De arme euro

Toen de financiële crisis in augustus 2007 losbarstte, was 1 euro 1,38 dollar waard. Op 15 juli bereikte de euro een topwaarde tegenover de dollar. Voor 1 euro kreeg je 1,60 dollar. Geen wonder dat het shoppingtoerisme richting de Verenigde Staten deze zomer hoge toppen scheerde. Geheel terzijde: een grote meerderheid van de wisselkoerstoeristen wil per se naar New York, veruit de duurste stad van de VS.

Sindsdien gaat het behoorlijk bergaf met de euro. De euro is net onder de grens van 1,40 dollar voor 1 euro gedoken. Met deze wisselkoersevolutie kunnen we niet ten volle genieten van de daling van de olieprijs, die in dollar wordt uitgedrukt. We bleven trouwens ook gespaard van de scherpste kantjes van de forse stijging van de olieprijs als gevolg van de stijging van de eurowisselkoers. Nu juichen vooral onze ondernemingen die sterk op de export zijn gericht. De erg slappe euroconjunctuur kan een zetje van een zwakkere euro best gebruiken.

Tegelijk geeft deze daling aan dat het structureel niet goed zit met de euro. Als je de ontwikkelingen van de Amerikaanse economie volgt, kan je bezwaarlijk beweren dat de dollar sterk aan aantrekkingskracht heeft gewonnen. Er is weliswaar de bijna spectaculair stevige groei in het tweede kwartaal (3,3 % op jaarbasis), maar die prestatie stoelt voor een belangrijk deel op de cheques van het kabinet van Bush als belastingkorting aan de Amerikaanse gezinnen en op de bijna onwaarschijnlijk sterke exportprestaties. Bovendien kwam de financiële crisis de voorbije dagen in een nieuwe fase met de nationalisatie van de hypotheekgiganten Fannie Mae en Freddie Mac, de overname van Merril Lynch en het drama van Lehman Brothers. Het verlies op het gecombineerde balanstotaal van Fannie en Freddie van 5400 miljard dollar zal op een one-for-onebasis de Amerikaanse staatsschuld verhogen. Zelfs zonder buitengewoon pessimisme zie je de Amerikaanse staatsschuld van de huidige 60 % van het bbp met een klap opveren naar 65 %. Bovendien wijst alles erop dat minstens de twee komende kwartalen de Amerikaanse groei een forse neerwaartse duik neemt. Kortom, vanuit de Amerikaanse economische huishouding borrelen weinig elementen op die een versteviging van de dollar wettigen.

De nieuwe daling van de euro heeft vooral met de Europese situatie op zich te maken. De euro zal geen volwaardige tegenhanger van de dollar zijn zolang de Europese entiteit een lege doos blijft. De Europarlementariërs voelen zich wellicht geschoffeerd als we hen een dure schouwgarnituur noemen. Als het er echt op aankomt in de politieke besluitvorming is hun rol helaas wel gereduceerd tot die plaats en vorm. De institutionele leegte in Europa manifesteert zich niet alleen in economische materie, hetzelfde geldt voor buitenlands beleid, militaire aangelegenheden en veiligheidsbeleid. De crisis in Georgië was hiervan weer een mooie illustratie.

De Europese Centrale Bank (ECB) levert schitterend werk, maar kan de institutionele leegte waarbinnen zij moet ageren niet wegmoffelen. Telkens het wat spannend wordt binnen de Europese huishouding weegt die institutionele leegte op de euro. En zo’n spanningsmoment komt er nu weer volop aan als gevolg van de sterke groeivertraging – om het lelijke woord recessie niet in de mond te nemen. Hoe handig zullen de Europese regeringen nu weer omspringen met de regel dat de begrotingstekorten de 3 % van het bbp niet mogen overschrijden? Even het geheugen opfrissen. Het stabiliteitspact zag in 1997 het leven, maar verloor in de eerste jaren van de 21ste eeuw alle geloofwaardigheid. De drie grote economieën van euroland – Duitsland, Frankrijk en Italië – veegden te midden een forse groeivertraging ostentatief hun voeten aan de 3 %-deficitregel. Van de voorziene sancties kwam omwille van het (over)gewicht van deze drie landen niks in huis. Met lachwekkende wijzigingen aan de regels in 2005 probeerde men de schijn van discipline en onderlinge samenwerking hoog te houden, maar eigenlijk verlaagden de eurobewindvoerders zich toen tot een farce.

L ‘ histoire se répète, maar niet op een identieke manier. Ook nu zullen de begrotingstekorten oplopen. Maar onder de grote drie van euroland staat Duitsland nu veel sterker dan de twee zuiderse grote jongens. Volgens de prognoses van het IMF zal het land 2008 afsluiten met een deficit van 0,7 % van het bbp. Sarkozy en Berlusconi knallen nu al tegen de 3 % aan: 2,8 % voor Frankrijk en 2,5 % voor Italië. Het staat al zo goed als vast dat beide landen met een deficit boven de 3 % op tafel komen. Maar hoe wordt gereageerd met Duitsland in een veel riantere positie? Je kunt er nu al gif op innemen dat er eens te meer een wit konijn uit de hoed komt. Of dat er in slaagt de institutionele leegte achter en onder de euro weg te nemen, valt erg te betwijfelen. Eigenlijk kunnen we nu al noteren dat het niet zo zal zijn. De euro blijft als munt een wees. Wie gelooft dat de euro een echt valabel alternatief voor de dollar wordt, moet nog heel veel geduld oefenen. (T)

de auteur IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE VKW.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content