Blue in the face

Regisseur Wayne Wang en auteur Paul Auster brengen met het sprankelende “Blue in the Face” een filmische ode aan Brooklyn en het leven in het algemeen.

De opnames van Smoke vielen bij cineast Wayne Wang, scenarioschrijver Paul Auster en de acteurs zodanig in de smaak, dat in de week na het beëindigen van “Smoke” een tweede film gedraaid werd met de tot de verbeelding sprekende titel Blue in the Face. “Blue in the Face” staat evenwel volledig los van “Smoke”, je kan de ene film zien zonder de andere gezien te hebben.

“Blue in the Face” situeert zich tussen documentaire, fictie en experiment. Het is een sketchfilm in cinéma vérité-stijl. De sigarenwinkel van Auggie Wren ( Harvey Keitel) neemt een centrale plaats in. Enkele nevenpersonages uit “Smoke” komen nu meer op het voorplan en er zijn gastoptredens van Madonna, een nagenoeg onherkenbare Michael J. Fox, John Lurie en Lily Tomlin als de man die hopeloos op zoek is naar een plaats waar je Belgische wafels kunt eten. Dat geeft uiteraard aanleiding tot een discussie over ons land en zijn wafelcultuur. De verschillende anekdotes worden fragmentarisch tussen de documentaire videobeelden van Brooklyn of de interviews met de “couleur locale” geplaatst. Lou Reed krijgt de eer om de film te openen met een liefdesverklaring aan New York. Heel droog en gevat komisch motiveert de muzikant zijn verknochtheid aan de stad. Een van de meest hilarische sequenties is deze tussen Harvey Keitel en Jim Jarmusch. Deze New Yorkse cineast heeft besloten te stoppen met roken en komt zijn laatste Lucky Strike bij Auggie oproken. De argumenten die Jarmusch aanhaalt om aan zijn gewoonte een einde te maken, houden net de geneugtes van het roken in. De stukjes tussen Keitel en Jarmusch zijn ontzettend grappig. Als inside-joke verwijzen ze naar Jarmusch’ reeks korte films “Coffee and Cigarettes”.

Vertrekkend van situaties die uitgeschreven werden door Wang en Auster, wordt door de acteurs hoofdzakelijk geïmproviseerd. Wat soms oervervelende scènes kan opleveren, maar vooral spontaneïteit en energetische humor. “Blue in the Face” is meer dan zomaar een filmgedicht over Brooklyn, New York. Ondanks het levendig beeld dat opgehangen wordt van de culturele smeltkroes die Brooklyn is, varieert de toon van de anekdotes van droefgeestig naar buitenissig plezant. De conflicten tussen de verschillende personages monden uit in hysterische discussies, huilbuien en verzoeningen. Wayne Wang en Paul Auster sturen de toeschouwer met een glimlach op de lippen en een goed gevoel de bioscoop uit. “Blue in the Face” is zoals het leven zelf : grillig, afwisselend en zijn prijs meer dan waard. Stap echter nog niet op als de eindgeneriek begint te rollen, want er volgen nog zestien korte fragmenten tussen de aftiteling.

PIET GOETHALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content