Bouwen op hoog niveau

Broeihaard van sociale problemen. Ze verstoren het historische stadszicht, ze zijn gewoon lelijk… Ziedaar enkele redenen waarom torens niet meer welkom waren in onze steden. Maar het tij lijkt gekeerd. Tegenwoordig gelden torens als hip, ecologisch verantwoord en economisch interessant.

In 2013 is het eindelijk zover. Brussel kan dan pronken met zijn eerste woontoren van formaat. Met een hoogte van 140 meter wordt de Premiumtoren de primus onder de Belgische woontorens. Naast de toren komen kantoren, winkels en villa-appartementen.

Projectontwikkelaar Atenor kocht het terrein aan de Willebroekkaai, langs het Kanaal Brussel-Schelde, in juni 2005. Het rekent erop dat de bouwvergunning in de loop van het tweede trimester van dit jaar in de bus valt. “En dan beginnen we onmiddellijk te bouwen”, verzekert CEO Stéphan Sonneville. Was het een moeilijk traject? “Het is niet moeilijk als je veel geduld hebt”, antwoordt Sonneville diplomatisch. “Ik denk dat de beleidsmensen in deze stad een pragmatischer houding zijn gaan aannemen tegenover torens. De visie van Atenor is dat torens een meerwaarde kunnen bieden, maar niet eender waar en ook niet eender welke toren. Ik denk dat veel politici zich daar in kunnen vinden.”

Dat is ooit wel anders geweest. Eind jaren negentig lanceerde de Brusselse burgemeester François-Xavier De Donnea (MR) het idee om de moderne torens in de Brusselse vijfhoek af te toppen. Wat ook effectief gebeurd is met de Lottotoren. De Donnea vond die hoogbouw niet passen in het historische Brusselse stadsbeeld.

Misplaatste nostalgie of niet, feit is dat De Donnea niet de enige is met torenvrees. Want torens mogen dan al fascineren, ze roepen ook weerstand op. Soms heel terecht. De impact van een toren op een wijk is dan ook niet te onderschatten. En in het verleden zijn er waardevolle gebouwen gesneuveld voor torens van vaak bedenkelijke kwaliteit. Samenlevingsproblemen in mistroostige woonblokken hebben het imago van de woontoren ook geen goed gedaan. “In Frankrijk is het taboe op torens veel groter dan bij ons”, zegt architect Xaveer De Geyter. “Dat heeft heel veel te maken met wantoestanden in de zogenaamde villes nouvelles. Dat zijn de vuilbakken van de binnensteden. En daar zie je inderdaad veel hoogbouw van heel slechte kwaliteit.”

Mixen die functies

In ons land lijkt het verzet tegen hoogbouw wat geluwd. Dat valt toch af te leiden uit de torenprojecten die her en der in onze steden verrijzen. Volgens architect John Eyers heeft de vernieuwde interesse voor torens ook te maken met de toegenomen aandacht voor gemeenschappelijk transport: “Je moet er maar eens op letten: veel van die torens verrijzen rond stations of metrostations. Met de concentratiemogelijkheden die ze daar bieden, geven ze een perfect antwoord op de mobiliteitsproblematiek.”

Het architectenbureau Jaspers & Eyers had al enkele torens (Belgacomtoren, North Galaxy, Dexiatoren en de renovatie van de Zuidertoren) op zijn palmares staan en is ook betrokken bij tal van de op stapel staande torenprojecten. Zo zijn onder meer de toren van de federale overheidsdienst Financiën (118 m) in Luik, de MG-Tower (119 m) in Gent en het VAC Leuven (64 m) van de hand van Jaspers & Eyers. En in Polen werkt Jaspers & Eyers voor de Ieperse projectontwikkelaar Ghelamco aan zeven torens, waaronder de Warsaw Spire (280 m).

Jean-Michel Jaspers meent dat ook bij het brede publiek de aversie fel is verminderd, omdat torens vandaag – anders dan vroeger – vaak een multifunctionele invulling krijgen. “We hebben een aantal projecten voorgesteld waarbij we in de toren de sokkel of de bovenste verdieping toegankelijk maken voor het publiek”, zegt hij. “Dat kan door in de sokkel een shoppingcenter onder te brengen, of bovenaan een sky lobby. Op die manier creëer je een breder draagvlak. Het maakt het leven en wonen in en rond een toren interessanter.”

Een voorbeeld van zo’n gemengde toren (in de planfase) is de Dockside aan het Saincteletteplein, op een boogscheut van de site van de Premiumtoren. “De invulling van deze toren wordt ongeveer gelijk verdeeld over kantoorruimte en appartementen”, zegt Jean-Michel Jaspers. “Ik ben een groot voorstander van zo’n mix van functies, maar het kan niet altijd. Stel dat je een toren mag bouwen voor de Europese Commissie. Winkels in de sokkel, dat acht ik dan wel mogelijk, maar om veiligheidsredenen zal de Commissie geen appartementen toelaten in de toren.”

Ook de Antwerpse bouwmeester Kristiaan Borret vindt een mix van functies in een toren een pluspunt. “De vraag is: hoe ver kan en moet je gaan? In België zijn we nogal afkerig om verschillende type gebruikers dezelfde lift te laten nemen. Organisatorisch kan je dat nochtans perfect oplossen met een pasje of badge waardoor je alleen op bepaalde verdiepingen in en uit kunt stappen. In grote steden, zoals New York, maakt men daar ook geen punt van. In het benedengedeelte kantoren onderbrengen en daarboven dan woningen, dat is perfect haalbaar. Bij de Londen Tower in Antwerpen is dat trouwens zo gepland.”

Voordelen van alle aard

En zijn nog meer redenen om de torens uit het verdomhoekje te halen. Zo zijn ze uiterst geschikt om als landmark te fungeren. “Akkoord”, zegt Kristiaan Borret. “Een landmark is soms nodig. En een toren is, als hij echt hoog is, automatisch een landmark: je kunt er niet naast kijken. Maar ik vind dat toch een zwak argument. Er moet meer zijn om van een toren geslaagd project te maken.”

Bij Jaspers & Eyers wijst men erop dat torens ook een plaats verdienen in het streven naar duurzaam bouwen. John Eyers: “In een multifunctionele toren kan men energie die opgewekt is in kantoren recupereren voor de appartementen. Er zijn ook mogelijkheden met alternatieve energiebronnen. In Luik komt er op de toren voor de federale overheidsdienst Financiën een windmolen. Midden in de stad. Bij een toren is de integratie van fotovoltaïsche cellen in de gevel ook veel efficiënter dan bij een laagbouw.”

Er is ook nog het argument dat torens de bouwdichtheid verhogen. Vooral in het sterk verstedelijkte Vlaanderen is dat een thema. Een hogere dichtheid verkrijgen in stedelijk gebied is trouwens een van de uitgangspunten van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Meer torens bouwen, lijkt in dat opzicht een zegen. Maar Kristiaan Borret nuanceert. “Een toren kan een middel zijn om te verdichten. En ik benadruk ‘kan’, want het is niet zo simpel. Hoogbouw veronderstelt immers ook een zekere mate van open ruimte.” Xaveer De Geyter treedt hem bij. “Je hebt geen torens nodig om een grote dichtheid te krijgen. In de Parijse binnenstad zijn torens niet toegelaten. Toch heb je daar een heel hoge dichtheid dankzij die ook wel relatief hoge, aaneengesloten bebouwing.”

John Eyers ziet ook economische motieven om torenbouw te promoten. “De Belgische bouwsector heeft heel wat knowhow die in hoogbouw ten volle tot zijn recht komt. We hebben bijvoorbeeld een aantal specialisten in hoogwaardige geprefabriceerde betonelementen. En die prefabelementen drukken de kosten. Het laat ook toe om sneller te bouwen want bij torens kun je met een soort van stapelsysteem werken.” Ook het relatief kleine grondaandeel speelt in de kaart van torenbouw.

Torenhoge kosten?

De troeven zijn er, het klimaat is gunstiger en de eerste torenprojecten nieuwe stijl krijgen stilaan vorm. Toch moeten we ons hier niet meteen verwachten aan een skyline à la New York of Hongkong. Want een aantal praktische bezwaren blijft overeind.

Het gebrek aan ruimte bijvoorbeeld. Uit de slechte voorbeelden van het verleden hebben we geleerd dat je een toren niet eender waar kunt neerpoten. “En”, merkt Kristiaan Borret op, “een toren heeft onvermijdelijk een impact op de skyline van een stad. Het referentiekader mag dus niet alleen de onmiddellijke omgeving zijn, je moet eigenlijk naar de stad als geheel kijken.”

Op grote, braakliggende terreinen is het eenvoudiger om torenprojecten op een verantwoorde manier in te plannen. Maar die zijn schaars in onze steden. En in het buitengebied wil men de ruimte open houden. Bovendien is het nog maar de vraag of torens daar ook maar enige economische relevantie hebben.

In de hoogte bouwen, verhoogt ook de complexiteit en de grootschaligheid drijft het risico op. “Het brengt een aantal directe en indirecte kosten met zich”, weet Stéphan Sonneville. “Een toren vraagt om stevigere en diepere fundamenten. De raamkozijnen moeten een betere weerstand bieden, de gevelmaterialen moeten beter bevestigd zijn… Komt daarbij dat je voor zo’n gebouw toch een degelijke, verzorgde en sprekende architectuur wil. Ook dat verhoogt het kostenplaatje.”

Ook de logistiek is trouwens complexer. Dat laatste is zeker het geval bij zeer hoge torens zoals Burj Khalifa (Burj Dubai). Johan Beerlandt, CEO van Besix, een van de aannemers van de Burj Khalifa: “Logistiek is de grootste uitdaging. Voor het verticaal transport van goederen, materieel en mensen zijn er uitzonderlijke middelen nodig en die hebben allemaal hun invloed op de prijs van de toren. Je moet bijvoorbeeld in overstapplaatsen voorzien voor de goederenliften, want er bestaat geen enkele goederenlift die in één keer tot op 650 meter gaat. En beton pompen tot op 605 meter dient te gebeuren met zeer speciale pompen.” Beerlandt merkt ook op dat de standaardiseringsvoordelen, waar John Eyers naar verwees, bij de Burj nauwelijks hebben gespeeld.

De buren mikken hoger

De Zuidertoren is met zijn 150 meter de hoogste toren in ons land. Naast de Burj Khalifa is dat een lilliputter. In vele opzichten een oneerlijke vergelijking, maar ook dichter bij huis klimmen de torens opmerkelijk hoger. In Frankfurt meet de Commerzbank Tower 259 meter en de stad aan de Main telt nog enkele kleppers van meer dan tweehonderd meter. Parijs heeft beslist om de maximale bouwhoogte in de zakenwijk La Defense op te trekken van 200 naar 300 meter. Rotterdam heeft al enkele jaren de Montevideo, een woontoren van 150 meter, en er staan er nog op stapel.

Bij ons blijven de meeste (woon)torens nog onder de kaap van de honderd meter. Een kwestie van bescheidenheid? Eerder een kwestie van haalbaarheid, meent Johan Beerlandt. “Je moet rekening houden met de prijs die kopers of huurders willen betalen tegenover de kostprijs voor de realisatie van een torengebouw. In Nederland bouwen we wel torens van 150 tot 165 meter. De prijzen voor aankoop en verhuur van liggen naar mijn mening in de lijn van de prijzen in België. Dus ik denk dat zulke torens ook bij ons mogelijk moeten zijn.”

Maar veel hoger lijkt ook in Nederland moeilijk. Utrecht heeft de vergevorderde plannen voor een toren van 250 meter (de Belle van Zuylen) netjes opgeborgen. “Door de crisis is het risicoprofiel van dit unieke project sterk verhoogd”, verklaarden de stad en projectontwikkelaar Burgfonds.

Jaspers-Eyers & Partners in cooperation with DDS & Partners, Lobjoy & Bouvier

Door Laurenz Verledens

In ons land lijkt het verzet tegen hoogbouw vandaag wat geluwd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content