Dagen van elegantie

Het Concorso d'Eleganza Villa d'Este aan het Comomeer. © Concorso

Het Concorso d’Eleganza Villa d’Este in het Italiaanse Cernobbio is het mooiste van Europa. Daar vinden elk jaar de meest uitzonderlijke automodellen, de mooiste vrouwen, de rijkste mannen en het horlogemerk A. LANGE & SÖHNE mekaar terug voor een twee dagen durend feest dat de organisatoren omschrijven als Days of Elegance. Trends Style was erbij en sprak met de zes Belgische deelnemers.

Het Concorso d’Eleganza Villa d’Este aan de boorden van het Comomeer bestaat sinds 1929 en is daarmee het oudste van Europa. Maar niet alleen daarom ook het meest prestigieuze : het kader is uitzonderlijk en heeft altijd de crème de la crème aangetrokken. Toen het tien jaar geleden finan-cieel niet zo vlot meer liep, sprong BMW in de bres en zette zijn schouders onder het evenement. Het merk nam de gelegenheid te baat om er telkens een interessante hommage aan een van zijn iconische modellen te brengen, waarvan het dan telkens ook een moderne interpretatie toont. Dit jaar was de 2002 aan de beurt, waarvan de 50e verjaardag werd gevierd met een schitterende, zeer sculpturale concept car. Een monster met zeer expressieve kantjes, beschaafd en toch ingehouden wild, voorzien van een lange wielbasis met korte overhangen. Maar ook de eerdere ‘hommage’ concepts werden – geflankeerd door het moedermodel/inspiratiebron – uitgestald in een fabuleuze tentoonstelling.

Maar er was nog zoveel ander fraais te zien. De uitzonderlijke Bugatti 57 SC Atalante van de Griek Kriton Lendoudis, die de jury bekroonde als meest iconische auto, of de Aston Martin DB4 GT van Zagato. Of nog de Lancia Astura II Berlinetta met een koetswerk van Castagna van de Nederlander Antonius Meijer. De mooiste prijs, die van Best of Show by the jury, ging uiteindelijk naar de felrode Maserati A6 GCS Berlinetta uit 1954, met een onsterfelijk design van Aldo Brovarone die een schets, die oorspronkelijk voor Cisitalia bestemd was, bij het faillissement doorspeelde aan Pinin Farina. Maar er kwamen ook vijf Belgen aan de start, met al even uitzonderlijke auto’s en een zesde landgenoot die voor sensatie zorgde met zijn design.

Elk jaar vinden de uitzonderlijkste automodellen, de mooiste vrouwen en de rijkste mannen elkaar terug aan het Comomeer.

SPAANSE ZONDERLING

“Ik hou van speciale, excentrieke auto’s”, zegt ingenieur Johan van Puyvelde, een vaak geziene deelnemer in Cernobbio. “Pegaso is een uitzonderlijk merk. Ooit heb ik er een met een koetswerk van Touring bezeten, die ik helaas verkocht heb – met spijt in het hart om wat anders te kopen. Maar ook deze is wel heel bijzonder.” Het is de oudste nog overlevende van de amper 85 auto’s die het Spaanse merk tussen 1951 en 1957 bouwde. Het eerste model werd vernietigd, dit is het tweede, dat merkwaardig genoeg als cabrio geboren werd en op het autosalon in Parijs in 1951 te kijk stond. Niet veel later kreeg hij zijn huidige coupévorm, en werd hij gebruikt als demonstratievoertuig en testauto. De 2.5 liter-motor werd vervangen door een 2.8 – want de man achter het merk, Wifredo Ricart, was ambitieus. Hij wilde niemand minder dan Enzo Ferrari naar de kroon steken. Daarom gebruikte hij V8-motoren met bovenliggende nokkenassen, en voor de ideale gewichtsverdeling paste hij het transaxle principe toe – waarbij de motor vooraan wordt ingeplant terwijl de versnellingsbak, in dit geval met vijf verhoudingen, op de achteras aansluit.

De grasgroene Z-102 is moeders mooiste niet, maar misschien wel moeders meest ingewikkelde, deels omdat alle onderdelen met de hand werden gemaakt. Secties in geperst staal werden samengelast, de nokkenassen werden door kamwielen aangedreven, aluminium onderdelen onder de motorkap zorgden voor extra koeling voor de motor en om dezelfde reden werden de wielkasten naar achteren verlengd – een eigenheid van de berlinetta Barcelona. Standaard kreeg de auto 180 à 220 pk mee, met een supercharger kon dat tot 300 pk oplopen.

Ermee rijden vraagt aandacht en gewenning, vooral vanwege het ontbreken van synchronisatie. Maar vanuit passie neem je dat er gewoon bij.

Het geheel was geen esthetisch hoogstandje maar kreeg op het concours d’élégance van Enghien-les-Bains in 1953, toen nog in het wit gezet, de prijs van Best of Show. “Ermee rijden vraagt aandacht en gewenning, vooral vanwege het ontbreken van synchronisatie op de eerste en de tweede versnelling”, vertelt de eigenaar. “Maar vanuit passie neem je dat er gewoon bij.”

EEN AUTO VOOR KONINGEN

Michel Doret mag dan twee meter tien lang zijn, hij is de discretie zelve. Hij noemt zichzelf een boerenzoon uit Overijse en is dol op Engelse wagens, van Bentley en Rolls-Royce tot Aston Martin. Maar ook op S-versies van Porsche, die hij allemaal in zijn bezit heeft. En ja, hij houdt van snel rijden maar niet op de weg. “Passie is de noemer en dankzij de contacten die ik bezit, word ik wel op tijd verwittigd als er iets bijzonders op de markt komt. Omdat ik niet van verrassingen hou, niet van knutselwerk en niet van restauraties die maar blijven aanslepen, kies ik voor kant-en-klare kwaliteit. En ik wil comfortabel zitten, wat niet evident is met mijn lengte. Van een Ferrari GTO of GTB kan ik alleen maar dromen, want ik pas er helemaal niet in.”

De Rolls-Royce Phantom II Continental van Michel Doret.
De Rolls-Royce Phantom II Continental van Michel Doret.© Concorso

“Deze Phantom II Continental vierdeurscabriolet uit 1934, met een koetswerk van Hooper, vond ik in de Verenigde Staten. Ik liet er bij de aankoop het overbodige ‘Amerikaanse’ chroom afhalen. Hij is bijzonder omdat hij zoveel kleine verrassingen bezit, die door de eerste koper, de excentrieke Armeense zakenman Nubar Gulbenkian, werden voorzien.” Doret wijst op de subtiele bijzonderheden, zoals het afdekplaatje van de vensters, dat op zijn plaats komt als het glas omlaag is. Of de kantelbare voorruit, de extra benzinetank, de verwarming én de snelheidsmeter achterin, zodat de boss kan zien hoe snel de chauffeur rijdt. Onder de zitplaats van de passagier zit een extra toolbox en daaronder ontdekken we op een discreet plaatje dat de Engelse koning en koningin in de wagen vervoerd werden. Dat komt omdat, in afwachting van de levering, de wagen als demonstratiemodel voor koninklijke gasten werd gebruikt, zoals bij de parade voor de RAF in 1934.

ITALIAANS BUITENBEENTJE

Knokkenaar Jan de Reu is nog zo’n goede bekende in het wereldje. Sinds vele jaren verslingerd op de Otto Vu, de Fiat-modellen met V8-motoren uit het begin van de jaren 50. Die werden door diverse koetswerkbouwers van uitzonderlijke kleedjes voorzien en zijn tegenwoordig erg gezocht. De laatste zestig motoren verpatste Fiat aan het kleine SIATA, de Turijnse tuner die performance parts maakte voor Fiat. De krachtige 2 liter- motoren waren voor de tuner de aanleiding om een aangepast chassis te ontwerpen waarop onder meer 37 cabrio’s werden gebouwd – naast coupés zoals de befaamde Balbo.

De 208S kreeg een bijzonder elegant koetswerk mee van de Carrozzeria Fratelli Motto. In Turijn. Het model oogstte veel be- langstelling in de Verenigde Staten waar invoerder Ernie McAfee er meteen 25 bestelde. En toen acteur en autogek Steve McQueen er eentje voor zichzelf kocht, behoefde de elegante Italiaanse tweezitter helemaal geen publiciteit meer.

“Omdat de motor behoorlijk fragiel was, werd hij later vaak vervangen door een Chevrolet, zoals ook bij dit exemplaar gebeurde”, vertelt Jan de Reu. “In 2012 liet de vorige eigenaar er weer de oorspronkelijke motor in zetten, dat werd gedaan door de bekende Amerikaanse restaurateur van Italiaanse auto’s Epifani. De combinatie was klaar in augustus 2015, net op tijd om er in Pebble Beach een derde plaats in mijn klasse mee te halen.”

EEN OTTO VU MET BUMPER

Zijn goeie vriend Marc Behaegel uit Ardooie is ook een liefhebber van de Otto Vu‘s, waarvan er slechts 114 stuks werden gebouwd, aangekleed door Fiat zelf en door verschillende onafhankelijke designers. Behaegel trad aan de boorden van het Comomeer aan met een indrukwekkende Fiat Supersonic die Ghia een futuristisch uiterlijk had meegegeven. Van dit vehikel werden slechts 14 stuks geproduceerd, elk met de indrukwekkende wulpse vormen en verwijzingen naar de luchtvaart, en met discrete vinnen. De meeste werden verscheept naar de Verenigde Staten. Eén exemplaar werd gekocht door Lou Fageol, een excentrieke Amerikaan die onder meer bumpers, bussen, vrachtwagens en tractoren produceerde en die zijn Otto Vu dan ook met bumpers van eigen makelij ‘sierde’. Die wat onharmonische combinatie won al in 1955 ‘s werelds meest bekende concours d’élégance in Pebble Beach, om vervolgens gedurende vier decennia bij dezelfde eigenaar te blijven. Behaegel wist het exemplaar onlangs op de kop te tikken voor 1,6 miljoen euro en erfde daarmee gelijk een dilemma : zou hij de wagen in originele staat showen of de erg ongewone bumpers op hun plaats laten ? “Ik kreeg tegenstrijdige adviezen, maar het lot stond aan mijn zijde : een ervaren monteur kan de bumpers en de uitlaten in vier uur verwijderen of aanbouwen. Omdat de wagen in 2015 een firstinclass haalde in Pebble Beach, besloot ik ze voor de Villa d’Este gewoon op hun plaats te laten.”

Die keuze bleek de goede. Marc Behaegel behaalde met zijn Otto Vu een Mention of Honor in de categorie Petite Performance.

EEN JONGE DESIGNER UIT BELGIË

En dan was er nog de schitterende Ferrari 250 GT Boano uit 1956 van Laurent Levaux, CEO van Aviapartner. Deze wagen bleek een reusachtige uitdaging voor het toen nog erg kleine Italiaanse merk dat er meer dan honderd van wilde laten bouwen bij Pinin Farina. Die schrok van het aantal en speelde de job door aan Mario Felice Boano, die in Brescia een productie-eenheid bezat en die de interieurs en de body’s voor zijn rekening nam. Hij bouwde 65 stuks, waarna de familie Ellena, die zijn sponsor was, de zaak overnam en nog eens 40 exemplaren produceerde, die als de 250 GT Ellena bekend staan. Met een V12 onder de kap en 240 pk ter beschikking voor een gewicht van slechts 1306 kg, bleek dat een heel potige combinatie die het sprintje naar 100 km/uur in minder dan zes seconden afrondde – en dat precies zestig jaar geleden !

Dit exemplaar verbleef slechts twee jaar in Europa om vervolgens in de Verenigde Staten te racen. Uiteindelijk verhuisde de wagen naar Canada en werd hij verschillende keren verkocht alvorens een onderkomen te vinden bij Laurent Levaux.

Maar de Belg die met de fraaiste prijs ging lopen, was de jonge designer Louis de Fabribeckers die in de categorie voor Concept Cars en prototypes met zijn Alfa Romeo Disco Volante by Touring de volle steun van het publiek kreeg.

www.alange-soehne.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content