Redactie Trends
De 150.000 van De Leeuw
De ware dimensie van de 1 mei-boodschap van ABVV-topman Rudy De Leeuw lijkt nog altijd niet goed te zijn doorgedrongen.
De ware dimensie van de 1 mei-boodschap van ABVV-topman Rudy De Leeuw lijkt nog altijd niet goed te zijn doorgedrongen.
Jarenlang bezwoer De Leeuw de goegemeente dat er, ten eerste, niets fundamenteel fout zat met het niveau van onze loonkosten en, ten tweede, geen heil te verwachten viel van een beleid gericht op het drukken van de loonkosten. 1 mei 2013 staat dan ook geboekstaafd als de dag dat de voorman van de socialistische vakbond de mantel van dat dubbele ongeloof in de realiteit en de relevantie van onze hoge loonkosten aflegde.
In koor met sp.a-voorzitter Bruno Tobback pleitte Rudy De Leeuw ervoor de opbrengst van de strijd tegen fiscale en sociale fraude aan te wenden om de loonkosten te verlagen. Als die strijd 13 miljard euro opbrengt, dan kan een dergelijke operatie tot 150.000 jobs opleveren, aldus De Leeuw. Dat sluit naadloos aan bij de berekeningen van, onder anderen, professor Joep Konings van de KU Leuven en Geert Janssens van VKW Metena.
So far, so good, maar helaas houdt het verhaal hier niet op. Een opbrengst van 13 miljard euro uit de strijd tegen fiscale en sociale fraude lijkt niet realistisch, hoezeer iemand als staatssecretaris John Crombez er ook voor gaat om die fraude grondig aan te pakken. Maar zelfs als de opbrengst van fraudebestrijding in de buurt van die 13 miljard euro zou komen, dan nog loopt de redenering vast. Succesvolle fraudebestrijding leidt per definitie tot minder fraude en dus ook tot minder opbrengst uit fraudebestrijding. Een loonkostenverlaging die puur gebaseerd is op de opbrengsten van de strijd tegen fraude, krijgt dan ook van bij de start een aureool van onhoudbaarheid. En dat zwakt dan weer meteen de bereidheid van ondernemers af om in hun afwegingen over productie en investeringen voluit rekening te houden met de loonlastenverlaging.
De financiering van de verlaging van de loonkosten kan in twee delen uiteenvallen. Ten eerste zijn er de terugverdieneffecten. Uit studies van onder meer het Planbureau en Idea Consult blijkt dat een werkloze jaarlijks afgerond 35.000 euro kost. 150.000 bijkomende jobs betekenen dan ook ruim 5 miljard euro aan terugverdieneffecten. In het kader van een offensieve begrotings- en arbeidsmarktpolitiek lijkt het ons zeer verdedigbaar in afwachting van die terugverdieneffecten tijdelijk een hoger begrotingstekort te aanvaarden. Een dergelijk beleid zou veel meer indruk maken op de Europese Commissie dan, bijvoorbeeld, de verdediging van een verhoogd dividend van de Nationale Bank als een structurele begrotingsmaatregel.
Ten tweede blijft er dan de resterende 8 miljard euro. Om de erg belangrijke geloofwaardigheid en de houdbaarheid van de loonlastenverlaging in de verf te zetten, moet dat geld van besparingen komen. Snoeien in de werkingskosten van de overheden (meervoud!) en de vervangingsratio voor uittredende ambtenaren terugschroeven, liggen hier voor de hand.
Maar niet enkel de financiering van de loonlastenverlaging verdient verdere aandacht. Aan elk economisch verhaal zit een vraag- en aanbodkantje. Een ernstige en op houdbare wijze gefinancierde loonlastenverlaging zal zonder twijfel de vraag naar arbeid doen stijgen. Dan moet het aanbod in de arbeidsmarkt ook volgen. Het kan verwonderlijk klinken in een periode van stijgende werkloosheid, maar elke dag opnieuw blijkt dat de instroom van werkwilligen kleiner is dan het op het eerste gezicht te verwachten is. Het is niet altijd politiek even correct dit thema aan te snijden, maar dat doet niets af aan de realiteit van de werkwilligheid of het gebrek daaraan.
Een belangrijk element in die discussie is de spanning tussen het vergoedingspakket bij niet-werken en de netto-opbrengst van wel aan de slag gaan. Als die spanning miniem is of zelfs negatief uitvalt, is het licht begrijpelijk dat mensen ervoor kiezen niet te werken. De werkloosheidsvergoedingen verminderen lijkt hier geen maatschappelijk verdedigbare oplossing. Dus moet de netto-opbrengst van wel werken stijgen. Voor de laagste trappen van de loonladder kan dat het snelst en het meest efficiënt gebeuren door het fiscaal vrijgesteld inkomen te verhogen. Zo gaat het nettoloon omhoog zonder dat de loonkosten voor de werkgever stijgen. Zulke ingrepen vormen het onvermijdelijke sluitstuk van argumentaties over de verlaging van de loonkosten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier