Chicago Blues

Het staat volkomen haaks op wat u leest in het jaarverslag van de Nationale Bank, maar Nobelprijswinnaar Robert Lucas veegt samen met zijn Chicago-collega’s de vloer aan met het huidige EMU-concept. Het beste beleid is geen beleid, zo houdt hij de politici voor. Zijn collega Thomas Sargent komt met een nieuwe én sterke analyse van de Europese werkloosheid. Trends trok naar de States en brengt verslag uit.

Chicago.

“Aan een monetaire unie zitten voordelen zoals het wegvallen van sommige kleine kosten en het vergemakkelijken van bepaalde transacties. Er zitten echter ook nadelen aan, vooral voor lidstaten die voorheen een degelijk monetair beleid voerden. Zij lopen immers het risico dat de eenheidsmunt een minder goed beheer krijgt. Mijn appreciatie is echter dat zowel de voor- als de nadelen uiteindelijk weinig gewicht in de schaal werpen. Concreet naar de EMU toe is mijn conclusie dan ook dat, strikt vanuit economisch en monetair standpunt, dit project niet slecht of niet goed is maar gewoon irrelevant. Over de EMU als puur politiek project spreek ik mij niet uit,” aldus Robert Lucas.

Robert Lucas kreeg eind vorig jaar de Nobelprijs ekonomie uitgereikt in Stockholm en was daarmee het jongste feestvarken in de onwaarschijnlijke rij van gelauwerden afkomstig van de vermaarde University of Chicago (zie kader : Net als de Chicago Bulls). Lichtjes overdrijvend mag men stellen dat de nu 58-jarige Robert Lucas zowat in zijn eentje de keynesiaanse makro-ekonomische leer van tafel veegde daarin wel geholpen door de harde realiteit van de voorbije 25 jaar. De centrale rol die de keynesianen voorzien voor een actief overheidsbeleid, zowel op monetair als op budgettair vlak, kan nooit werken, zo bewees Lucas reeds in het begin van de jaren zeventig.

Centraal in die zogenoemde Lucas critique staat het concept van rationele verwachtingen : producenten en consumenten ondergaan niet zomaar het overheidsbeleid maar anticiperen op een rationele manier, d.i. met alle beschikbare informatie. Overheidsbeleid kan dus enkel maar werken indien er op verrassing gespeeld wordt en dan nog is het effect zeer beperkt in de tijd. Vanuit deze theorie volgde bijna onvermijdelijk de visie dat niet monetaire ontwikkelingen de conjunctuurcyclus drijven maar wel de zogenoemde reële factoren. Hierbij gaat het dan om technologische vooruitgang, wijzigingen in internationale handelsstromen, veranderingen in overheidsreglementeringen en dergelijke. Het mag tegen deze achtergrond geen verbazing wekken dat Lucas zijn lezing bij de uitreiking van de Nobelprijs opbouwde rond het thema De Neutraliteit van het Geld.

DE GELDFICTIE.

Robert Lucas belichaamt het prototype van de academicus pur sang. ” I really wouldn’t know for sure“, is de typische aanhef van een Lucas-antwoord op een praktijkgerichte vraagstelling. Zoals het openingscitaat aangeeft, vormt echter de EMU precies één van die eerder zeldzame kwesties waarover hij wél zonder veel omwegen een glasheldere, eenduidige mening ventileert. Overigens is de afwijzing van het EMU-concept zoals het thans voorligt een nagenoeg algemeen gegeven in Chicago (zie kader : Het Afwijzingsfront).

Betekent de reducering van die hele EMU-heisa tot iets irrelevants dat hij ook diegenen terugfluit die vandaag de EMU verantwoordelijk stellen voor de slechte conjunctuur en de oplopende werkloosheid ? “Zeer zeker,” aldus Lucas wuivend met de gegevens die we in grafiek 1 ( Simpel geld) hernemen, “want het cijfermateriaal dat aangeeft dat er tussen economische activiteit enerzijds en de evolutie van de geldhoeveelheid niet het minste verband bestaat, is overweldigend. Extra geldschepping leidt tot meer inflatie en daarmee houdt het hele verhaal op. De visie dat een streng monetair beleid de economische activiteit zou belemmeren, berust op drijfzand. Kijk bijvoorbeeld naar de VS gedurende de laatste twee decennia van de 19de eeuw : ondanks een effectieve inkrimping van de geldhoeveelheid groeide de economie bijzonder sterk.”

Het cijfermateriaal verleent zonder twijfel sterke steun aan de hypothese van geldneutraliteit op langere termijn, maar blijft er dan toch geen ruimte voor beleidsbijsturingen op korte termijn ? Robert Lucas : “Neen. Uiteraard zijn er schommelingen in de economische activiteit maar het is absolute utopie te denken dat men die vanuit het beleid kan wegwerken. Politici en beleidsmensen kunnen daar zo goed als niks aan doen. Let wel, zij kunnen wel rampen veroorzaken die een land op een desastreuze manier achteruitslaan. De naoorlogse nationalisaties deden dat met Groot-Brittannië, en landen als België en Italië leven vandaag constant op zo’n tijdbom als gevolg van hun vrij uitzichtloze schuldenpositie.”

GIGANT.

Gelet op al het voorgaande ligt het voor de hand dat de jongste laureaat van de Nobelprijs economie elke band tussen monetaire en budgettaire verstrakking enerzijds en steeds verder escalerende werkloosheid in Europa anderzijds ook van de hand wijst. “De meest steekhoudende verklaring die ik tot nu toe hoorde over die alsmaar stijgende werkloosheid in Europa, komt van mijn collega Thomas Sargent,” aldus Robert Lucas die prompt opstaat van achter zijn bureau en voorstelt om Sargent over dat recent onderzoek te gaan interpelleren.

Thomas Sargent huist, net als Lucas en de andere big shots van de faculteit economie, op de fameuze vierde verdieping van de Social Science Building in Hyde Park waar zich de campus van de universiteit van Chicago bevindt. Sargent vormt één van Lucas’ medestanders van het eerste uur : in 1978 schreven ze samen het nog altijd klassieke essay After Keynesian Macroeconomics.

Net als Lucas gelooft ook Sargent rotsvast in het principe van de rationele verwachtingen en de verregaande gevolgen daarvan voor het voeren van eender welk economisch beleid. Velen hadden dan ook verwacht dat als Lucas de Nobelprijs zou krijgen dat samen met Sargent zou gebeuren. De uiterst vriendelijke Sargent wuift die stelling weg : “Ik ben als econoom allicht niet slecht maar Bob is een gigant zoals er hooguit twee of drie in een eeuw voorkomen”.

VAN VRAAG NAAR AANBOD.

In de Working Papers-serie van de Federal Reserve Bank of Chicago verscheen onlangs de studie The European Unemployment Dilemma van de hand van Thomas Sargent en Lars Ljunqvist, een Zweeds econoom tijdelijk in dienst van die Chicago FED. Hun stellingen over kenmerken en gevolgen van de Europese welvaartsstaat kan men dus niet afdoen als die van het zogenoemde Europa-vreemde Amerikaanse economenvolk.

Sargent en Ljunqvist begonnen hun analyse vanuit onvrede met de bestaande theorieën inzake de oorzaken van die niet alleen steeds hogere maar tevens alsmaar meer strukturele werkloosheid. Met België als absolute koploper, lag in de Europese Oeso-landen het aandeel van de langdurig werklozen (méér dan één jaar werkloos) ruim boven de 50 % terwijl het in de VS amper 5 % bedroeg. Thomas Sargent : “Al de thans voorliggende verklaringen oriënteren zich op de vraag. Het gaat dan om een gebrek aan globale vraag in de economie en/of een afgeremde vraag naar arbeid als gevolg van gebrek aan flexibiliteit in de arbeidsmarkt, te hoge ontslagkosten, te enge loonwaaier, het conflict inzake looneisen tussen werkenden en werkzoekenden en dergelijke meer. Het is ondertussen duidelijk geworden dat geen enkele van deze theorieën echt voldoening geeft.”

Sargent en Ljunqvist gaan naar de aanbodzijde van het werkloosheidsverhaal kijken. Meer concreet stellen zij twee modellen tegenover elkaar, nl. dat van de welvaartsstaat en dat van de vrijemarkteconomie. Enigzins simplifiërend zou men kunnen stellen : het Europese versus het Amerikaanse model. In hun vertrekgegevens vertonen de twee ekonomieën zo goed als identieke kenmerken op het vlak van tewerkstelling, loonniveau, groei, productiviteit en investeringsritme. Het enige significante verschil bestaat erin dat het niveau van werkloosheidsuitkering veel hoger ligt in de welvaartsstaat dan in de vrijemarkteconomie.

De twee modellen gedragen zich in kalme, schokvrije economische omstandigheden zeer gelijklopend. Zoals blijkt uit grafiek 2 ( Traag Europa) schiet de werkloosheid in beide gevallen op een identieke wijze naar boven wanneer er een belangrijke schok op het sociaal-economisch systeem begint in te werken. Het grote verschil ontstaat echter in het zog van die eerste, vrij uniforme opstoot van de werkloosheid : het Amerikaanse model keert binnen het jaar terug naar zijn oorspronkelijk niveau van werkloosheid, het Europese model heeft daar 4 à 5 jaar voor nodig (zie grafiek 2).

AVERECHTSE PRIKKEL.

De analyse van Sargent en Ljunqvist legt uit hoe het kon gebeuren dat grotendeels onveranderd gebleven welvaartssystemen in de jaren ’50 en ’60 niet en vanaf de jaren ’70 wel tot werkloosheid hebben geleid. Lars Ljunqvist : “Zolang een economie van het welvaartstype geen schokken ondergaat, zoals in de jaren ’50 en ’60 het geval was, kunnen mensen die hun job verliezen vrij eenvoudig terug een soortgelijke betrekking vinden. Ondergaat datzelfde systeem echter diepgaande schokken dan verdwijnt die beschikbaarheid van soortgelijke betrekkingen. Met andere woorden, diegenen die werkloos worden, moeten nieuwe bekwaamheden gaan opbouwen om terug aan de bak te komen. In het Amerikaanse systeem is de druk om die investering te doen zeer groot. In Europa zorgen de hoge werkloosheidsvergoedingen echter voor een averechtse prikkel t.a.v. die investeringsinspanning. Dit mechanisme leidt dus niet alleen tot hoge én langdurige werkloosheid maar tevens tot een grote starheid in het hele economische systeem.”

Aan schokken die het sociaal-economisch weefsel in het Westen door elkaar schudden, ontbrak het de voorbije 25 jaar inderdaad niet. In het zog van twee ingrijpende oliecrisissen ontstond er een versnelde omschakeling van industriële activiteiten naar dienstensectoren. De fel toegenomen internationale concurrentie zorgde voor extra druk op de ketel. Specifiek voor Europa kwam daar dan op het einde van de jaren tachtig nog eens de schok van de Oost-Europese liberalizeringen en de Duitse eenmaking bovenop.

Valt er te ontkomen aan de conclusie dat West-Europa fel in zijn werkloosheidsvergoedingen zal moeten schrappen om ooit die torenhoge werkloosheid nog echt terug naar beneden te krijgen ? Lars Ljunqvist : “Als Zweeds burger opgegroeid in het prototype van welvaartsstaat heb ik moeite met die conclusie. Ik begrijp ten volle dat zich hier vooral langs de sociaal-democratische zijde van het Europese politieke spectrum een zwaar gewetensconflict aandient. Ik zou als volgt willen besluiten. Samen met Thomas Sargent heb ik een diepgravende analyse verricht. Ik ben absoluut overtuigd van de juistheid van onze conclusies. Wijst men die om politieke redenen af, dan heb ik daar respect en begrip voor. Het werkloosheidsbeest zal dan echter nog zeer lang rondwaren in Europa.”

Johan Van Overtveldt

Uit gegevens van 180 landen over 10 jaar blijkt dat expansie van de geldhoeveelheid de prijzen proportioneel omhoog drijft (luik A). Op de reële groei (luik B) heeft monetair beleid geen invloed. (Bron Robert Lucas)

Hogere werkloosheid is in het Amerikaanse model binnen het jaar verdwenen, in het Europese model duurt dit ruim 4 jaar.

ROBERT LUCAS (UNIVERSITY OF CHICAGO) Vanuit economisch en monetair standpunt is het EMU-project niet slecht of niet goed maar gewoon irrelevant.

THOMAS SARGENT (UNIVERSITY OF CHICAGO) Hoge werkloosheidsvergoedingen in welvaartsstaat zijn averechtse prikkel t.a.v. investeringsinspanning om nieuwe bekwaamheden op te bouwen. Gevolg : hoge en langdurige werkloosheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content