DE BELGISCHE BEDEN

Het was een mooie zomer voor de Vlaamse autonomie. Minister-president Van den Brande deed een gedurfd maar filosofisch nogal moeilijk voorstel voor federalisering in twee snelheden. Guy Verhofstadt omhelsde in zijn come-back-speech de Vlaamse collectieve emancipatie als ontsnappingsroute uit het Belgisch corporatistisch socialisme. En de confederaal getinte nota van de Vlaamse socialisten deed, onverwacht als ze was, nog het meest deugd. Norbert De Batselier, ongetwijfeld Vlaanderens’ sterkste socialistische strateeg, zag immers zijn SP geleidelijk weggedrukt worden in de rol van de unitaire reactionaire boeman. De aanvaarding van zijn nota door het SP-bureau betekent de abortus van de door sommigen verhoopte unitaristische ACV-SP-Agalev-axis. Het unionistisch federalisme is definitief op de aftocht.

In de komende discussies omtrent het nieuwe federale of confederale koninkrijk zal het zwaartepunt onafwendbaar liggen bij de vraag wie de fiscale macht zal uitoefenen. In onze fiscofage socialistische welvaartstaten ligt hier immers het politieke manna. De diverse hervormingsnota’s der belangrijkste politieke partijen bepleiten hier unisono een of andere vorm van fiscale autonomie : voor federale uitgaven betalen we belastingen aan de Belgische fiscus, voor deelstatelijke uitgaven aan de Vlaamse, Waalse, eventueel ook Brusselse fiscus. Dit lijkt de logica zelf te zijn. De institutionele esthetiek kan ons echter verblinden en ons het welzijn van de burger-belastingbetalers doen vergeten.

HET GEVAAR VAN TWEE JAGERS.

Daarom wil ik bij de fiscale autonomie een belangrijke caveat plaatsen. In om het even welk systeem van fiscale autonomie wordt de belastingbetaler de prooi van minstens twee soeverein opererende belastingheffers. De deelstaten zullen terecht op hun strepen staan en noch fiscale voogdij noch verstrengeling met federale belastingen aanvaarden. Het totstandbrengen van twee onafhankelijke jagers in hetzelfde fiscale wildreservaat doet echter een economisch probleem rijzen, dat gepaard gaat met elke “first come, first served”-regel. Een jager geplaatst in deze situatie, is immers niet geneigd zijn prooi te grijpen op het economisch meest optimale moment. Hij zal zijn beslissing laten afhangen van de mogelijkheid dat de andere jager hem voor kan zijn. Deze laatste denkt uiteraard hetzelfde over de andere jager. Het resultaat van deze spelsituatie is dat er te veel en te vroeg wordt gejaagd.

Stel bijvoorbeeld dat de Vlaamse economie in een bepaald jaar een schuchtere herleving kent, die als voorbode mag worden gezien van een komende forse groei. Fiscaal gezien zou het wellicht optimaal zijn deze herleving niet met verhoogde belastingen te hypothekeren, hetgeen kan resulteren in een fiscaal terugverdieneffect op langere termijn. Indien er echter twee fiscale jagers op het wild zitten te loeren, zullen beiden geneigd zijn de tere economische bloem in zijn knop fiscaal te breken, ten einde de andere voor te zijn.

Kortom, de fiscale autonomie zomaar invoeren houdt het risico in dat onze sociale welvaart een dubbel fiscaal nekschot krijgt en onze levensstandaard afglijdt.

EEN CONFEDERALE OPLOSSING.

Dit levensgrote risico moet ons ertoe aanzetten een ander alternatief voor het huidige consumptiefederalisme te overwegen, nl. de doortastende confederale oplossing der fiscale beden. Anders dan in een federaal staatsbestel, zijn de lidstaten van een confederatie politiek volkomen soeverein. Via het verdrag van de confederatie dragen zij echter een aantal bevoegdheden over aan de confederale organen en zorgen zij via dotaties aan deze organen voor de financiering ervan. In een echt confederaal bestel hebben de centrale organen geen fiscale bevoegdheid. Net zoals de huidige Europese instanties ontvangen zij hun financiering van de primaire fiscale instituties, nl. de lidstaten. Net zoals de middeleeuwse vorsten van vóór het absolutisme, zouden de Belgische confederale autoriteiten op geregelde tijdstippen, bijvoorbeeld om de vier jaar, hun financiering moeten onderhandelen met de Vlaamse, Waalse en eventueel Brusselse lidstaten.

Op het eerste zicht lijkt een dergelijke fiscale constitutie instabiel. De regering van elke lidstaat zou immers geneigd zijn de financiering van de confederatie te minimaliseren, daar elke regering het belastinggeld liever zelf uitgeeft. Dit zou op termijn kunnen leiden tot het uiteenvallen van de confederatie.

Dit is echter onwaarschijnlijk wanneer de overgedragen bevoegdheden voldoen aan één van de volgende voorwaarden. Primo, moeten zij schaalvoordelen inhouden. Een grote ambassade, die zowel Vlaamse als Waalse burgers in het buitenland bedient, kost wellicht minder dan twee kleinere ambassades. Secundo, mogen de confederale bevoegdheden niet van herverdelende aard zijn, anders ontstaat er opnieuw dodelijke discussie omtrent financiële stromen. Justitie bijvoorbeeld is niet van redistributieve aard, en houdt bovendien wellicht ook schaalvoordelen in. Tertio, de bevoegdheden hebben een publiek goed-effect ; d.w.z. wanneer de ene lidstaat een dienst produceert, vloeien er onbedoeld voordelen toe aan de andere lidstaat. Vlaanderen kan zichzelf niet tegen een buitenlandse dreiging verdedigen, zonder meteen ook Wallonië voor een stuk te verdedigen. Omdat anders bij beiden de neiging zou ontstaan van “free rider” te spelen, is het voordelig dergelijke bevoegdheden confederaal te houden.

In deze drie gevallen houdt de overdracht naar confederale autoriteiten hetzij lagere belastingen in voor de burgers, hetzij een beter gegarandeerde dienstverlening. De regeringen in de lidstaten hebben er dus belang bij deze bevoegdheden niet zelf uit te oefenen. Dit is geen utopie. Het niet uiteenvallen van de Europese Unie, met een gelijkaardige fiscale constitutie bewijst mijn stelling. “De macht om belastingen te heffen, houdt tevens de macht in om te vernietigen,” aldus de beroemde Supreme Court-rechter John Marschall (McCullock vs Maryland, 1819). Met de fiscale autonomie wordt het vernietigingsrisico verdubbeld. Bede daarom het systeem “de Belgische beden” een kans te geven.

BOUDEWIJN BOUCKAERT

Prof. dr. Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content