BOERENVERDRIET
Over het algemeen hebben de Belgische landbouwers het in 1996 niet slecht gedaan. Maar in West-Vlaanderen zijn ze iets minder optimistisch.
De Belgische landbouwers hebben in 1996 niet slecht geboerd. In vergelijking met 1995 steeg hun inkomen met 12,8 procent. Dat blijkt uit cijfers van het Landbouw-Economisch Instituut ( LEI). In de Belgische landbouwprovincie bij uitstek, West-Vlaanderen, wordt dat optimisme evenwel danig getemperd. In de kustprovincie, die in 1996 met 15,5 procent van het Belgisch grondareaal tekende voor een kwart van de totale productiewaarde, wordt gewezen op de duik die de landbouwersinkomens in 1995 maakten. Toen verdienden de boeren 14 procent minder dan in 1994. Anders gezegd : de boeren verdienen vandaag weer ongeveer evenveel als in 1994.
Bovendien bestaat “de boer” al lang niet meer. En er zijn er ook steeds minder ; ook in West-Vlaanderen. André Calus, directeur van het Provinciaal Centrum voor Land- en Tuinbouw uit Beitem, zette enkele cijfers op een rijtje. In 1944 vond 19 % van de West-Vlaamse beroepsbevolking werk in de land- en tuinbouw. Twintig jaar later was dat nog 14 % en in 1988 nog amper 4,8 %. Ook het aantal West-Vlaamse landbouwbedrijven liep drastisch terug : van 60.294 in 1959 naar 14.699 anno 1996. Sinds 1945 zag West-Vlaanderen bovendien 14 procent of 35.000 hectare landbouwgrond verdwijnen. Desondanks worden de nog actieve bedrijven almaar groter : de gemiddelde bedrijfsoppervlakte steeg van 2,07 hectare in 1950 naar 14,4 hectare in 1996. De West-Vlaamse boeren zijn zich de voorbije jaren bovendien gaan toeleggen op de intensieve vee- en groententeelt. Meteen een reden waarom de West-Vlaamse boeren tekenen voor een totale jaarlijkse productiewaarde van 70 miljard frank ; meer dan de hele Waalse land- en tuinbouw samen. Dat betekent echter geenszins dat alle West-Vlaamse boeren een schitterend jaar achter de rug hebben. Voor de aardappeltelers met een sterke concentratie in de polders was 1996 ronduit een rampjaar. Zij produceerden dan al 21 procent meer aardappelen in 1995 ; ze zagen hun prijzen ook met circa 44 % dalen. De rundveefokkers zagen, mede door de heisa rond de dollekoeienziekte, de prijzen dalen met gemiddeld 11 % ten opzichte van 1995. De varkens- en pluimveefokkers zagen de prijzen voor hun producten dan weer stijgen met respectievelijk 15 en 13 procent. Ronduit schitterend was het in 1996 voor de producenten van eieren. De prijs van het witte of bruine kleinood steeg over 1996 met maar liefst 36 procent.
Wie het kleine niet eert ?
WEST-VLAANDEREN Tekent nog altijd voor een kwart van de totale landbouwproductie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier