Claire Bataille & Paul ibens
Funktie en poëzie
Reeds 26 jaar lang buigen Claire Bataille en Paul ibens, binnenhuisarchitekten,
zich over dezelfde tekentafel. Elk aan zijn eigen kant. Altijd met z’n tweeën… en met sukses.
Het bewijs : de grootste architektuurtijdschriften ter wereld
hebben werken van dit Belgische duo gepubliceerd.
CARINE ANSELME
FOTO’S : GERALD DAUPHIN
Samen geven ze ruimten vorm en ontwerpen ze objekten, altijd strevend naar zuiverheid. Vanuit een intellektuele eerlijkheid zorgen ze dat hun werk nooit toegevingen doet aan vluchtige modes. Hun stijl gaat al een kwarteeuw mee, en daar zijn ze trots op. Die stijl, die ze altijd trouw blijven, imponeert door zijn eenvoud : hoewel hij geankerd is in een verleden dat de eerste artistieke bewegingen van onze eeuw oproept, is hij ook duidelijk hedendaags. Bataille en ibens kleden de interieurs niet aan, maar struktureren ze. Hun handelsmerk : “Wij denken in drie dimensies. Onze projekten (woningen, bedrijven, winkels, objekten) moeten funktioneel zijn. Pas daarna komt er een vleugje poëzie bij kijken. ” Die poëzie roept de sereniteit op en het genoegen van een manier van leven die uit een andere tijd stamt. Een tijd toen mensen nog tijd hadden.
Hun persoonlijkheden zijn heel verschillend, maar vullen elkaar perfekt aan. Wat is het geheim van hun sukses ? Claire Bataille is extravert, antwoordt razendsnel op vragen en springt van de hak op de tak. Soms moet ze zichzelf verbeteren, omdat haar woorden haar gedachten zijn voorbijgesneld. Paul ibens (hij staat op de kleine “i”) is meer introvert en wacht meestal tot zijn partner uitgesproken is, voor hij op zijn beurt antwoordt, met een zachte stem. De twee partners worden verbonden door een diep wederzijds respekt. Hun antwoorden echoën op elkaar en ze nemen elkaar als getuige. Ze kunnen ook samen lachen, de open lach van mensen die elkaar begrijpen. Ze lachen wanneer ze terugdenken aan vroeger…
Het is allemaal
begonnen op de Antwerpse Akademie voor Schone Kunsten, waar ze samen binnenhuisarchitektuur studeerden. Wat voor leerlingen waren ze ? Claire Bataille doet er geen doekjes om : “Goede leerlingen ! We begonnen met 35 studenten en we eindigden met vijf. Paul en ik haalden grootste onderscheiding. Het waren mooie jaren. We waren entoesiast, maar zagen alles anders dan onze docenten. De enige uitzondering was architekt Jules De Roover, onze werkleider. Hem zijn we veel verschuldigd. Hij leerde ons een manier van denken en van leven, méér dan een manier van scheppen. Maar het ene heeft natuurlijk met het andere te maken. “
Na hun studies ging ibens als aannemer aan het werk en vestigde Bataille zich als zelfstandige. Ze ontmoetten elkaar opnieuw in het kader van een door de Daily Mirror georganizeerde wedstrijd voor jonge ontwerpers. De opdracht : twee fauteuils maken, de ene voor een man en de andere voor een vrouw. Ze deden samen mee en werden tweede. In 1968 besloten ze samen scheep te gaan. Zesentwintig jaar later zijn ze nog altijd partners. De passie is niet verminderd. “We hebben nooit ruzie. De journalisten zoeken altijd verschillen en geschillen, maar die zijn er niet. We verschillen qua persoonlijkheid, maar dat is net onze rijkdom. En gelukkig is het niet altijd dezelfde die ‘s ochtends met kleine oogjes op kantoor komt. “
“Afgezien daarvan hebben we al van bij het begin dezelfde ideeën. Alleen de technieken zijn geëvolueerd. Kompromissen ? Nee. Het is wel zo dat we, als we samen aan een zelfde plan werken en dat doen we altijd elk onze suggesties aanbrengen. Maar we kiezen samen de beste oplossingen. We zijn het helemaal gewend om ons samen uit te drukken. We zijn samen opgegroeid. Bovendien is het echt geruststellend als de ander je werk altijd kritisch bekijkt. Samen zijn we sterker. We werken beter, sneller en meer beredeneerd. “
De interieurs
die het duo ontwerpt, staan ver verwijderd van de huidige spectaculaire mode. Ze zijn tijdloos, dankzij een sober, modern en funktioneel allure. Bovendien heeft hun werk een ziel, en daarom zijn ze grote binnenhuisarchitekten.
Niets is gratuit in hun werk, dat desondanks een sterke poëzie uitstraalt. Hun aanpak is duidelijk architekturaal en gaat dus verder dan het louter dekoratieve. “Wij voelen ons meer architekten dan dekorateurs. Soms werken we samen met de architekten mee aan de architektuur van een projekt. Het verschil interieur-exterieur stoort ons niet, op voorwaarde dat het licht goed gebruikt wordt en dat de ruimten zich goed laten verdelen. Je kan bijvoorbeeld een hedendaags interieur aanbrengen in een 17de-eeuws kasteel, met respekt voor de proporties en zonder de bestaande architektuur te verwoesten. Kijk maar naar onze kantoren. Ze zijn ondergebracht in een klassiek gebouw, maar we hebben de hoge plafonds, de grote vensters en het prachtige licht gebruikt om een modern, funktioneel interieur tot stand te brengen. Dat is heel belangrijk. Als de architektuur goed is, geeft het niet uit welke tijd ze stamt, dan heb je geen problemen. Maar een slechte architektuur werkt erg storend. Dan beginnen wij te breken. “
Bij het bekijken
van hun realizaties, schieten je onmiddellijk bewegingen en namen in het geheugen : Josef Hoffmann, Mackintosh, Le Corbusier, Wiener Werkstätte, Bauhaus. Niet omdat het duo Bataille/ibens hetzelfde doet, maar omdat ook zij naar een opperste soberheid streven.
“Wij geloven dat er in elke periode en elke stijl zaken zijn die ons kunnen raken. We houden bijvoorbeeld veel van de perspektieven van de barok. Anderzijds is het wel zo dat we het moeilijk hebben met het ornamentele. We houden nogal van “armoede” in de dekoratie. Bauhaus, Le Corbusier en verscheidene hedendaagse architekten, zoals Tadao Ando, Luis Barragan of Donald Judd stimuleren ons sterk. “
Bij nader inzien hechten al die architekten veel belang aan de plaats van het kunstwerk in de bouwkunst en de binnenhuisarchitektuur. Die aanpak is ook typisch voor het werk van Claire Bataille en Paul ibens, die een “neutrale” omgeving willen scheppen waarin alle werken, alle stijlen, op hun plaats zijn. Paul ibens zet het puntje op de i : “Wij houden helemaal niet van het postmodernisme. ” Claire Bataille is het daar vol overtuiging mee eens. “Een gewelf dat geen funktie heeft, heeft geen enkele bestaansreden. Het is een feit dat wij als dekorateurs een hekel hebben aan dekoratie, ” lacht ze. “Postmodernisme door een bekwame architekt kan nog door de beugel, maar als je te weinig persoonlijkheid hebt, is het rampzalig. Brussel is daarvan het bewijs. Tja, de verbrusseling… (zucht). België heeft geen architektonische kultuur, in tegenstelling met de vooroorlogse periode. De mensen bouwen hedendaagse huizen, maar het is vorm zonder filozofie. Wij vinden dat jammer, terwijl we toch erg bekwame architekten hebben. De klanten dringen hun visie op en de schijn is belangrijker dan het zijn. Een groot probleem. “
Paul ibens : “Toch zijn we blij dat er nu een reaktie komt tegen het postmodernisme en de dekoratie. We zien een terugkeer naar een meer doordachte, meer intellektuele benadering. “
Hoe blikt het duo
terug op zesentwintig jaar kreatief werk ? “Het is duidelijk dat we sommige projekten boven andere verkiezen. Soms hebben we zoveel toegevingen moeten doen dat we er niet trots meer op kunnen zijn. Iedereen die eerlijk wil zijn, heeft dat meegemaakt. Maar het blijft heel delikaat. “
Een droom ? “Ja, we zouden graag een museum voor moderne kunst inrichten. In België zal dat nooit gebeuren. ” Allebei zijn ze geboeid door de hedendaagse kunst, met een zwak voor minimal art en het werk van Donald Judd. Die passie gaat terug tot de jaren ’60, met de Group Zero, Bram Bogart, Jef Verheyen en Fontana. “We zullen in België wel nooit een grote opdracht krijgen. De interieurarchitekt is in ons land te weinig bekend. Bovendien is alles gepolitizeerd. We maken ons geen illuzies. “
Wat vinden zij een recent voorbeeld van een geslaagde museuminrichting ? “Het Carré d’Art van Nîmes, dat in 1986 door Norman Foster werd gebouwd. ” Ze houden ook van de architektuur van Jean Nouvel, die het licht in het museum heeft binnengebracht, waarbij hij het getransformeerd heeft in een nieuw soort kunstwerk. Jawel, het licht : de obsessie en het centrale element van de realizaties van Bataille en ibens.
Hun mooiste
herinnering ? “De architektuurreizen. Andere mensen ontmoeten die onze passie delen is stimulerend. De konkretizering van wat je intuïtief voelt. “
Over hun slechtste herinnering hoeven ze niet na te denken : die dateert van de jaren ’70, de tijd dat er gretig werd gesloopt. “We hadden twee jaar lang gewerkt aan de inrichting van appartementen in het Antwerpse Delbekehuis. We hadden er met hart en ziel aan gewerkt, maar toen kreeg de promotor financiële problemen en werd het projekt aan een bank verkocht, die alles sloopte. Niemand had ons werk gezien, niemand had het bewoond. Een heel, heel slechte herinnering. “
Wat vinden deze twee mensen, die geobsedeerd zijn door soberheid, het toppunt van zuiverheid ? “Het Wittgensteinhuis in Wenen het enige dat hij heeft ontworpen. Een Chinese kom. De architektuur van Tadao Ando. De cistercïenzerabdij van Sénanque, in het zuiden van Frankrijk. “
“Samen zijn we sterker. We werken beter, sneller en meer beredeneerd. “
Een van de laatste Bataille-ibens kreaties : zuiver en helder, naarhet beeld van de materie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier