De angst voor een Chinees paard van Troje
Het succes van Huawei maakt de westerse politici zenuwachtig. Doet de Chinese telecomapparatuur alleen maar wat ze moet doen, of zet ze de deur open voor spionage?
Banbury, een Engels stadje dat zijn naam gaf aan een fruitcake, is een cruciale plaats voor het machtsevenwicht in telecommunicatie. Het Cyber Security Evaluation Centre (CSEC) dat de Chinese telecomreus Huawei er in 2010 neergepoot heeft, moet ervoor zorgen dat de wereld – en vooral de Britse overheid – gelooft dat de producten van de Chinese telecomproducent te vertrouwen zijn. Het centrum werkt nauw samen met GCHQ, het communicatie- en inlichtingenhoofdkwartier van de Britse regering. De personeelsleden van het CSEC, van wie sommigen nog gewerkt hebben voor GCHQ, hebben allemaal een security clearance gekregen. Zij moeten ervoor zorgen dat de netwerkuitrusting en software die de Chinese firma wil verkopen aan Britse telecombedrijven betrouwbaar zijn, alleen maar doen wat de klanten willen en niet misbruikt kunnen worden door cybercriminelen of buitenlandse spionnen – Chinese incluis.
De voorbije jaren zijn Chinese telecomfirma’s zoals Huawei en ZTE wereldspelers geworden. Dat baart niet alleen de gevestigde waarden zorgen, maar ook iedereen die verantwoordelijk is voor de veiligheid van cruciale telecominfrastructuur. Zij vrezen dat de netwerk-apparatuur en -software van de nieuwe giganten door Chinese spionnen gebruikt kunnen worden om gevoelige informatie af te luisteren. Een andere vrees is dat ze ‘ kill switches‘ bevatten waarmee China de telecomsystemen lam kan leggen in het geval van een conflict. “Ik vind het ongelooflijk dat we een Chinese onderneming, die banden heeft met de Chinese regering en het Volksbevrijdingsleger (PLA), toegang bieden tot ons netwerk”, zegt Dmitri Alperovitch van het webbeveiligingsteam CrowdStrike.
Verschillende Chinese firma’s, waaronder ZTE en China Mobile, werden al grondig onder de loep genomen. Maar door zijn omvang en internationale reikwijdte krijgt Huawei de grootste aandacht. In juli overstegen de inkomsten van de onderneming die van Ericsson, geruime tijd ‘s werelds grootste leverancier van telecomuitrusting. Huawei klokte de eerste helft van 2012 af op 16 miljard dollar, de Zweedse firma moest het doen met 15,5 miljard dollar.
De vraag of die nieuwe reus wel te vertrouwen is, verdeelt de wereld. In Afrika is Huawei alomtegenwoordig en bijna overal welkom. In India wordt het als een bedreiging voor de veiligheid en als een oneerlijke concurrent belaagd door de overheid en de media. In Canada en Nieuw-Zeeland heeft het belangrijke contracten binnengehaald voor werk aan grote nieuwe netwerken. De Australische regering verbood de firma dan weer deel te nemen aan de aanbesteding voor een nieuw nationaal breedbandsysteem.
De twijfel is het grootst in de Verenigde Staten. Huawei heeft er aan netwerken gesleuteld voor kleine mobiele operatoren, maar pogingen om Amerikaanse technologiefirma’s op te kopen, stuiten op officiële weerstand. Vorig jaar verzette de Commissie voor Buitenlandse Investeringen in de Verenigde Staten zich op basis van veiligheidsoverwegingen tegen de aankoop door Huawei van activa van 3Leaf, een fabrikant van servers die over de kop gegaan was. Huawei gaf zijn pogingen op.
Maar zelfs in Amerika zijn de meningen verdeeld. Een voormalig lid van de generale staf noemt de vrees voor Huawei niks meer dan China bashing, terwijl een andere zegt: “We zouden gek zijn om Huawei toe te laten op onze netwerken, gewoon gek.”
Met dank aan Mao
De reus die al die angstgevoelens opwekt, is van nederige komaf. Hoewel de firma weinig loslaat over de achtergrond van stichter Ren Zhengfei, is het duidelijk dat hij geen telg uit een elitaire familie is. Hij zat in de jaren zestig aan de universiteit voor burgerlijke bouwkunde en architectuur in Chongqing en diende in het geniekorps van de Volksleger, naar verluidt als IT-onderzoeker. Huawei zegt dat hij opklom tot de rang van adjunct-directeur, maar dat hij geen militaire graad had. Hij verliet het leger in 1983 en verhuisde naar de boomtown Shenzhen, dicht bij Hongkong.
Hij zette Huawei op in 1987 met bescheiden middelen. Het bedrijf verkocht vooral uitrusting voor telefooncentrales die het invoerde uit Hongkong. Vijf moeizame jaren later kwam de eerste doorbraak met het digitale telefoonschakelbord C&C08, dat een grotere capaciteit had dan om het even welk ander op de Chinese markt. Dat bracht Huawei in de perfectie positie om mee te surfen op de Chinese boom van telecominfrastructuur in de jaren negentig.
Ren kreeg echter geen toegang tot de lucratieve markten aan de Chinese kust, die naar bedrijven met betere connecties gingen. Prompt gaf hij een nieuwe invulling aan Mao’s strategie om het platteland te gebruiken “om de steden te omsingelen en uiteindelijk in te nemen”. Hij zette zijn verkopers ertoe aan de concurrentie weg te vagen op markten die onbelangrijk geacht werden. Ook in het buitenland mikt Huawei aanvankelijk bijna uitsluitend op perifere markten. Scherpe prijzen waren daarbij het grootste wapen. Volgens een rapport van de Wharton Business School ging het in Afrika 5 tot 15 procent onder de biedingen van Ericsson en Nokia. Tegen 2006 was de verkoop in Afrika opgelopen tot meer dan 2 miljard dollar.
De klanten van Huawei bedienen tegenwoordig miljarden mensen in meer dan 140 landen (zie grafiek Inkomsten uit telecomapparatuur). In 2011 bedroegen de inkomsten meer dan 32 miljard dollar, een stijging met bijna 12 procent tegenover het jaar daarvoor en tien keer meer dan een decennium geleden. Het is betrokken bij meer dan de helft van de supersnelle 4G-netwerken die in Europa aangekondigd werden. “De apparatuur die de onderneming verkoopt, is van wereldklasse”, zegt Jim Lewis van de Amerikaanse denktank CSIS (Center for Strategic and International Studies).
Huawei heeft meer dan 140.000 personeelsleden en zegt dat 44 procent van hen in onderzoek & ontwikkeling werkt, velen onder hen in de glimmende ondernemingscampus in Shenzhen. De site pronkt met een bruisende ‘Toren van 10.000 ingenieurs’, als zentuinen ontworpen vergaderzalen en een espressobar met eersteklas barista’s. Aan de overkant van de straat staat het gigantische fabriekscomplex waar Foxconn de iPhones en iPads van Apple maakt – en wat apparatuur voor Huawei. Huawei kan perfect zijn eigen uitrusting binnenshuis maken, maar net als de westerse reuzen waarmee het concurreert, besteedt het een groot deel van zijn productie uit aan specialisten. Het be-schouwt zichzelf als het nieuwe gelaat van de Chinese technologie: een vernieuwer, een verkoopmacht en een wereldwijd merk.
Tumult aan de achterdeur
Critici zijn ervan overtuigd dat achter Huaweis opgang meer zit dan strategie, durf en innovatie. Zij denken dat het massaal intellectuele eigendom steelt en dat het bij zijn expansie zwaar gesubsidieerd werd door de Chinese overheid, die erop uit is het te gebruiken als een paard van Troje in buitenlandse netwerken. Huawei verwerpt die aantijgingen.
John Chambers, de baas van de Amerikaanse leverancier van netwerkuitrusting Cisco, beweerde onlangs dat Huawei “zich niet altijd aan de regels houdt” als het gaat over intellectuele eigendom. Velen in de Verenigde Staten zijn ervan overtuigd dat Huawei het design van een van zijn vroege producten gestolen heeft van Cisco, al ontkent de Chinese onderneming dat heftig. Cisco kwam in 2004 tot een schikking in een rechtszaak die het tegen Huawei had aangespannen.
En dan is er de vraag of de Chinese regering Huawei financieel steunde om zijn rivalen te kunnen wegconcurreren. In 2011 gaf Huawei toe dat zijn klanten een beroep konden doen op 30 miljard dollar aan ‘exportfinanciering’, al zou blijkbaar slechts een fractie van dat bedrag effectief gebruikt zijn. Toen aangedrongen werd om meer details te geven, zei de firma dat “de financiële steun die Huawei in 2011 aan klanten gaf 5,86 procent van de totale verkoop onder contract bedroeg”, zonder dat laatste bedrag te specificeren.
Pierre Ferragu van de investeringsbank Sanford C. Bernstein gaat ervan uit dat de rivalen van Huawei soortgelijke incentives aangewend hebben. Maar hij vermoedt dat die praktijk zal uitdoven, omdat klanten die alleen kunnen kopen als ze gesubsidieerd worden weinig vooruitzicht bieden op toekomstige inkomsten: “Je kunt geen follow-upwerk met grotere marges aan hen slijten omdat ze dat niet kunnen betalen.”
De meest verontrustende kritiek is natuurlijk dat Huawei een creatie van de Chinese veiligheidsdiensten is. Die vermoedens worden gevoed door Rens verleden in het PLA en door de stelling dat Chinese privéondernemingen vaak onder één hoedje spelen met de gevestigde macht. Dat de verkopers van Huawei in Iran opscheppen over de mogelijkheden die hun producten bieden om onruststokers te bespioneren, helpt natuurlijk ook niet.
Relaties met omstreden regimes zijn niet ongewoon in de telecomwereld. Het magazine Wired bracht aan het licht dat de verkopers van Cisco soortgelijke verkooppraatjes houden in een poging contracten los te weken bij een repressieve regering – ironisch genoeg was dat de Chinese. Amerikaanse leveranciers van telecomuitrusting houden er een knusse relatie op na met de Amerikaanse veiligheidsdiensten. Het voormalige hoofd van de National Security Agency zit in de raad van bestuur van de leverancier van telecommunicatie-uitrusting Motorola Solutions.
Maar dat alles betekent lang niet dat men zich geen zorgen hoeft te maken over Huawei. De Amerikaanse politici weten maar al te goed hoe nuttig telecombedrijven kunnen zijn als spionage-instrumenten. Amerikaanse functionarissen hebben meer dan eens gevraagd om in apparatuur voor de export ‘achterpoortjes’ te installeren om achteraf stiekem toegang te kunnen krijgen tot de uitrusting.
Het is duidelijk dat ook Huawei daartoe in staat is. De vraag is of het dat ook doet. Op de grote hackersbijeenkomst DefCon in juli werden bewijzen gegeven van veiligheidsproblemen met sommige kleinere routers van Huawei. Maar zulke gebreken komen veel voor. Jaren van intens onderzoek hebben geen enkel sluitend bewijs opgeleverd van bewust bedrog in de producten van Huawei. Het Britse telecombedrijf BT, dat producten aankoopt die in Banbury doorgelicht werden, zegt dat het geen veiligheidsproblemen gevonden heeft.
Dat alles bewijst natuurlijk niks. Gebreken in telecomapparatuur zijn moeilijk op te sporen. “De meeste veiligheidsproblemen zijn te wijten aan subtiele bugs in code die zelfs de oorspronkelijke programmeurs over het hoofd kunnen zien”, zegt Steven Bellovin van Columbia University. “Achterpoortjes vinden in hardware is een helse uitdaging.” De twijfel blijft dus bestaan.
Het charmeloze offensief
Een deel van Huaweis probleem is dat het op één hoop gegooid wordt met zijn rivaal ZTE. De FBI heeft onderzocht of die firma Amerikaanse technologie illegaal verkocht heeft aan Iran en daar vervolgens over gelogen heeft, iets waar Huawei niet van beschuldigd wordt. In sommige gsm’s van ZTE werden achterpoortjes aangetroffen die toegang vanop afstand mogelijk maken.
Maar Huawei heeft de tegenwerking ook aan zichzelf te danken. Erg laat en onder druk van buitenstaanders probeert de onderneming nu te moderniseren en opener te worden. Daarvoor is ze begonnen met iets waarvan zij denkt dat het een charmeoffensief is.
De onderneming heeft het over corporate governance, maar blijft wel ondoordringbaar. De wijze waarop ze de opvolging van de ondernemingsleider regelt, zegt alles. Naar verluidt wou Ren dat zijn zoon het roer zou overnemen, maar in april moest hij een regeling aanvaarden waarbij drie collega’s de job van CEO met hem delen in een beurtrol. De voorzitter van een grote westerse on-derneming schimpt: “Het lijkt op de manier waarop de communistische partij de bazen van staatsondernemingen doet roteren.” Als Huawei het vertrouwen van de Amerikanen wil winnen, voert Claude Barfield van de conservatieve denktank American Enterprise Institute aan, dan moet het zich laten noteren op een Amerikaanse beurs en de internationale richtlijnen over staatshulp en handel onderschrijven.
Ross Anderson, professor veiligheidstechnieken aan de universiteit van Cambridge, wijst erop dat het uitsluiten van apparatuur van Chinese bedrijven een vals gevoel van veiligheid kan creëren. In de apparatuur van alle ondernemingen zitten hoe dan ook Chinese onderdelen. Bryan Wang van de consultant Forrester stelt vast dat Alcatel-Lucent bijna al zijn producten in China vervaardigt en dat Nokia Siemens Networks er zijn mobiele basisstations en schakelaars maakt.
Meer internationale samenwerking kan ontspanning brengen. Een van de redenen waarom Huawei en andere Chinese firma’s zo nadrukkelijk onder de loep genomen worden, is dat studie na studie heeft uitgewezen dat heel wat cyberaanvallen op westerse ondernemingen en overheidsinstanties hun oorsprong hebben in China. Als de Chinese regering zich ertoe zou verbinden de schuldigen te vinden, dan kan de Amerikaanse houding tegenover bedrijven als Huawei verbeteren.
“We moeten het moeras droogleggen”, zegt Anderson. Als China wil dat Huawei echt een wereldspeler wordt, dan moet het de leiding van de opruimingsactie nemen. Als het dat doet, heeft Amerika een stimulans om Huawei te verwelkomen – en geen enkele reden meer om het te belasteren.
Lees: Verdachtmakingen helpen de economie niet vooruit blz. 36 – Opinie
THE ECONOMIST
“We zouden gek zijn om Huawei toe te laten op onze netwerken, gewoon gek”
(een lid van de Amerikaanse generale staf)
Een deel van Huaweis probleem is dat het op één hoop gegooid wordt met zijn rivaal ZTE.
Amerikaanse politici weten maar al te goed hoe nuttig telecombedrijven kunnen zijn als spionage-instrumenten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier