De angst voor het lek

Als de klimaattop in Kopenhagen eindigt, begint het echte werk pas. Zeker voor bedrijven die vallen onder het emissierechtensysteem wordt het nog enkele maanden nagelbijten.

Voor de grote bedrijven betekent de wereldwijde uniforme emissiehandel gratis emissievergunningen, voor het WWF een schijnzekerheid over afgesproken quota, voor financiële speculanten een gedroomd alibi om zwendelwinsten te boeken, voor topbureaucraten en hun consultants macht en status, voor het klimaat een verloren decennium.” Zo spuwde Aviel Verbruggen zijn gal in een vrije tribune over de klimaattop van Kopenhagen in De Standaard. De Antwerpse hoogleraar is lid van het Intergovernmental Panel on Climate Change en liet van het ETS (Emission Trading Scheme) geen spaander heel. Toch zou de emissiehandel een prima instrument kunnen zijn. “Alleen moet het anders worden gestructureerd. Wereldwijd, en per sector, zodat je spreekt over vergelijkbare technologieën en carbonleakage (het verhuizen van productie of zelfs bedrijven naar regio’s waar geen of minder taks op CO2 wordt geheven) wordt uitgesloten.”

Het bestaande systeem werkt inderdaad anders. Nu moeten industriële bedrijven per ton broeikasgas een emissiecertificaat hebben. In een eerste fase, tussen 2005 en 2007, kregen ze dat gratis. In de tweede fase konden de lidstaten tot 10 procent van de rechten veilen, maar daar werd amper gebruik van gemaakt. De bedoeling is dat in de volgende fase, vanaf 2013, geld op tafel wordt gelegd. Het percentage certificaten waarvoor wordt betaald, wordt nadien stelselmatig opgetrokken. Sommige sectoren, zoals die van de energieproducenten, moeten vanaf 2013 rechten hebben om hun volledige uitstoot te kunnen dekken.

Een prijs voor CO2

De grote verdienste van het ETS-systeem is dat het een prijs kleefde op CO2. Daardoor ontstond er een vorm van marktwerking. Maar het systeem is nog verre van perfect. Bij technologiefederatie Agoria valt te horen dat “sommige industriëlen vinden dat de handel in emissierechten niet echt uitblinkt in transparantie. Er is meer speculatie dan echte handelstransacties”. “Ach,” reageert Grégory Chauviaux, carbontrader bij Dexia, “op geen enkel handelsplatform kun je de actoren verbieden om het marktspel mee te spelen.”

Ook de crisis speelt de CO2-markt wel degelijk parten. In de zomer van 2008 betaalden bedrijven nog zowat 30 euro per ton CO2 die ze uitstootten; nu schommelt de prijs rond de 14 euro. Vele bedrijven hebben immers hun productie fors teruggeschroefd sinds het vierde kwartaal van 2008. Gevolg: minder CO2, en dus weinig vraag naar extra emissierechten. “Toch blijven de verhandelde volumes op peil”, sust Chauviaux. François Carré, carbon portfoliomanager bij BNP Paribas Fortis: “ETS blijft ook bestaan na 2012 en nu al is zeker dat de uitstootnormen in de derde fase worden verstrengd. Het risico dat de markt in elkaar klapt, is met andere woorden onbestaande.”

Maar het is niet alleen de tradingmarkt zelf die zorgen baart. Vooral de eerste ETS-fase kende enkele kinderziekten. Bedrijven kregen te veel emissierechten toegekend – goed voor 80 miljoen euro nettowinst, berekende de Bond Beter Leefmilieu (BBL) – en konden in sommige gevallen die gratis rechten zelfs doorrekenen aan hun klanten. Al is Sara Van Dyck, beleidsmedewerker energie en klimaat bij de BBL, niet zo negatief over het systeem. “Voor ons is de ideale oplossing een koolstoftaks, maar dat lijkt op Europees niveau moeilijk haalbaar. Wat de emissiehandel sowieso al wél heeft opgeleverd, is een grotere betrokkenheid van de industrie.”

Toch blijft er kritiek. De Europese staatshoofden beloofden in december 2008 om minstens de helft van de inkomsten te gebruiken om de transitie naar een CO2-arme economie te versnellen en te vergemakkelijken. Maar volgens de chemiefederatie essenscia moeten ze dit niet. “Als overheden die inkomsten alleen gebruiken om hun begrotingsputten te vullen, dan heeft het hele systeem weinig nut”, zegt Els Brouwers, adviseur Energie en Klimaat bij essenscia. “Als je te veel cash uit de industrie trekt, dan tast je haar innovatiekracht aan. Die is juist nodig om de milieuvriendelijke isolatiematerialen en lichtgewichtproducten van de toekomst te creëren.”

Elektriciteit als spelbreker

Nog meer bezorgdheid is er over de indirecte impact van ETS: de stijging van de elektriciteitsfactuur. Stroomproducenten moeten vanaf 2013 al hun benodigde emissierechten aankopen op een veiling. Die meerkosten worden wellicht gewoon doorgerekend aan hun klanten. “Is er voor die ondernemingen in een compensatie voorzien”, vraagt hoofdeconoom Frank Vandermarliere van Agoria zich af. “Er is nog steeds grote onduidelijkheid. Wat als er in sommige lidstaten wél een compensatie komt, en in andere niet?” Om maar te zwijgen over het risico dat gedupeerde bedrijven hun biezen pakken en zich vestigen in een gebied zonder ETS.

De vrees voor broeikasgasgerelateerde concurrentienadelen zit er dik in. Daarom krijgen in totaal 165 andere sectoren, die blootgesteld zijn aan carbon leakage een gedeeltelijke vrijstelling. Hoeveel rechten ze precies moeten aankopen, wordt pas eind volgend jaar beslist bij de publicatie van de benchmarks. Sommige schattingen gaan uit van 60 tot 80 procent, om tegen 2020 naar 80 of 90 procent te stijgen. De Europese Commissie heeft het principe van benchmarking aanvaard. Dat betekent dat bedrijven die het gemiddelde halen van de 10 procent best presterende bedrijven, voldoende certificaten krijgen toegewezen om hun uitstoot te dekken, op voorwaarde dat hun productievolumes niet gestegen zijn tegenover de periode 2005-2007.

Maar dat klinkt eenvoudiger dan het is. Hoe meet je die ‘beste prestaties’? Vandermarliere hoopt dat er rekening wordt gehouden met de realiteit op het terrein. “Recyclagebedrijven bijvoorbeeld zijn, door de specifieke aard van hun activiteiten, verplicht om andere brandstoffen te gebruiken dan aardgas. Een benchmark die daar geen rekening mee houdt, zal milieuvriendelijke recyclage ontmoedigen.”

Ook BASF Antwerpen zit met vragen. Maarten Stockmans, verantwoordelijk voor het klimaat- en energiebeleid bij BASF Antwerpen: “Er is nog geen duidelijkheid over hoe het systeem er zal uitzien na 2013. Zeker voor de chemiesector zijn het complexe onderhandelingen, aangezien er liefst 8000 verschillende productieprocessen zijn. Daarvan zijn er nog maar een handvol waarvan we met zekerheid weten of ze vanaf 2013 al dan niet onder het ETS-systeem vallen. Maar ook dan tasten we in het duister over wat we precies moeten nastreven – wat de benchmark is.”

Naar een globaal systeem

Wordt ETS in de toekomst beter? Feit is dat Europa vanaf 2013 zelf de toewijzing van emissierechten voor zijn rekening neemt, in plaats van de lidstaten. “Dat is positief”, vindt Brouwers. “In principe zal dit leiden tot meer harmonisering. Maar in tegenstelling tot andere regio’s, zoals Australië, legt Europa de allocatie dadelijk vast voor de hele periode, op basis van de productiecijfers van 2005-2007. Dat heeft als nadeel dat een continue, langzame groei bemoeilijkt wordt. En omgekeerd, als er een crisis plaatsvindt zoals nu, zijn er plots rechten te veel en bestaat de kans dat het tot een crash van de CO2-prijs komt. Nu is dat niet gebeurd, wellicht omdat de energiesector zich zoveel mogelijk heeft willen indekken voor de komende jaren.”

Hoewel de Europese Commissie duidelijk een voortrekkersrol ambieert, is het niet de enige regio waar over dit soort handelssystemen wordt nagedacht. Ook in Australië, Canada, en sommige Amerikaanse staten wordt erover nagedacht, weliswaar met verschillen in opzet en verdeling. Jos Delbeke, de geestelijke vader van de emissiehandel en adjunct-directeur-generaal Milieu van de Europese Commissie: “Eerst moeten we stevige regionale systemen hebben. Die kun je dan aan elkaar koppelen, om uit te monden in een OESO-systeem of een wereldwijde regeling.” Het kan in elk geval op bijval rekenen van de carbon traders. “Als ook landen zoals de VS erbij betrokken zouden worden, zou dat meer liquiditeit en maturiteit in het systeem brengen”, meent Chauviaux van Dexia.

Staat er straks een wereldwijde emissiehandel op poten? Volgens Aviel Verbruggen is dat een illusie. “Dit is een Europees systeem. De pogingen om het uit te breiden tot een wereldhandel zijn in de eerste plaats een opening om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen, en leveren vooral fraude op (zie kader Fraude en misbruiken). Mijn voorstel is: verplicht elke sector om jaarlijks vooruit te gaan. Wie goed presteert, betaalt een relatief kleine bijdrage, wie dat niet doet, betaalt meer.”

“Wij streven naar een wereldwijd akkoord, of toch een regeling waar 80 procent van de wereldwijde staalproductie bij betrokken is”, zegt Jean Lasar van staalproducent ArcelorMittal. Al geeft hij ook toe dat de initiatieven van de World Steel Association in die richting nog in een embryonale fase verkeren.

Verbruggen: “We zitten met een zeer divers, heterogeen economisch systeem. Dat kun je niet benaderen vanuit een uniforme logica. We betalen veel te lage prijzen voor onze fossiele brandstoffen. Wat je moet doen, is het belastingsysteem hervormen. Kijk naar de verhouding tussen klimaattaksen op uw totaal aantal belastingen. Iedereen zegt dat we Kyoto hebben gehaald door de crisis. Onze emissies dalen doordat het bbp is gedaald. Maar eigenlijk zou het onze energie-intensiteit moeten zijn die daalt.”

Door Celine De Coster en Luc Huysmans/Illustratie Steve y

“De emissiehandel heeft sowieso een grotere betrokkenheid van de industrie opgeleverd”

Sara Van Dyck,

Bond Beter Leefmilieu”Wanneer overheden de inkomsten alleen gebruiken om hun begrotingsputten te vullen, dan heeft het hele systeem weinig nut”

Els Brouwers, essenscia

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content