alleen de onderlaag en de hoogste inkomens aantrekt.”

CANFYN. “Natuurlijk heeft de stad troeven, maar het beleid speelt ze niet uit. Integendeel, het ondersteunt de suburbane ontwikkeling. Wij doen alsof die suburbane ontwikkeling een natuurlijke evolutie is, maar dat is niet zo. Vlaanderen investeert jaarlijks amper 200 miljoen euro in sociale woningen. Daar staat tegenover dat de uitgaven voor de woonbonus zullen oplopen tot 1,6 miljard euro. De terugbetaling van het woon-werkverkeer is een uitgavenpost van 4,5 miljard. Dat zijn de bedragen waarmee we het suburbane wonen subsidiëren.”

Ziet u positieve aanzetten in het Vlaamse regeerakkoord? De woonbonus wordt bijgestuurd.

CANFYN. “Dat is geen beleidsverandering, het is een budgetverandering. Omdat er te weinig middelen overkomen vanuit het federale niveau, moest Vlaanderen wel aan de woonbonus sleutelen. Een visie zit daar niet achter. De woonbonus is een contraproductief instrument, want het systeem drijft de woningprijzen op.”

De vastgoedsector blijft een fanatieke pleitbezorger van een uitgebreide woonbonus.

VAN MAERCKE. “Ik ben een voorstander van een geleidelijke afbouw van de woonbonus. Geleidelijk, omdat we moeten opletten voor een Nederlands scenario. De Nederlanders hebben hun veel te voordelige woonfiscaliteit grondig hervormd met als resultaat dat de woningmarkt in elkaar is gestort. De Vlaamse regering heeft de bocht nu genomen, dat is positief.

“De politieke keuze om in te zetten op eigendomsverwerving valt te verdedigen, maar ze heeft perverse effecten. Ze drijft niet alleen de woningprijzen op, ze heeft ook geleid tot een scheeftrekking van onze woningmarkt. We zitten nu met een heel hoge eigenaarsgraad van 75 procent. Op een gezonde woningmarkt houden huurders- en eigenaarsmarkt elkaar meer in evenwicht.

“De realiteit in steden als Brussel en Antwerpen is anders. Daar heb je wel ongeveer de helft huurders. Een klein deel van hen kan terecht op de sociale huurmarkt. Maar de meesten zijn aangewezen op een private huurmarkt, die weinig kwaliteit biedt. Het wordt hoog tijd dat er een fatsoenlijk en betaalbaar huuraanbod komt.”

Filip Canfyn schrijft dat het onzinnig is de stad te verdichten met nieuwe appartementen. Is het appartement niet bij uitstek de stedelijke woonvorm?

CANFYN. “Ik heb niets tegen appartementen. Maar ik heb wel een voorkeur voor eengezinswoningen. Ik stel vast dat onze historische steden opgebouwd zijn volgens een bepaalde logica: bouwblokken van vier straten, met daarbinnen gebieden waar je vroeger soms industriele activiteiten had. Die blokken halen dichtheden die niet moeten onderdoen voor de meeste appartementsontwikkelingen. Dichtheid is dus een vals argument. En compactheid ook. Als je in zo’n klassiek bouwblok in de stad, drie woningen weghaalt om ze te vervangen door een appartementsblokje met vier niveaus, dan komt dat de densiteit niet ten goede en ook het compact bouwen wint er niet bij. Maar je maakt er wel je sociaal weefsel mee kapot.”

Is het dan een fabeltje dat je met appartementen hogere dichtheden kunt halen?

VAN MAERCKE. “Het is geen fabeltje. Maar ik volg Filip wel in zijn voorbeeld van het vervangen van eengezinswoningen door kleine blokjes. Het is wel een fabeltje dat je in de stad alleen nog maar appartementen zou kunnen bouwen, dat er geen plaats meer zou zijn voor eengezinswoningen.

“Een ander punt is de vraagzijde. In de steden zijn eenouder- en eenpersoonsgezinnen oververtegenwoordigd. Daarnaast is er ook nog een publiek van jonge starters: afgestudeerden die in de stad blijven hangen. Die groepen zijn in de eerste plaats op zoek naar een appartement. Het klassieke gezin dat in de stad een woning zoekt, vormt helaas een minderheid. Met het juiste aanbod kan je die gezinnen in de stad houden. Ik denk dat we daarin slagen. Maar het appartement sluit als woonvorm het dichtst aan bij de stedelijke populatie van vandaag.”

CANFYN. “We moeten opletten met het louter redeneren vanuit vraag en aanbod. Speelt het aanbod in op een bepaalde vraag of trek je met het huidige aanbod een bepaald publiek aan?”

VAN MAERCKE. “Wij stellen toch wel vast dat het niet vanzelfsprekend is in een stedelijke omgeving projectwoningen aan de man te brengen. Voor één woning verkopen we drie appartementen.”

Nog even terug naar de gelijke spelregels. Moeten we, zoals Philippe Muyters ooit heeft gesuggereerd, mensen confronteren met de reële kostprijs van hun woonkeuze, en dus de kostprijs van rioleringen, energieaansluiting, openbaar vervoer enzovoort doorrekenen?

VAN MAERCKE. “Ik ben het eens met Flip dat je een bepaald gedrag niet moet stimuleren. Maar je mag mensen niet dwingen bepaalde keuzes te maken. Dat zal ook niet nodig zijn, denk ik. Als we alle subsidiemechanismen — gaande van bedrijfswagens tot infrastructuuraanleg — afschaffen, kiezen de mensen massaal voor de stad. Daarvan ben ik overtuigd.”

CANFYN. “Al die incentives afschaffen zou al een groot verschil maken. Ons huidige woongedrag is ook een zelfmoordmodel. We zijn de eerste generatie die wordt geconfronteerd met de eindigheid van ruimte, energie en mobiliteit. In heel de Oosterweeldiscussie verbaast het me altijd dat we denken dat die files ontstaan door de massale aanwezigheid van Moldavische vrachtwagenchauffeurs op onze wegen. Nee, het is door het suburbaan verkeer dat je op de Antwerpse ring stilstaat. We leggen nooit de relatie tussen de congestie en de hoofdoorzaak van die congestie: ons woongedrag.”

Is de verwachte demografische boom een vloek of een zegen voor onze steden?

CANFYN. “Daar doet men altijd zo euforisch over, maar we hebben nog geen antwoord op de uitdagingen die dat met zich brengt. We zijn daar ook niet mee bezig. Het probleem wordt vooral de onderkant van de middenklasse: mensen met één, anderhalf of zelfs twee gemiddelde inkomens. Die komen nu al niet meer aan de bak op de koopmarkt. Met als gevolg dat ze in de huursector de echte sukkelaars nog verder naar beneden duwen. Die demografische groei zal dat probleem alleen maar verergeren. Ik vrees dat de demografische boom wel eens een demografische bom kan worden.”

VAN MAERCKE. “De bevolkingssamenstelling van onze grote steden is onevenwichtig. Er is een overaanbod van mensen die niet werken. Die moeten absoluut geactiveerd worden. Het gaat niet over rijk of arm. Er moet in de stad plaats zijn voor elke sociale categorie. Maar we zien dat de steden vandaag magneten van sociale ellende zijn. En dat kunnen ze alleen niet bekostigen. Daarom dat ik de vraag aan de periferie om daar mee in bij te dragen niet zo onlogisch vind. Want zoals Filip terecht opmerkt, profiteren die bewoners van de rand wel van de stad: ze komen er winkelen, koffiedrinken, een terrasje doen, lekker eten…”

Brussel heeft veel potentieel. Toch associëren we de stad vooral met grootstedelijke problemen. Waarom is Brussel niet meer als Amsterdam, Kopenhagen of Oslo?

VAN MAERCKE. “Volgens mij is Brussel fout gegroeid. Ik heb Brussel nog gekend als klein manneke. Dat was een stad met heel veel kwaliteit, maar men heeft veel van de kwaliteit afgebroken. Brussel is geëvolueerd van een stad waar mensen woonden, leefden, winkelden, zich ontspanden en ook werkten naar een stad waar de focus zeer eenzijdig op die laatste functie ligt. Brussel is monofunctioneel. Het is het slachtoffer van de administraties: van de Belgische, van de gewesten, van de Europese instellingen.”

CANFYN. “Ik zie dat toch anders. Brussel denkt monofunctioneel, maar het is niet monofunctioneel ingericht. In grote delen Etterbeek, Vorst, Ukkel enzovoort vind je nauwelijks kantoren. Dat zijn woongebieden; maar ze hebben nooit aandacht gekregen. Brussel heeft enorm gefocust op die kantoorwijken. Men is dezelfde fout aan het maken aan Tour & Taxis: dat is de Noordwijk die zich uitspreidt. Waarom wordt er geen rekeningrijden ingevoerd in Brussel? Omdat het haaks staat op die geprojecteerde functies van Brussel: winkelen en werken.”

Wat is de oplossing voor Brussel?

CANFYN. “Vergis je niet: Brussel is niet zo anders dan Antwerpen of Gent. Het is alleen groter. In die steden gaat het zich afspelen, niet in Kortrijk of Hasselt, laat staan in de kleinere steden. Als we een oplossing willen, zullen we moeten beginnen met het probleem te erkennen. Maar we verzwijgen het liever, want als je het probleem benoemt, moet je ook wel op zoek naar een oplossing.”

VAN MAERCKE. “Ik zie toch ook wel goede ontwikkelingen in Brussel. Ik spreek niet over de kwaliteit van Up-Site, maar je kan niet ontkennen dat dat project voor een nieuwe dynamiek heeft gezorgd in de Kanaalzone. Elke keer als ik daar kom, is het daar veranderd, levendiger.

“Ik heb twee neven in Brussel wonen en die willen daar direct iets kopen. Ze komen van Leuven en hebben dus de omgekeerde beweging gemaakt. Het zijn jonge universitairen, met een goede job en die vinden Brussel de max. Ik ben niet zo pessimistisch over Bussel. Omdat die stad zo veel te bieden heeft.”

Het Syndroom van Verkavelingsvlaanderen, Filp Canfyn, uitgeverij ASP

LAURENZ VERLEDENS, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA

“Het beleid speelt de troeven van de stad niet uit. Integendeel, het ondersteunt de suburbane ontwikkeling” Filip Canfyn

“De foto is misschien niet mooi, maar de evolutie is gunstig” Luc Van Maercke

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content