Boer zoekt stroom
Biolectric is een bedrijf met een geurtje. Sinds 2011 bouwde het 55 pocket mestgasinstallaties op melkveebedrijven. Die leveren de groene stroom en warm water.
Biolectric uit Temse laat koeien stroom produceren. Onder meer bij Paul Van der Schoot uit Ranst. Zijn meer dan 200 dieren doen plichtsbewust hun grote boodschap, waarna de mest via een mestschuifsysteem wordt opgevangen en naar een pocket ‘reactor’ wordt gepompt. Daar wordt de mest opgewarmd op lichaamstemperatuur waardoor er met de hulp van bacteriën methaangas wordt gevormd die wordt afgeleid naar een gasmotor die elektriciteit produceert.
Met dit systeem reduceert Van der Schoot zijn elektriciteitsfactuur tot nul, verwarmt hij zijn huis via de restwarmte van de motor en reduceert hij zijn CO2-uitstoot, omdat hij minder fossiele brandstoffen verstookt en minder methaangas uitstoot.
Drie voor de prijs van één, beaamt Philippe Jans van Biolectric. “We valoriseren de mestopslag, maar we bieden geen oplossing voor het mestprobleem. De mest wordt nadien weer uitgereden, maar we vermijden wel extra methaanuitstoot en de landbouwer werkt bijna klimaatneutraal. (wijst naar mestvergister) Ter vergelijking: deze installatie zet een equivalent van 220 auto’s per jaar aan de kant.”
Investeren met spaargeld
Jans is een burgerlijk ingenieur micro-elektronica, een uitvinder, ondernemer en misschien vooral een doorzetter. De ontwikkeling van zijn mestgasinstallatie had heel wat voeten in de aarde. “Vergisting is een technologie die elektriciteit opwekt als wij die nodig hebben. We komen ‘s avonds thuis en zelfs als het niet waait of als de zon niet schijnt, willen we het licht kunnen aandoen.”
Toch verklaarde in het begin iedereen hem gek. “Om mest te vergisten moet je een aantal technische hordes nemen. De academische wereld geloofde niet in mijn project en reageerde nogal conservatief. Mest zou te veel stikstof bevatten om de bacteriën goed hun werk te laten doen, maar ik vond een oplossing. Ook het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) hapte aanvankelijk niet toe, want dat ging af op wat de academische wereld zei. Ik kreeg dus geen subsidie, laat staan dat ik mijn product verkocht kreeg.”
Jans joeg in een jaar het gros van zijn spaargeld erdoor om de mestgasinstallatie te verfijnen. “Toen ik om 3 uur ‘s nachts vol mest hing omdat er een leiding gesprongen was, dacht wel ik eens bij mezelf: ‘ben ik hiervoor naar school geweest?’ Het is psychologisch heel zwaar om elke maand je spaarrekening naar beneden te zien gaan. Maar het stuwt je ook vooruit. Ik ken veel mensen met goede ideeën, maar ze modderen aan omdat ze geen externe druk voelen.”
“Je moet durven te springen, ook al kan je vallen. Toen ik een MBA volgde aan de Vlerick-school vroeg de professor van het vak entrepreneurship: ‘wie wil er een eigen onderneming?’ 95 procent stak zijn hand op. ‘Wie doet dit binnen de twintig jaar?’ Bijna iedereen zei weer ja. Maar toen hij vroeg: ‘wie runt een onderneming binnen dit en drie jaar’, stak niemand nog zijn hand op.”
“Ik kom ze geregeld tegen, knappe koppen die in een gouden kooi zitten op hun werk, niet gelukkig zijn, maar de stap naar het ondernemerschap niet durven te doen. Als je als ondernemer ietwat succesvol bent, nadat je een heel risicotraject hebt doorlopen, dan zeggen ze: ‘jij hebt het toch gemakkelijk’. Iedereen kan zijn job opzeggen en zijn spaargeld aanspreken om iets te ondernemen. Dat gebeurt nauwelijks in België. En je hebt geen sociaal vangnet als het mislukt.”
Eerlijke sector
Achteraf bekeken was Jans’ risicostrategie de juiste, en na een jaar dook bovendien een reddende engel op, in de gedaante van een gulle investeerder: de familie Westerlund, via Taste Invest. “Jean-Jacques gelooft enorm in mijn project en kijkt naar de lange termijn. Zonder hem was het misschien nooit gelukt, of zou het allemaal veel langer geduurd hebben. Hij zag dat ik heel gedreven was. Er is geen enkele businessangel die meteen zegt: ‘hier is geld’. Mensen die niet genoeg in zichzelf en hun product of dienst geloven om hun job op te zeggen en hun spaargeld aan te spreken, zullen ook moeilijker een investeerder overtuigen. Twee jaar later kreeg ik wel een subsidie van het IWT.”
Dankzij die investeerder bouwde Biolectric de eerste twintig installaties op eigen kosten en in zijn eigendom. Het was dé manier om de landbouwers te overtuigen. “Boeren kennen het klappen van het zweep en zitten meestal niet op een zak geld om zich te wagen aan spielereien. Er is een direct verband tussen kosten en opbrengsten op een boerderij. Als iets niet opbrengt, dan maken ze die kosten niet.”
“Maar het is een heel aangename sector om mee samen te werken, want eerlijkheid regeert. Als het niet deugt, zeggen ze het u. Dat komt soms hard aan, maar zo krijg je feedback om je product te verbeteren. Wij bouwden de installatie dus eerst bij de landbouwer op onze kosten, maar de opbrengsten waren ook grotendeels voor ons. Hij kocht elektriciteit van ons tegen een gereduceerd tarief. Na een tijdje redeneerde de landbouwer: ‘als jij geld kan verdienen op mijn hof, zal ik de installatie zelf bekostigen en terugverdienen’.”
“Nu kopen ze allemaal de installatie aan, gemiddeld kost die 95.000 euro. Zes jaar later is ze terugverdiend. Vanaf 80 runderen wordt het systeem rendabel met een klassieke kelder, met een mestschuifsysteem heb je zelfs maar 40 runderen nodig. De landbouwer vermijdt niet alleen de aankoop van elektriciteit, hij krijgt ook een groenestroomcertificaat per geproduceerde megawatt/uur en een warmtekrachtkoppelingscertificaat omdat hij de warmte van de motor valoriseert.”
Kan de boer geen elektriciteit voor buurtbewoners produceren, zoals in Nederland? “In België word je financieel niet gestimuleerd om voor anderen elektriciteit te produceren. Je werkt met een terugdraaiende teller met een limiet van 10 kW en als je voorbij je eigen nulpunt bent, lever je gratis energie aan het net. In principe kunnen onze vergisters stroom leveren aan vijftien gezinnen per jaar, maar een landbouwer verbruikt natuurlijk zelf heel veel elektriciteit.”
Geen klassieke biogasinstallatie
Jans benadrukt meermaals dat zijn installatie bijzonder weinig gemeen heeft met de klassieke, grotere biogasinstallaties. “Het gaat slecht met de klassieke vergistingssector. De grote biogasinstallaties maken gebruik van grote hoeveelheden organisch afval en voedergewassen zoals maïs. Die worden met vrachtwagens aan- en afgereden, wat al niet ecologisch is. Bij ons gaat er alleen mest in, die ter plekke voorradig is.”
“Tien jaar geleden was de biochemie blij als ze van haar afval af raakte, nu wordt er voor afvalstromen grof geld betaald waardoor je aankoopprijzen als vergister stijgen terwijl je verkoopprijzen niet meestijgen. Het kost soms meer energie en geld om een biogasinstallatie draaiende te houden dan ze opbrengt. Ook het maatschappelijke draagvlak verkleint voor die grote biogasinstallaties, zeker als je ‘groene’ energie produceert via tientallen hectaren maïs die je met dieseltractoren zaait en oogst.”
Jans werkt met twaalf werknemers, het merendeel ingenieurs. “We zijn in twee jaar al mooi gegroeid. Daarom volgde ik ook een MBA. Ik ben altijd een uitvinder geweest en ontwikkelde onder andere een meettoestel voor Katoen Natie. Maar ik beperkte me altijd tot de technische kant van uitvindingen, en verkocht nadien het intellectuele eigendom. Nu wou ik er zelf een bedrijf rond bouwen en ‘mijn kindje’ alle kansen geven om te groeien. Maar ik ben niet het type ondernemer dat dertig jaar hetzelfde bedrijf leidt en het dan doorgeeft aan zijn kinderen.”
Buitenland wenkt
Mest is universeel, landbouwers evenzeer. Logischerwijze lonkt het buitenland. “Onze eerste installatie staat al in Nederland. Duitsland, en vooral Italië, tonen sterke interesse. Ons concept is, zoals bijna alles, te kopiëren en daarom moeten we zo snel mogelijk marktaandeel nemen voor er copycats komen. Het concept van vergisting kan je niet patenteren, het bestaat al eeuwen. Enkele technische processen kan je patenteren en dat hebben we ook gedaan.”
“Voor zover we nu weten, is er niemand in Europa die dit soort installaties al bouwt. We hopen dus dat ons bedrijf nog enorm kan groeien. We willen ook onze markt verbreden door te starten met vergisting van varkens- en kippenmest, voorlopig beperken we ons tot melkveehouders. Binnenkort bouwen we onze eerste installatie op basis van varkensmest.”
SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE PAT VERBRUGGEN
“In België word je financieel niet gestimuleerd om voor anderen elektriciteit te produceren”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier