Cadeau voor de burgemeester
De wedden van burgemeesters en schepenen zijn na de jongste verkiezingen sterk gestegen. Tegelijk gaat ook hun bijzonder kostenforfait _ zij het minder fors _ omhoog.
Burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters genieten van een bijzondere regeling voor hun aftrekbare beroepskosten. Die staat niet in de wet, maar volgt uit een jarenlange administratieve praktijk. De bezoldigingen die ze voor de uitoefening van hun mandaat ontvangen, worden afgezonderd van hun eventuele andere bezoldigingen en ondergaan een aparte fiscale behandeling.
Als een gewone belastingplichtige bezoldigingen ontvangt uit verschillende bronnen (omdat hij meer dan één werkgever heeft), worden die bezoldigingen _ met het oog op de aftrek van de beroepskosten _ als één geheel beschouwd. Binnen dezelfde groep van beroepsinkomsten (in casu bezoldigingen) mag immers geen combinatie worden gemaakt van het bewijs van werkelijke kosten (voor de bezoldigingen uit de ene bron) en toepassing van het wettelijk forfait (voor de bezoldigingen uit een andere bron).
Bij burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters wordt dat in de praktijk wel toegestaan. Als ze naast hun bezoldiging als lokaal mandataris nog andere bezoldigingen genieten, mogen ze ten aanzien van die andere bezoldigingen bijvoorbeeld hun werkelijke kosten bewijzen, terwijl ze voor hun bezoldigingen uit hun mandaat een beroep kunnen doen op de forfaitaire aftrek van kosten.
Dat bedrag is gelijk aan de wedde van de burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter van de kleinste gemeente van het land. Voor het aanslagjaar 2001 (inkomsten van 2000) was dat 4599,14 euro (185.529 frank) voor een burgemeester en 2759,85 euro (111.332 frank) voor een schepen of OCMW-voorzitter.
Het probleem is evenwel dat de bezoldigingen van de lokale mandatarissen na de jongste gemeenteraadsverkiezingen fors de hoogte ingegaan zijn. Op die manier is de wedde van de burgemeester van de kleinste gemeente van het land vandaag verschillende malen hoger dan de wedde die hij vroeger kreeg. Men zou dan verwachten dat die verhoging tot gevolg zou hebben dat de lokale mandatarissen voortaan ook onder de gewone fiscale regels inzake beroepskosten zouden vallen. Maar zo hadden zij het niet begrepen en ze drongen er bij de minister van Financiën op aan om een afwijkende regeling te behouden.
Bij gewone belastingplichtigen is dat niet het geval. De vergoedingen die zij ontvangen wegens kosten die aan de uitoefening van hun beroep verbonden zijn (zoals verplaatsingskosten van de woonplaats naar de werkplaats) zijn in principe belastbaar. Zij kunnen slechts gedetaxeerd worden als men werkelijke beroepskosten bewijst, waarvan het aftrekbaar bedrag ten minste even hoog is als de ontvangen vergoedingen. Bij leden van de bestendige deputatie is dat bewijs niet nodig. Hun kostenvergoedingen zijn zonder meer van belasting vrijgesteld.
Hetzelfde fiscaal gunststelsel is onder meer ook van toepassing op de kostenvergoedingen die uitbetaald worden aan de leden van de verschillende parlementen van dit land.
Jan Van Dyck
De auteur is advocaat bij Dauginet & Co en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Het bijzonder kostenforfait van burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters stijgt met meer dan 10%.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier