Canada toont de weg: zó moet Vlaanderen innoveren

Vlaamse bedrijven zijn te weinig innovatief. Dat blijkt uit een studie van de Vlaamse werkgeversvereniging Voka, die volgende week 4 oktober op haar congres wordt voorgesteld. Hoe moet het dan wel? Canada geeft het goede voorbeeld.

eXtra informatie op www.trends.be Op de website www.trends.be vindt u een aantal documenten over innovatie in Canada, en een lijst met links naar websites die informatie geven over Canada’s innovatiepolitiek en over de instellingen die erbij betrokken zijn.

We zoeken nieuwe klanten in bestaande markten. Zo luidt het vaakst voorkomende antwoord (54 %) op de vraag welke strategie Vlaamse bedrijven volgen om de toegenomen concurrentie aan te gaan (zie grafiek 1). Niet bepaald een antwoord om een bloeiende toekomst op te bouwen. ‘Ontwikkeling van nieuwe diensten of producten’ kwam pas op de tweede plaats (41 %), gevolgd door ‘nieuwe klantensegmenten’ (37 %) en ‘meer niches’ (33 %). Opvallend: bedrijven met een meerderheid van buitenlands kapitaal zetten meer in op nieuwe diensten of producten.

Het is een van de resultaten uit een enquête die de Vlaamse werkgeversvereniging Voka onder haar leden hield. Er kwamen 2163 antwoorden binnen (een respons van 20 %). De enquête wordt volgende week 4 oktober voorgesteld op het jaarlijkse Voka-congres (sorry, treffen heet het dit jaar), maar Trends kon de resultaten nu al exclusief inkijken.

‘Uniek zijn rendeert.’ De titel van het Voka-treffen is een mooie verwoording van de vertrouwd klinkende slogan dat innovatie de toekomst van onze economie bepaalt. In een wereldmarkt waar lagelonenlanden steeds meer activiteiten veel goedkoper aankunnen, moeten bedrijven in dure landen als België het hebben van voortdurende innovatie. Uit een wereldwijd onderzoek van consultant Arthur D. Little komen de volgende succesfactoren van sterk innovatieve ondernemingen naar voren: marktontwikkeling, productontwikkeling, expliciete innovatiestrategie, netwerking en ideeënmanagement. De laatste factor heeft de grootste impact op de verkoop van nieuwe producten en diensten.

En precies aan ideeënmanagement ontbreekt het bij Vlaamse ondernemingen, zo blijkt uit de Voka-enquête. Slechts 35 % heeft een structurele opvolging van ideeën die in het bedrijf opborrelen. Bij ondernemingen die een groei van meer dan 20 % hebben, is dat het geval bij 46 %. Een structurele opvolging betekent dat alle ideeën bekeken worden en er voor de beloftevolle nieuwigheden geld wordt vrijgemaakt om ze toe te passen.

Met een andere succesfactor is het al even slecht gesteld: bij 66,4 % van de bedrijven bestaat geen expliciete innovatiestrategie. Bedrijven in buitenlandse handen en groeibedrijven zijn hierin veel ambitieuzer.

De Vlaamse ondernemingen zijn ook te veel besloten bedrijven (zie grafiek 2). Bijna 60 % van de ondernemingen doet geen beroep op externe kenniscentra. 40 % heeft zelden of nooit samenwerking voor de ontwikkeling of commercialisering van producten of diensten. 75 % van de ontwikkelingen wordt zelf gefinancierd.

De rol van de overheid

In het tweede deel van haar studie deed Voka een benchmarking van België (en Vlaanderen) tegenover vier landen met een hoge structurele vernieuwing (Canada, Zweden, Ierland en Finland) en vier landen met een lage structurele vernieuwing (Noorwegen, Italië, Frankrijk en Duitsland). De benchmark werd opgesteld aan de hand van de efficiëntie waarmee een economie de productiefactoren arbeid, kapitaal en kennis inzet. De evolutie weegt dubbel zo zwaar als het huidige niveau.

Grafiek 3 toont welke kenmerken sterk vernieuwende economieën onderscheiden van de andere. Samenwerking met externen blijkt een van de meest onderscheidende factoren. Opvallend is ook dat in vernieuwende economieën de overheid beter inspeelt op internationale evoluties. “Dat betekent dat overheden tóch het verschil kunnen maken,” zegt Eric Vermeylen, directeur van het kenniscentrum van Voka. “Al te vaak zeggen beleidsmakers dat het land of de regio meegaat op de internationale conjunctuur. Dat is dus niet helemaal waar. Proactief inspelen op internationale evoluties is een troef.” Een andere belangrijke factor waar de overheid greep op heeft, is de arbeidswetgeving. Vernieuwende economieën hebben een soepele arbeidswetgeving. En verder kenmerkt een overheid in een sterk vernieuwende economie zich als volgt: ze trekt meer buitenlandse investeringen aan, lokt innovatie uit en gebruikt e-government. “E-government betekent niet alleen dat je een aantal elektronische portalen creëert,” merkt Vermeylen op. “Je moet ook je back-office aanpassen in functie van e-government. Het vraagt om een andere en slanke overheid.”

En waar staat Vlaanderen in dat verhaal? Grafiek 4 toont dat Vlaanderen slechts op één factor positief scoort: productiviteit. Dat is uiteraard het gevolg van de hoge loonkosten. Vlaamse ondernemingen kiezen te weinig voor innovatie en werken te weinig samen met externe partners.

Canada: Mounties of BlackBerry’s?

De Belgische en de regionale overheden weten ook wel dat er nood is aan een goede innovatiestrategie. De High Level Group 3 % Belgium maakte een haarscherpe analyse. De groep – de 3 % in haar naam verwijst naar het streefdoel van Lissabon: 3 % van het bruto binnenlands product moet geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling – knoopte er ook beleidssuggesties aan vast.

De belangrijkste suggestie is een grote financiële injectie van de overheid in de Belgische openbare researchinfrastructuur. Verder onder andere: betere financiële voorwaarden voor particuliere O&O-investeringen, de aantrekkelijkheid van België voor kenniswerkers verhogen, meer synergie tussen de verschillende beleidsdomeinen. Voorzitter Luc Soete (professor aan het Merit-instituut van Maastricht) ging voor het opstellen van dit rapport op bezoek in Canada en het rapport geeft op verschillende plekken Canada als voorbeeld.

Canada? Denkt u ook meteen aan de Mountie op zijn paard, of aan beren in koude en onherbergzame bossen? Dat was Canada. En als u er op vakantie gaat, moet u zeker die beren en die Mounties niet missen. Maar wist u dat een van de grootste technologische hypes – de BlackBerry, een toestel dat gsm, mobiel internet en e-mail samenbrengt – door de Canadese firma Research in Motion werd ontwikkeld? Wist u dat naast de olievelden van Alberta, een van de tien provincies van Canada, een hele reeks bedrijven in de nanotechnologie actief is? Of dat Electronic Arts, een van de grote namen in de gamingindustrie, meer dan duizend ontwikkelaars in Canada tewerkstelt (het bedrijf veroorzaakte vorige week nog een file op de E19, toen het langs die autoweg zijn nieuwste spel demonstreerde)?

Canada was ook een van de eerste gebruikers van satelliet, breedband, gsm en is nog steeds een heavy user. “Dat Canada zo sterk is in innovatie, komt ook door de geografie van het land,” verklaart Leonard Brody, Canadees ondernemer en venture capitalist, en vorige week op werkbezoek in Brussel. “Het is zo’n groot en dunbevolkt land, dat technologie het middel bij uitstek is om de mensen samen te brengen.”

In heel wat ranglijstjes staat Canada bovenaan (zie kader: Canada scoort sterk). Het was nochtans niet zo lang geleden anders… Begin jaren negentig stond de Canadese economie aan de rand van de afgrond. De regering nam echter het heft in handen en slaagde erin, mede dankzij een grote saneringsoperatie in het overheidsapparaat, de begroting recht te trekken. Canada kent sinds 1997 aanhoudende begrotingsoverschotten. De schuldgraad van de federale overheid zakte van 66,4 % in 1995 tot 31,2 % in 2005. Het aandeel van de rentebetalingen halveerde, waardoor geld vrijkwam voor onder andere innovatie. En de economische groei hielp mee. In de periode 1991-2003 werd een groei van het bruto binnenlands product (BBP) van 3,5 % gemiddeld gemeten. Voor 2006 wordt gerekend op 2,9 %.

“Sinds 1993 heeft Canada de grootste turnaround gepresteerd in de wereld,” zegt Leonard Brody. “Het land is geëvolueerd van niets naar de meest concurrerende economie.” Voor Karl Collaerts, adviseur van het kenniscentrum van Voka en de man die in het onderzoek Canada voor zijn rekening nam, is het grote verschilpunt tussen Canada en Vlaanderen het functioneren van het overheidsapparaat. “De Canadese overheid heeft een betere dienstverlening, is sterk in administratieve vereenvoudiging en kent een hoge kwaliteit van wetgevend werk.”

Onderzoek aan universiteiten floreert

De Canadese regering zet alles in op de ontwikkeling van een kenniseconomie. In 2001 besteedde Canada 1,9 % van zijn BBP aan O&O en staat daarmee vijftiende in de Oeso-rangschikking (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). België deed het toen beter (2,1 %). Canada mikt op 3,1 % in 2010 en hoopt daarmee naar de vijfde plaats op te rukken. Om die grote sprong te maken, heeft Canada een indrukwekkende innovatiestrategie opgezet.

Een van de belangrijkste instrumenten die door de federale regering – Canada is net als België een federaal land – werd opgericht, is de Canadian Foundation for Innovation (CFI). CFI kreeg de vorm mee van een onafhankelijke stichting en beschikt over een jaarbudget van 450 miljoen Canadese dollar (315 miljoen euro). CFI financiert onderzoeksprojecten die vooral door universiteiten worden ingediend. “We financieren 40 % van een project,” zegt Eliot Phillipson, topman bij CFI, via een videoconferentie met Trends. “De andere 60 % moeten de indieners zelf financieren, maar meestal wordt 40 % aangedragen door de provinciale regering en 20 % door henzelf of een privé-partner in het project. Tegen 2010 zal CFI, opgericht in 1997, samen met zijn partners meer dan 11 miljard Canadese dollar (7,7 miljoen euro) hebben geïnvesteerd.”

Het tweede belangrijke instrument is Canada Research Chairs (CRC). In 2000 richtte de regering CRC op, dat een budget van 900 miljoen Canadese dollar (630 miljoen euro) meekreeg. Daarmee moet het 2000 research chairs aan universiteiten realiseren om zo de onderzoekscapaciteit te vergroten. “De teller staat op 1503,” weet John ApSimon, executive director van CRC. “Een derde van de onderzoekers komt uit het buitenland: de helft Canadezen die terugkeerden en de andere helft echte buitenlanders, onder wie zes Belgen.”

Het aantrekken van buitenlanders past in de immigratiepolitiek van Canada, dat een erg open land is. “Onze mentaliteit is gebouwd op immigratie,” zegt Leonard Brody. “De VS groeit daarvan weg, wij gaan er verder in.”

CRC heeft twee soorten onderzoeksstoelen: een voor beloftevolle juniors en een voor seniors. Die laatste is voor een periode van zeven jaar en biedt de senior researcher een jaarloon van 200.000 Canadese dollar (140.000 euro). Bovendien wordt hij vrijgesteld van lesgeven. De federale regering financiert de indirecte kosten die samenhangen met zo’n aanstelling voor 25 %. In Vlaanderen droomt ook minister van Economie Fientje Moerman (VLD) ervan om topresearchers naar Vlaanderen te halen, maar de middelen waarover zij kan beschikken, zijn veel beperkter.

Canada staat ook model voor zijn subsidiesysteem voor onderzoek. Er zijn drie research granting councils: een voor natuurwetenschappen en engineering, een voor sociale en geesteswetenschappen, en een voor medisch onderzoek. Ze hebben vorig jaar samen voor 1,7 miljard Canadese dollar (1,2 miljard euro) in onderzoek geïnvesteerd.

Dankzij die gerichte politiek van CFI en CRC is Canada een van de beste landen ter wereld qua investeringen in universiteitsresearch. Het staat evenwel veel zwakker in onderzoeksinvesteringen van de privé-kant. Dat komt onder andere omdat Canada een KMO-land is en in kleine bedrijven ligt de O&O-activiteit doorgaans lager. Daarom ook dat het aantal patenten te laag is en ook het aantal wetenschappers dat in ondernemingen werkt: drie op de 1000 tegenover zes op de 1000 in Zweden.

Industry Canada, dat de wetenschappelijke en innovatiepolitiek vanuit de regering vormgeeft en begeleidt, heeft speciale aandacht voor KMO’s. Zo is er een belastingkrediet voor KMO’s die investeren in research. Ze krijgen ook veel aanvullende steun van de provincies. In Quebec, bijvoorbeeld, krijgen kleine bedrijven die hooggekwalificeerde medewerkers aanwerven vrijstelling van belasting daarop. “We moeten de capaciteit van de KMO’s om onderzoek te commercialiseren verbeteren,” zegt Michele Boutin, chief science policy van Industry Canada. “Zo werd bij het ministerie van Industrie hiervoor een expertpanel opgericht. Dat moet in november aanbevelingen geven over de wijze waarop KMO’s meer kunnen profiteren van kennistransfer.”

“Hebben we voldoende managers om al het onderzoek dat wordt gedaan te commercialiseren?” vraagt Leonard Brody zich af. “In 1995 was het antwoord neen, vandaag ja. Een belangrijke rol in die evolutie werd gespeeld door Networks of Centers of Excellence (NCE). Met een bescheiden jaarbudget van 83 miljoen Canadese dollar (58 miljoen euro) werden twintig netwerken opgezet in uiteenlopende domeinen – van gezondheid tot robotica. “We willen die centra uitbreiden tot leiders in kennistransfer,” zegt Jean-Claude Gavrel, directeur van NCE. “Vanuit de NCE-netwerken zijn 111 spin-offbedrijven ontstaan.”

Zal oliegeld roet in het eten gooien?

Problemen zijn er nog wel. Zo moet Canada, volgens Leonard Brody, nog meer buitenlands kapitaal aantrekken. “Er is ook te weinig risicokapitaal in Canada. In de risicoaanvaarding zitten we in het midden tussen Europa en de VS. We moeten nog meer naar een cultuur van proberen, mislukken en opnieuw proberen.”

Canada heeft zich goed gewapend om zijn ambitieuze doelstellingen waar te maken. Maar zal het ook het tempo kunnen volhouden? Canada heeft grote oliereserves en met de huidige olieprijzen is dat een enorm voordeel.

Paradoxaal genoeg is dat oliefortuin een groot gevaar: de sense of urgency die het Canadese wonder in de jaren negentig mogelijk heeft gemaakt, verdwijnt. Maar Brody gelooft niet dat zelfgenoegzaamheid Canada weer achteruit kan duwen. “De kenniseconomie moet de toekomst blijven. Het oliegeld moet naar innovatie gaan.”

Guido Muelenaer

Bij 66,4 % van de Vlaamse bedrijven bestaat geen expliciete innovatiestrategie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content