Creatieve destructie in de autosector
Een crisis betekent ook een uitdaging. De autosector staat op een kruispunt: minder blijven verkopen of drastisch vernieuwen. Detroit, de hoofdplaats van de Amerikaanse Big Three, is in crisis gedompeld. En ook de Europese autofabrikanten voelen de recessie. De sector krijgt overbruggingskredieten, zowel in de VS als in Europa. Maar een overbrugging waarheen?
Doorgaan op oude voet gaat niet. Op het autosalon van New York viel het op dat autofabrikanten, behalve de heel exclusieve, alleen SUV’s in de etalage hadden gezet. Vooral de Hummers waren in trek. SUV’s zorgen voor een Amerika-gevoel. Het zijn reizende huiskamers, voorzien van alle luxe. Maar Hummer is intussen door General Motors afgestoten, want het merk is uit de gratie. Eerst ondermijnden de hoge benzineprijzen de Hummer en nu de krimpende beurzen van de Amerikanen. Hoewel een Hummer in Amerika, met ongeveer 40.000 dollar, niet extreem duur is, past deze SUV niet meer in het gemiddelde gezinsbudget.
Mitt Romney, de vroegere Republikeinse presidentskandidaat, pleitte er vorige week voor om Detroit failliet te laten gaan. Hij wil radicale ‘creatieve destructie’. Dat is opmerkelijk. Romney is geboren en opgevoed in de rijke suburbs ten noorden van Detroit. Zijn vader werkte in de auto-industrie en werd later gouverneur van de staat Michigan. Je zou dus kunnen zeggen dat Romney een band heeft met Detroit. Toch leidt volgens hem de korte pijn van het faillissement tot een herverkaveling van de Amerikaanse auto-industrie. In plaats van drie (General Motors, Chrysler, Ford) blijven er twee over. Waarschijnlijk Chrysler en Ford. GM heeft met zijn SUV’s een verkeerde strategie gevolgd en moet daarvan de wrange vruchten proeven. Dat is het kapitalisme van Romney.
Detroit is niet het enige centrum van de auto-industrie. De buitenlandse constructeurs zitten niet in Detroit – met zijn machtige vakbonden van de Union of AutomobileWorkers (UAW) – maar in staten als Alabama, North Carolina en Tennessee. Daar zijn vakbonden ongewenst en bijgevolg zwak. De buitenlandse constructeurs kunnen dus goedkoper auto’s maken. De productiekosten liggen zo’n 2000 dollar lager. In Detroit heeft de UAW hoge salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden afgedwongen. Romney vindt dat Detroit zich moet aanpassen aan het kostenniveau van de buitenlandse producenten en dat het management van de grote drie moet worden ontslagen.
Maar dat zal niet gebeuren. De nieuwe president Barack Obama is schatplichtig aan de UAW die in Michigan kiezers mobiliseerde. Obama kan de staat Michigan, geregeerd door Democraten, niet in de kou laten staan. Detroit is het grote Democratische hartland in die staat. Een faillissement van Detroit zou leiden tot het verlies van miljoenen arbeidsplaatsen. Obama is met handen en voeten gebonden en zal 25 miljard dollar of meer aan de grote drie overmaken. De voorbije jaren heeft Detroit al veel werkgelegenheid verloren: 52 procent sinds 2000.
Alleen een revolutie in de transportsector kan de auto-industrie redden. Nieuwe voertuigen moeten worden voorzien van motoren met flex-fuel, zodat auto’s kunnen rijden op benzine, ethanol of elektriciteit. Zo wordt de Chevy Volt vanaf 2010 voorzien van elektriciteitsbatterijen waarmee het voertuig 60 kilometer op stroom rijdt. Als het overschakelt op benzine of ethanol laden de batterijen zich weer op. Dat leidt tot milieuvriendelijke voertuigen en een transportsector die minder afhankelijk is van benzine. Dat zou het doel van energieonafhankelijkheid vergroten. Obama zal dus de financiële steun toestaan, op voorwaarde dat Detroit ‘de auto van de toekomst’ maakt. Vooral de ontwikkeling van de batterijtechnologie is veelbelovend.
Voor Europese constructeurs is dit niet onbelangrijk, want Amerikaanse autofabrikanten laten de nieuwe technologie onmiddellijk patenteren. Daarmee bezitten ze het intellectuele eigendom en kunnen ze een technologische voorsprong vastleggen. Europese fabrikanten hebben minder grote problemen dan de Amerikaanse, want hun auto’s zijn kleiner en zuiniger. Maar het is een illusie dat de Europeanen veilig zijn en dat overheidssubsidies alleen nodig zijn om een recessie te overbruggen. Europa kan niet doorgaan met meer van hetzelfde. De Amerikaanse creative destruction brengt een kwalitatieve verandering met zich mee.
De Amerikaanse regering gaat onder Obama de batterijtechnologie financieren met tientallen miljarden overheidssubsidies. Als Detroit vanaf 2010 tot 2012 deze technologie kan integreren in nieuwe modellen die vervolgens worden verkocht met een fiscale aftrek, ontstaat een enorme markt. Amerikanen moeten een auto hebben en zullen wachten tot die modellen beschikbaar zijn. De Europese auto-industrie moet dus opletten. (T)
DE AUTEUR IS SCHRIJVER EN COLUMNIST. HIJ WOONT EN WERKT IN DE VERENIGDE STATEN.
Derk Jan Eppink
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier