Cultuur en business
Rolf Fehlbaum staat aan het hoofd van Vitra, een bedrijf dat hoofdzakelijk hedendaagse stoelen maakt naar ontwerpen van de grootste designers van de eeuw. En het omzetcijfer? Ook dat staat stevig op zijn poten. En natuurlijk is de 57-jarige Zwitser een tevreden man. Goed zakendoen, en tegelijk de culturele waarden van het design promoten, dat kan niet iedereen. Niet voor niets dus dat hij eregast is op de Biënnale Interieur in Kortrijk. Een interview.
De organisatoren van Interieur – de 16de editie loopt van 17 tot 25 oktober in Kortrijk – hebben met die ereuitnodiging alvast een symbolische daad gesteld. Onder de genodigden van de voorbije edities prijkten namen van bekende designers en architecten; waaronder Raymond Loewy, Gie Ponti, Werner Panton, Jean Prouvé, Alessandro Mendini, Philippe Starck, Dieters Rams, Jasper Morrison, Jean Nouvel. Dit jaar dus geen ontwerper, maar wel een befaamd ‘zakenman’ en ‘cultuurverslinder’. En eigenlijk mag die keuze niet zozeer verwonderen: Interieur is al vanaf het begin begaan met de vereniging van commercie en cultuur.
Rolf Fehlbaum
is er het levende bewijs van. Met een omzet van 337 miljoen DM in 1997 en 620 werknemers slaagt hij erin een bijdrage te leveren aan de ontwerperscultuur, en stimuleert hij hedendaagse ontwerpers. De industriële kwaliteit is voor hem één element. Maar lang niet alles. Fehlbaum hecht evenveel belang aan de kwaliteit van de vormgeving, van het lijnenspel, van de kleuren, en de materie.
Hij voert projecten uit van Charles en Ray Eames, Mario Bellini, Antonio Citterio, Philippe Starck en nog talrijke anderen. Ze zijn allemaal gemaakt in zijn fabriek in het Duitse Weil am Rhein. En alleen al het bedrijf in Weil am Rhein, is een bezoek waard. Een pareltje van de architectuur, geboren uit het talent van de volgende grootmeesters: Alvaro Siza, Zaha Hadid, Frank O. Gehry, Nicholas Grimshaw en Tadao Ando. Het is in Weil dat we de man ontmoeten.
Op de Biënnale Interieur in Kortrijk houdt Rolf Fehlbaum een tentoonstelling waarin zowel de emotionele als persoonlijke kant van een altijd in het zwart geklede managing director belicht worden. De expositie geeft een glimp van zijn gevoel voor humor, toont zijn soepelheid maar ook zijn gestrengheid, laat hem van zijn ernstige maar ook vrolijke kanten zien. De tentoonstelling is een samenwerkingsverband met Tibor Kalman, een Amerikaans communication designer, auteur van het aan Rolf Fehlbaum gewijde boek Chairman. Een tweeledige titel: chairman betekent namelijk zowel president, als ‘stoelman’.
In dat boek stelt Philippe Starck: “Rolf Fehlbaum is een man van een andere tijd. Niet van de verleden tijd, neen, van de toekomst. Rolf Fehlbaum is het prototype van de gesublimeerde geest die onze toekomst nodig heeft. Elegant in omgang, op zoek naar beschaving, in het bezit van vrouwelijke intuïtie en fijngevoeligheid, met veel zin voor respect en liefde. Die persoonlijkheidsstructuur is de sleutel van onze toekomst.”
De tentoonstelling Rolf Fehlbaum in Kortrijk moet echter ook de spontane kant van het design belichten, voorwerpen en producten die niet gemaakt zijn door grote namen in de industriële vormgeving. Eigenlijk zit het zo. Het beeld dat de tentoonstelling ophangt, is dat van een man wiens eigenschappen, talent en levensfilosofie, net zoals zijn producten, industrieel vervaardigd zouden moeten kunnen worden. Omdat de wereld er beter van wordt.
– Rolf Fehlbaum, hoe zou u uw beroep omschrijven?
“Ik zie mezelf als een coördinator van allerlei activiteiten, ingewikkelde, veelzijdige en tegenstrijdige. En dat allemaal binnen mijn onderneming. Mijn doel is daarin een zekere coherentie te zoeken. En te vinden.”
– Maar vanwaar die belangstelling en de keuze voor design en architectuur?
“Dat heeft in de eerste plaats te maken met mijn waardevolle contacten met de Eames’. Die ontmoetingen hebben mij, in de tijd dat ik me vooral op sociale wetenschappen toelegde, bijzonder sterk beïnvloed. Ik zag in het design een mogelijkheid om een zekere vorm van idealisme te commercialiseren; er zaken mee te doen. Terwijl ik tot dan toe altijd gedacht had dat echte business niet voor mij was weggelegd.”
– Het is natuurlijk geen sinecure. Idealisme en business met elkaar te verbinden.
“Klopt. Maar design slaat een brug naar business. Design is cultuur. Dus als ik design verkoop, verkoop ik cultuur. Dat is toch de perfecte rechtvaardiging! Een handelszaak moet geld opbrengen, dat is vanzelfsprekend. En de zaak moet groeien en geleid worden. Via het design slaag ik erin mijn idealen uit te dragen. Industrie en cultuur moeten in intieme relatie met elkaar staan. Zoals ook de heilige Simon ( *) dat verkondigde; ook die heeft me sterk beïnvloed. Maar waar je voor moet oppassen, is dat je niet aan pure ideologie doet. Iets idealiseren, dat wil niet zeggen dat je er een ideologie van maakt. Winst en groei, ja, maar niet als enig doel. Ik wil ook dat onze producten voor een culturele kracht zorgen. En die kan ik alleen waarmaken dankzij de winst, dankzij het geld. Het één is dus nauw verbonden met het ander. Bovendien kunnen ze elkaars tegenovergestelde zijn. Daarom dat we elke dag opnieuw inspanningen tot verzoening leveren. Want dat heb ik nooit gedaan: tegenstrijdigheden over het hoofd gezien, of ontkend. Ik geloof dat er altijd gemeenschappelijke punten bestaan, alleen moet je ze zoeken, en eraan werken.”
– Heeft u diezelfde bedrijfsfilosofie nooit elders gevonden?
“Voor Adriano Olivetti heb ik altijd een grote bewondering gekoesterd, hoewel ik hem nooit gekend heb. Maar de schitterende onderneming die hij gesticht heeft, daar ben ik nog steeds van onder de indruk.”
– Welk design en welke architectuur kunnen u vandaag de dag boeien?
“Elke ontwerper vertelt een boodschap. De één doet dat met woorden, de ander met producten. Jasper Morrison – ik hou erg veel van zijn werk – is iemand die bijzonder ver gevorderd is in zijn denken en in de ontwikkeling van zijn producten. Hij slaagt erin om die twee eigenschappen in zijn werk te combineren. Ook Antonio Citterio levert commentaar via zijn product. Ik denk dat ontwerpers van elkaar verschillen door hun stijl, en door het denkwerk dat aan elk voorwerp voorafgaat. Er is de ontwerper-maker; bij hem grijpt het hele ontwerpersproces in zijn hoofd plaats. En er is de dialoog-ontwerper; die heeft behoefte aan dialoog met het materiaal; ontwerpen kan hij enkel in relatie met het productieproces. In mijn sector is vooral deze laatste interessant.”
– Beïnvloeden design en architectuur het menselijk gedrag?
“Zeer zeker. Hoewel het moeilijk zal zijn om dat wetenschappelijk te bewijzen. Maar iedereen weet dat een bar een andere plek is dan bijvoorbeeld een religieus oord. Oh ja, ik lijd wellicht aan beroepsmisvorming, dat kan ook haast niet anders. Overal waar ik kom, analyseer ik automatisch de voorwerpen en de ruimte. Ik neem de omgeving in mij op, ga na welke boodschap de voorwerpen en de ruimten uitdragen. En natuurlijk heeft dat invloed op mijn gedrag.”
– Heeft schoonheid, zonder meer, een functie?
“Esthetica is een aspect van het functionele. Het is een boodschap. En als u een harmonieuze boodschap heeft, dan zal het signaal ook harmonieus zijn. Het tegengestelde is uiteraard ook waar.”
– Waarvan verschilt design van architectuur?
“Design is architectuur op kleine schaal. Eames zei: “Een stoel is architectuur die ik met twee handen kan dragen”. Er is een verschil in afmetingen. En daarbij komt ook nog dat architectuur altijd met prototypes werkt. Terwijl je met design verbeteringen kunt aanbrengen, op grote schaal kunt produceren.”
– En hoe ziet uw huis eruit?
“Niet erg gestructureerd, eerder een spontane inrichting. In mijn huis heeft ook niets een definitieve plaats of bestemming, alles evolueert met de tijd. Er staan Afrikaanse voorwerpen en zitmeubelen, en enkele originele klassiekers van Alvar Aalto, Jean Prouvé, de Eames’, en anderen. Die evolutie schetst ook een beeld van de verschillende episodes in mijn leven.”
– Welke betekenis heeft uw interieur voor u?
“De inrichting van onze woning reflecteert simpelweg dat waar ik en mijn vrouw van houden. Mijn huis is 100% privé; ik ontvang er dus nooit zakenrelaties. Het is onze plek, het oord van onze idealen, met plaats voor onze liefdes, zoals die voor Afrika en India, voor ontwerpen van Charles en Ray Eames, Verner Panton of Frank O. Gehry. Het verschil, dat voelen we als we elders zijn. Want wij brengen nogal wat tijd in hotels door, vanwege de vele reizen. Thuis is onze eigen fijngevoeligheid voelbaar. Op andere plekken niet. Tenzij bij vrienden die onze levensfilosofie delen.”
– Hoe zou u de tijd waarin we leven beschrijven?
“Onze cultuur bevindt zich op dit moment in een nogal eclectisch tijdperk. Dat is niet erg, maar wij leven niet in een tijdperk dat uitblinkt in sterke uitdrukkingskracht. Op een aantal minimalistische voorbeelden na. Maar die zijn zeldzaam, omdat ze een totale aanpak vergen, ingewikkeld en duur zijn. De rest van de mensheid leeft in een perfecte mengeling van dingen en stijlen.”
– Ziet u een band tussen design en Schone Kunsten?
“Niet echt. De geschiedenis kenmerkt zich wel door periodes waarin beide takken toenadering zochten; de jaren 1940-’50 bijvoorbeeld, waarin het organische sterk verbonden was met de beeldhouwkunst. En er kan een gemeenschappelijke taal bestaan, tussen kunst en design, maar in het algemeen zijn het twee totaal verschillende disciplines. Op enkele uitzonderingen na, durf ik zelfs stellen dat een toenadering van beide disciplines gevaarlijk terrein kan zijn. De kunst die zich daar bevindt is slecht, het design ook. Design kan kunst worden, uiteraard. Maar het maken van kunst mag niet de oorspronkelijke drijfveer van een ontwerper zijn. Een werk van Rietveld, Breuer of Eames is daadwerkelijk kunst geworden. Maar geen van hen is aan een ontwerp begonnen met de houding van: “Komaan, nu zullen we eens kunst gaan maken!”
– Geldt dat ook voor hedendaagse designers zoals Ingo Mauer of Ron Arad?
“Dat zij veeleer makers. Hun houding staat dichter bij die van de kunst. Maar wat ze maken heeft nog altijd een functie.”
– Kent u het Belgisch design?
“Deze herfst komen wij uit met een project van Maarten Van Severen. Toen ik hem in België ontmoette, kreeg ik ook de gelegenheid om een aantal Vlaamse architecten te leren kennen. Nochtans moet België een erg goede neus voor design hebben, gezien dit land – zeker als ik de bevolkingsdichtheid in acht neem – een uitstekende markt is voor mijn bedrijf Vitra.”
( *) Heilige Simon (1760-1825): Frans filosoof en econoom.
SERGE VANMAERCKE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier