De beste stad is…
Izegem, ooit het mekka van schoenen en borstels aan het kanaal Roeselare-Leie, is de sterkste zakenstad van België. De meeste bedrijven kunnen er mooie winst- en groeicijfers voorleggen, beschikken over een ijzersterke financiële gezondheid en betalen stipt. Dat blijkt uit een exclusief onderzoek dat Trends liet uitvoeren door Dun & Bradstreet. Kuurne en Bree eindigden respectievelijk op de tweede en derde plaats.
Het Texas van Vlaanderen is geen mythe, maar een bloeiende biotoop. Dat blijkt uit een exclusief onderzoek van Dun & Bradstreet voor Trends. Op basis van de jaarbalansen stelde het internationale handelsinformatiebureau een top-200 op van de economisch gezondste gemeenten en steden in ons land (zie kader: Methodologie). Niet minder dan zeven van de tien toplocaties bevinden zich in de West-Vlaamse regio rond de as Kortrijk/Roeselare/Tielt. Ook Limburg – het nieuwe wingewest (zie Trends, 2 december 1999) – scoort hoog.
“Vooral de grensgemeenten boeken goede resultaten,” zegt Georges Allaert, hoogleraar Ruimtelijke Planning en Regionale Ontwikkeling aan de Universiteit Gent: “Buitenlandse studies wijzen op een gelijkaardige dynamiek in het naburige Nord-Pas de Calais (Frankrijk) en Noord-Brabant (Nederland). Je kunt dus over een echt grenseffect spreken. Hetzelfde geldt voor de streken rond Eupen/Malmedy en Aarlen, die vlakbij respectievelijk Duitsland en Luxemburg liggen. Maar deze tendens komt minder goed tot uiting in de studie, omdat de Waalse locaties vaak niet het minimumquorum van 200 jaarbalansen halen.”
Ook valt op dat de grote agglomeraties – Brussel, Antwerpen, Gent, Namen en Luik – het relatief slecht doen. “Maar dat is logisch,” stelt Allaert. “Steden zijn de motoren van onze economie. Zij fungeren als broedplaats voor nieuwe activiteiten. Dit impliceert dat daar vele bedrijven opstarten. Aangezien de eerste levensjaren van een onderneming vaak het moeilijkst zijn – met een hoge faillissementsgraad – zakt het algemeen peil. Op zich hoeft dat geen problemen op te leveren, op voorwaarde dat ze tijdig het break-evenpunt bereiken. Wat dat betreft, ziet het er niet zo goed uit voor Waals-Brabant. Daar staan veel firma’s aan de rand van het faillissement.”
In die zin sluit het onderzoek van Dun & Bradstreet mooi aan op de conclusies uit het Stativaria 21-rapport van de Vlaamse Gemeenschap uit 1999. Op basis van de investeringen, omzet en toegevoegde waarde berekende de Universiteit Gent toen de economic decision power(EDP) in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat de ondernemingsdynamiek in de buitengebieden sterker groeit dan in de steden. Maar deze vaststelling druist regelrecht in tegen de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen(RSV).
Daarom pleit Allaert voor een koerswijziging: “Vlaanderen is één stedelijk veld. In plaats van een spreidingsbeleid – de creatie van honderden, kleine industrieterreinen op de lege plekken – zou de overheid zich beter concentreren op de vijftien stadsgewesten in ons land en daar megasites ontwikkelen waar de ondernemingen kunnen gedijen en uitbreiden. Zo kan Vlaanderen zijn functie als poort van Europa waarmaken. Bovendien biedt dit scenario ook een oplossing voor de ecologisten, want dan schep je meer ruimte voor groene gebieden.”
In die zin gelooft de voorzitter van de vakgroep Ruimtelijke Planning sterk in de uitbouw van territoriale holdings, zoals Euralille: “Overheid en privé-sector moeten grensoverschrijdende, gemengde structuren oprichten.” Als concreet voorbeeld denkt Allaert aan de creatie van Vlistergent: een gemeenschappelijke infrastructuur voor de havens van Vlissingen, Terneuzen en Gent. “De bouw van de Westerscheldetunnel in Zeeland biedt enorme mogelijkheden voor de Vlaamse bedrijven. Als we daar niet op inspelen, missen we de boot.”
Ook Wim Vanhaverbeke, docent Organisatie en Management aan de Universiteit van Maastricht, pleit voor de ontwikkeling van industriële corridors tussen de Vlaamse steden. “Het RSV voorziet 10.000 hectare extra bedrijfsgronden tegen 2007. Sommige provinciebesturen krijgen die plaatsen niet ingevuld, omdat de betrokken arrondissementen (bijvoorbeeld Antwerpen) die gebieden als residentieel en/of groen wil bestempelen. In plaats van alles te beperken tot de steden – wat in de praktijk toch niet mogelijk is – zou de overheid beter logistieke assen uitbouwen. Gelukkig plant minister van Economie en Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen (VLD), nu een echt strategisch plan voor ruimtelijke economie.”
De economische gezondheidsindex van de steden (zie grafiek) betekent natuurlijk niet dat nieuwe bedrijven zich op deze locaties gaan vestigen. “Hier spelen andere factoren een rol,” zegt Jan Scheers, partner van Plant Location International, een dochter van PricewaterhouseCoopers. “Onze ervaring leert dat bedrijven in hun zoektocht naar de meest aantrekkelijke vestigingsplaats vooral naar de loonkosten, de fiscale incentives en de opvang van de respectieve overheden kijken.”
Dankzij onze centrale ligging steeg het aantal buitenlandse investeringen in Vlaanderen tot een recordbedrag van 101 miljard frank in 1999 of 28 miljard frank meer dan het jaar voordien. De 179 projecten leverden (in)direct zo’n 45.000 arbeidsplaatsen op. Scheers: “Dit is beduidend beter dan bijvoorbeeld Wallonië of Duitsland, maar behoorlijk minder dan Nederland en Ierland. Dat komt omdat wij ons product veel minder goed verkopen. Zo beschikken de Britse eilandbewoners en onze noorderburen over respectievelijk 300 en 80 promotieambtenaren, terwijl onze Dienst Investeringen in Vlaanderen(DIV) het met 25 personen moet rooien. In die zin schieten ook de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen ( GOM’s) tekort. Gelukkig tracht een aantal besturen – zoals Genk met zijn Ford Supplier Park, en het Antwerps Havenbedrijf – daar wat aan te doen.”
Gino De Reuwe van Business Mobility International onderscheidt zes elementen die de aantrekkelijkheid van een vestigingsplaats bepalen:
1.Industrieterreinen. Bedrijven hebben steeds meer nood aan kant-en-klare gebouwen.
2.Arbeidskrachten. Met de dalende werkloosheidscijfers wordt het steeds moeilijker om geschikt personeel te vinden, zeker voor de ICT-sectoren (informatie- en communicatietechnologie).
3.Arbeidsmotivatie. Als gevolg van de globalisering evolueren we steeds meer naar een 24-ureneconomie, zeven dagen per week, waar mensen bereid moeten zijn zich voor 200% in te zetten om de concurrentie voor te blijven.
4.Ligging. Een goede, geografische ligging blijft een niet te versmaden troef. Maar in het eengemaakte Europa is er een trendbreuk naar kleinere, regionale steden.
5.Ontsluiting. Grootsteden verliezen aantrekkingskracht door het toenemende fileprobleem, ten nadele van de regionale steden.
6.Clusters. Bestaande valleien trekken nieuwe bedrijven aan.
Op basis van voorgaande criteria stelt Business Mobility International vier succesvolle Vlaamse centra vast:
Tongeren. Op enkele jaren tijd hebben zich hier tal van Europese distributiecentra gevestigd, zoals Bose (luidsprekers), Staples (kantoorartikelen), Avnet (elektronische componenten), Binpac (verpakkingen), Black & Decker (gereedschap) en onlangs nog Shamrock Technologies (ICT). Naast de centrale ligging beschikt deze Limburgse fruitstad over industrieterreinen, expansiesteun (tot eind vorig jaar konden de bedrijven zonder problemen tot 21% subsidies krijgen) én een dynamische schepen van Ruimtelijke Ontwikkeling.
Genk. Door het aanzuigeffect van het Ford Supplier Park stromen de toeleveranciers – zoals Lear (zetels) en Magna (auto-onderdelen) – naar deze voormalige mijnstad toe.
Havens. Zowel Antwerpen als Zeebrugge trekken tal van nieuwe bedrijven aan vanwege hun transportmogelijkheden.
Ieper. Door het succes van Flanders Language Valley(FLV) besloot Novotel onlangs een hotel in de kattenstad te bouwen.
Ondanks het streven naar fiscale harmonisering wint het nationale belastingbeleid aan belang, aldus De Reuwe. “Nu de Europese Unie omwille van concurrentievervalsing bijna alle subsidies verbiedt, wordt fiscaliteit hét strijdveld van de lidstaten in de komende jaren. Exuberante regimes – zoals de coördinatiecentra – verdwijnen, maar redelijke incentives zullen veld winnen. In die zin scoort de Belgische infocap-ruling – sinds kort mogen bedrijven hun knowhow afschrijven – goed.”
Ten slotte ziet Business Mobility International een belangrijke rol weggelegd voor de stadsbesturen om een bedrijfsvriendelijk klimaat te scheppen. De Reuwe: “De persoonlijke, klantgerichte aanpak van de administratie werpt vruchten af.”
Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Wim Vanhaverbeke in opdracht van de Kamers voor Handel en Nijverheid (KvHN). Op initiatief van Kortrijk/Roeselare/Tielt startten zij vier jaar geleden met een pilootproject voor de bedrijfsvriendelijke gemeente. Gedelegeerd bestuurder Jo Libeer (KvHN Kortrijk): “In plaats van met getrokken messen naar elkaar te staan, kunnen bedrijven en besturen beter de handen in elkaar slaan en samen hun concurrentiepositie verbeteren. Uit onze enquête in 1996 bleek immers dat beide partijen gemeenschappelijke belangen hebben, zeker wat milieu en ruimtelijke ordening betreft. Het probleem was echter dat er geen overlegstructuur bestond. Sommige burgemeesters kenden de ondernemingen in hun gemeente zelfs niet en omgekeerd. Daarom hebben wij een manifest met wederzijdse afspraken opgesteld.”
Sindsdien verbetert de samenwerking zienderogen. Libeer: “Voortaan beschikt elk deelnemend bestuur over een politiek en een administratief aanspreekpunt voor bedrijven. Die hebben zich op hun beurt in (in)formele netwerken georganiseerd en wisselen geregeld van gedachten met de betrokken bestuurders en openbare diensten (zoals commissaris, brandweercommandant, milieucel). Zo wordt de kloof gedicht en kunnen wij onze werkelijke rol van belangengroep waarmaken in plaats van altijd maar als tussenspersoon voor individuele bedrijven op te treden.”
Na West-Vlaanderen volgden Antwerpen, Limburg, Halle/Vilvoorde en sinds vorige week Mechelen. Bedoeling is om tegen juni 2000 met een gemeenschappelijk platform naar buiten te treden en de meest bedrijfsvriendelijke gemeente per arrondissement te kiezen. Luc Luwel, directeur-generaal van de KvHN Antwerpen: “In eerste instantie peilden we per gemeente naar de pijnpunten en de wederzijdse perceptie. Uit deze rondvraag bleek dat niet minder dan 41% van de ondernemingen het klimaat in hun gemeente niet bedrijfsvriendelijk vindt. Eén op vier wil zelfs verhuizen.”
De vier grote knelpunten zijn: ruimtelijke ordening, mobiliteit (bewegwijzering en bereikbaarheid), veiligheid en communicatie. Luwel: “Als de bedrijven veel problemen ondervinden, staan ze vaak kritischer tegenover het gemeentebeleid, ook al kan het bestuur daar niets aan doen wegens gebrek aan bevoegdheden. Daarnaast verbetert de evaluatie van de firma’s aanzienlijk naarmate het lokale infobeleid toeneemt. Slechts door middel van dialoog los je de zaken op. Daarom is transparantie zo belangrijk.”
Wie de volledige Top-200 van Belgische zakensteden wil inzien, kan terecht op de Trends-website (www.trends.be).
eric pompen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier