‘Biotech is niet voor watjes’
De biotechsector is hotter dan hij ooit was. In een rondetafelgesprek schetsen drie Vlaamse hoofdrolspelers de uitdagingen voor een van de kroonjuwelen van onze economie.
De biotechsector blaast vandaag in Gent verzamelen voor het jaarlijkse congres Knowledge for Growth. Dat de belangstelling alweer massaal is, verrast niet meer. De succesvolle beursgang van Biocartis en de opmerkelijke expansie van sterkhouders als Galapagos, versterken opnieuw het beeld dat biotech het walhalla is voor de belegger, en dat er nauwelijks een vuiltje aan de lucht lijkt te zijn voor dé groeisector voor Vlaanderen. Maar zo simpel is het allemaal niet, blijkt uit een rondetafelgesprek met Rudi Mariën, de überinvesteerder in de Vlaamse biotech; Johan Cardoen, de topman van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB); en Tom Heyman, de CEO van Janssen Pharmaceutica. Die laatste was bij Janssens moederbedrijf Johnson & Johnson (J&J) de voorbije decennia verantwoordelijk voor licentiedeals en overnames, ook in biotech.
Biocartis, Galapagos en zovele anderen zorgen zowaar voor een lichte euforie in biotech.
TOM HEYMAN. “Met euforie moet je altijd een beetje oppassen. We kenden nog niet lang geleden zo’n euforie toen ThromboGenics de hemel in werd geprezen. Het is niet geworden wat werd gedacht.”
JOHAN CARDOEN. “De sterren staan alleszins goed. Er waren niet alleen grote acquisities in de sector, er waren vorig jaar ook wereldwijd 120 beurs-introducties in biotech. Het financieringsklimaat was de voorbije jaren moeilijk, maar nu hebben wij bij het VIB vier projecten waarmee we in fundraising zijn en waarvan we hopen dat die dit jaar landen. Er zijn ook nieuwe investeringsfondsen die geld hebben opgehaald. Dat allemaal zorgt voor een positief momentum.”
HEYMAN. “Europa komt wat later dan de VS. Daar is dat al een tijdje aan de gang. Geen wonder dat Galapagos nu ook naar de Amerikaanse beurs trekt.”
RUDI MARIËN. “Je loopt wel veel risico’s in de VS. Als men je er afschiet, schiet men je er ook goed af. Op de Europese beurzen heb je dat niet. Je stijgt niet zo snel, maar je zal ook niet zo hard vallen.”
HEYMAN. “Daar beginnen trouwens ook oranje knipperlichten te branden. Ook minder kwaliteitsvolle bedrijven proberen er een beursgang. Als daar mislukkingen van komen, krijg je het omgekeerde effect.”
CARDOEN. “De helft van de beursintroducties vorig jaar was van bedrijven met producten waarvoor de eerste klinische testen zelfs nog niet waren begonnen. Dat is behoorlijk risicovol. En toch gebeuren die introducties tegen relatief hoge waarderingen. Zoiets kan hier niet.”
De biotechsector worstelt niet alleen met een gebrek aan infrastructuur en kapitaal, maar ook met een tekort aan topmanagement.
MARIËN. “Het is niet gemakkelijk goede, ervaren CEO’s te vinden. De rol van de topman wordt nog onderschat. De juiste CEO’s brengen de juiste dingen.”
CARDOEN. “We hebben even moeten zoeken, maar voor de vier projecten waarmee we bezig zijn, hebben we toch goede mensen gevonden op wie ook investeerders zullen inzetten. Ik vind dat we een kans moeten durven te geven aan mensen die zich nog niet hebben bewezen. De nummer twee of drie in een bedrijf zou na een paar jaar moeten zeggen ‘en nu ga ik mijn eigen ding doen’. Dat gebeurt te weinig. Maar we mogen niet te negatief zijn. Als je kijkt naar Nederland, zit ik liever hier.”
En hoe pakken we de infrastructuur aan?
CARDOEN. “Er zijn heel wat projecten in ontwikkeling, zoals de vierde bio-incubator in Leuven, en het project van Rudi (zie kader De campus van Mariën). Er is heel veel interesse van buitenlandse bedrijven die komen scouten om eventueel hier een aanwezigheid te hebben. Ik zou graag hebben dat die hier hun onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten installeren, want dat is zeer belangrijk om de cluster verder uit te bouwen. Daarom is het cruciaal dat Janssen hier heel belangrijke O&O-activiteiten behoudt.”
HEYMAN. “Er zijn verschuivingen geweest, maar we hebben in Beerse toch nog altijd 1400 à 1500 onderzoekers. En er is nu beslist hier een microbioom-instituut op te richten voor onderzoek naar bacteriën die in en op het lichaam leven.”
CARDOEN. “Dat is een heel belangrijke opportuniteit, omdat microbioom heel hot is in onze sector.”
Janssen heeft zijn J Labs opgericht, zeg maar eigen bio-incubatoren. Zijn die concurrentie voor de Vlaamse incubatoren?
HEYMAN. “Ik zie dat niet zo. Hoe meer bio-incubatoren er komen in Gent, Leuven, Antwerpen of Hasselt, hoe liever ik het zie. Ik wil daarmee niet in competitie gaan, integendeel. Ik hoop van harte dat die van Rudi snel vol zit. Zelfs als de bedrijven allemaal bij hem zitten, creëert dat voor mij evengoed een netwerk voor toegang tot nieuwe technologie.”
Zou Janssen geld kunnen pompen in het VIB?
CARDOEN. “Dat doet het al. We hebben een belangrijk partnerschap in neuro-degeneratieonderzoek. Zij tappen in op kennis die in het VIB werd ontwikkeld. We kijken ook vooral naar Janssen voor meer creatieve deals waarbij we moleculen die bij Janssen misschien op een schap liggen, samen verder ontwikkelen.”
HEYMAN. “Dat zijn modellen die het meer dan waard zijn om verder te bekijken en samen over te discussiëren.”
Als het zo belangrijk is dat de groten hier een pied-à-terre hebben, wat kan hen dan overtuigen?
CARDOEN. “We hebben nu een Flanders Welcome Team om buitenlanders naar hier te halen. Maar je concurreert altijd met andere regio’s. Er zijn heel veel factoren die wij niet controleren, zoals algemene fiscale maatregelen.”
HEYMAN. “Fiscale stabiliteit is belangrijk om bedrijven aan te kunnen trekken, want we doen hier allemaal investeringen op zeer lange termijn. Onzekerheid is dus taboe. En de overheid moet meer focussen op hoger onderwijs omdat hoog opgeleide technologische mensen steeds belangrijker worden voor onze sector. Daarvan is er een tekort.”
Waaraan is het succes van de Vlaamse biotech te danken?
HEYMAN. “Het VIB heeft een zeer belangrijke rol gespeeld, met de spin-offs en incubatoren die eruit zijn gekomen. Zonder het VIB waren we er niet geraakt. Ik vergelijk altijd met Nederland. Daar praten universiteiten niet met elkaar. Ze concurreren met elkaar. Hier werken ze samen, door het VIB. Het is voor farma dan natuurlijk veel gemakkelijker om daar relaties mee aan te knopen en aan co-creatie te doen.”
MARIËN. “Voor investeerders is het VIB een goede zaak. Zij selecteren. Uit vijftig dossiers halen ze misschien één goed. Ik zou die vijftig nooit allemaal kunnen zien. Ik ben trouwens een generalist. Ik weet van alles wat, maar van niks alles.”
CARDOEN. “Het VIB moet die voortrekkersrol blijven spelen. We hebben hier een heel mooi ecosysteem, maar we mogen niet zelfgenoegzaam zijn. (kijkt naar Heyman) We mogen ook het belang van grote farma niet onderschatten. Neem Zweden, dat tien jaar geleden een zeer aantrekkelijke biotechcluster had. Maar farmabedrijven als Pharmacia hebben daar hun O&O weggetrokken en dat ecosysteem is gewoon in elkaar geklapt. Denemarken daarentegen heeft een zeer dynamische cluster dankzij bedrijven als Lundbeck en Novo Nordisk. Een groot farmabedrijf als Janssen dat hier actief investeert en participeert in het ecosysteem is essentieel.”
MARIËN. “Er was altijd de angst dat Janssen zou afbouwen of zelfs zou vertrekken, omdat het beslissingscentrum sinds de overname door J&J in New Brunswick zit. Maar het ziet ernaar uit dat het relatief stabiel blijft. Gelukkig zitten aan de top van Janssen Pharma nog mensen met Vlaamse roots. Als die ooit wegvallen… Want denken dat je in dit klein landje nog eens een Janssen Pharma kunt maken, is een illusie.”
Als het VIB zo goed is, waarom er dan niet gewoon meer geld inpompen? Een jaarlijkse overheidsdotatie van 45 miljoen is bijna peanuts, als je ziet wat het nu al oplevert aan nieuwe bedrijven en activiteiten.
HEYMAN. “Moet er meer geld gaan naar het VIB? Voor mijn part wel, maar ze leveragen ook de middelen door samenwerkingsovereenkomsten, Het model van imec is net hetzelfde. Het krijgt enkele tientallen miljoenen, maar ook 300 miljoen van Samsung en co. Met zo’n model is voor biotech in dit land nog een zeer mooie toekomst weggelegd.”
CARDOEN. “Die 45 miljoen is een stuk hefboom. Het grootste deel van de financiering komt uit de industrie, waardoor we kunnen blijven investeren in toponderzoek. Wat hier wel ontbreekt, zijn bedrijfsinvesteringsfondsen. Heel wat farmabedrijven, ook Janssen, hebben nochtans zo’n investeringstak.”
HEYMAN. “Wij hebben met J&J Deve-lopment Corporation zelfs het oudste corporate venture capital-fonds in gezondheidszorg. Het bestaat al veertig jaar. Daarmee zitten we onder meer in Biocartis en Galapagos. Maar wij zijn geen financiers. Zoiets mag niet wegen op het bedrijf. Die investeringen zijn in eerste instantie strategisch met de bedoeling dat het bedrijf waarin we investeren later wordt overgenomen of dat er een licentieakkoord mee wordt gesloten.”
CARDOEN. “Stilstaan is achteruitgaan. Daarom ook dat we werk zijn blijven maken van een onafhankelijk investeringsfonds met VIB als partner. De voorbije weken zijn grote stappen vooruit gedaan, en ik maak me sterk dat we dit jaar landen.”
Waarom wordt niet vlotter geïnvesteerd in jonge biotech?
HEYMAN. “Toen in 2008-2009 de zeepbel is ontploft, is het ook voor een aantal biotechbedrijven verkeerd afgelopen. Ook investeringsfondsen hebben veel geld verloren. Die zijn dan gaan kijken naar een Apple, Google of Facebook, technologiebedrijven waarmee ze veel sneller hun investering terugverdienen. Kijk, biotechnologie is niet voor de faint-hearted, niet voor watjes. Rudi hier weet dat maar al te goed. Je moet er niet alleen verstand van hebben, maar ook de moed hebben erin te blijven investeren en hopen dat er iets uitkomt. En zoals we allemaal weten, kan het op het laatste ogenblik mislopen. Je kunt dan niet re-engineeren. Ik vergelijk het altijd met de vliegtuigbouw. Als er iets aan zo’n A-380 scheelt, kan je die opnieuw ontwerpen en aanpassen. Als wij in een laatste klinische testfase mislukken, moeten we opnieuw van nul beginnen.”
MARIËN. “Het is inderdaad niet gemakkelijk om in biotech te investeren. Van de honderd dossiers doe ik er misschien eentje. En ik investeer nooit alleen, uit principe.”
HEYMAN. “Als je de enige bent, betekent het waarschijnlijk dat het geen goede investering is.”
CARDOEN. “Er zijn ook moeilijke jaren geweest in onze sector. Iemand als Rudi is blijven investeren, ook in die moeilijke tijden. Hij is zeer toegewijd, en dat is zeer belangrijk, want elk biotechbedrijf gaat ooit door een heel moeilijke periode.”
MARIËN. “Bij Devgen heb ik het meeste geld geïnvesteerd toen de meesten afhaakten. Ik viel terug op 3 à 4 euro per aandeel, en heb een jaar later verkocht tegen 16.”
En wat als zo’n cruciale investeerder zou wegvallen?
CARDOEN. “De middelen die hij heeft als investeerder, kunnen misschien door andere partijen ingevuld worden. Maar hij is ook een referentie. Heel wat partijen investeren omdat hij dat doet. Dat is een reputatie die je moet verdienen en opbouwen.”
Kortom, we moeten Rudi Mariën klonen.
CARDOEN. “Alles is mogelijk tegenwoordig.”
MARIËN. “Eén clown is al genoeg.” (lacht)
Kijken jullie niet met enige jaloezie naar de VS?
CARDOEN. “Ja, omdat daar meer risico wordt genomen. Bij private financieringsrondes halen bedrijven dubbel zoveel kapitaal op als Europese bedrijven, en de frequentie van kapitaalverhogingen is er groter. Hier gebeurt een kapitaalverhoging meestal om de drie jaar. In de VS om het anderhalf jaar. Ze halen dus meer op, en groeien sneller. Daar heerst ook die can do-mentaliteit.”
HEYMAN. “Mislukken, failliet gaan, is er geen schande. Volgende keer beter. Dikwijls gaan durfkapitaalgroepen kijken naar CEO’s of kandidaat-CEO’s die al een keer mislukt zijn. De redenering is dat die weten wat ze niet meer moeten doen. Naar successen wordt daar ook niet afgunstig gekeken. Als je er als CEO of oprichter stinkend rijk wordt, zeggen ze ‘goed zo’.”
CARDOEN. “Wij spreken nog altijd over het falen van ThromboGenics. Ik noem dat geen falen, ze hebben ook een uitzonderlijke prestatie geleverd om een geneesmiddel naar de markt te brengen.”
ThromboGenics-topman Patrick De Haes kreeg nauwelijks steun.
MARIËN. “Iedere CEO staat alleen. Kijk, we moeten de bladzijde ThromboGenics omdraaien. Daar is een kans verkeken. Ik was daar als investeerder dicht bij betrokken. Daar zijn verkeerde keuzes gemaakt. Het is jammer dat het zo gelopen is, want nu zal het zeer moeilijk zijn. Zodra je product wat verbrand is, haal je het heel moeilijk in verkoop. Maar laat ik toch hopen dat het goed uitdraait.”
HEYMAN. “Ik herhaal, deze sector is niet voor watjes.”
Heeft onze overheid wel voldoende aandacht voor de sector?
MARIËN. “Ik hoop dat politici ook op langere termijn het belang van de biotechsector blijven zien. Om zo’n industrie uit te bouwen, heb je twintig of dertig jaar nodig. Als je daar als politicus komt met een tijdvisie die nooit verder dan een jaar gaat, in het beste geval tot aan de volgende verkiezingen… Te veel kijkt die alleen hoe die zich het best op korte termijn kan profileren.”
HEYMAN. “Ik spreek veel met ministers en kabinetten. Wat wij hen altijd tonen, is hoe belangrijk deze industrie is voor het land. Onze regeringen zijn zich daar vrij goed van bewust. Maar soms verbaast het mij toch hoe verwonderd ze zijn. Nu, dit is een van de beste landen ter wereld om aan O&O en manufacturing te doen. Fiscaal bekeken is dit een heel mooi ecosysteem, dankzij maatregelen als de notionele-intrestaftrek of de patentbox met fiscale kortingen op inkomsten uit O&O. En het is het makkelijkste land om studies in klinische fase 1 te doen. Probeer dat maar eens te starten in China: onmogelijk. Hopelijk begint de EU daar niet te veel aan te morrelen. Vergeet alleen niet dat we concurreren met Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Singapore en anderen. Die hebben ook allemaal voorstellen op tafel liggen en instrumenten in handen om bedrijven te lokken. We mogen dus niet versagen, en dit verhaal blijven vertellen.”
MARIËN. “Het is goed dat Janssen dit vertelt. De kleine biotech zegt dat ook, maar ons gewicht is maar een fractie van dat van Janssen. Als zo’n groot wereldconcern of een GSK in Wallonië dat zegt, wordt er geluisterd.”
CARDOEN. “Onze sector kan niet die grote tewerkstellingscijfers voorleggen. We staan voor 15.000 directe jobs, en 75.000 in totaal. We leveren wel veel toegevoegde waarde per job. In onze spin-offs werd ongeveer 700 miljoen euro geïnvesteerd. Ruim de helft was buitenlands kapitaal. Dat zijn zaken die niet altijd zichtbaar zijn. Er is ook de grote maatschappelijke context. In de sociale zekerheid zitten we met uitdagingen, waarvoor wij hopelijk oplossingen kunnen bieden. Ik refereer aan Biocartis, dat met zijn minilabo een belangrijke rol kan spelen om de kosten voor de ziekteverzekering te reduceren.”
Waar moet de biotechsector over vijf jaar staan?
CARDOEN. “Ik hoop op ons elan te kunnen doorgaan. We hadden vorig jaar 130 samenwerkingsakkoorden, waaronder een behoorlijk aantal grote deals met Amerikaanse bedrijven. De helft van de akkoorden waren er met bedrijven van hier. Ook met Janssen Pharma, ja. Maar de voorbije twee à drie jaar was er niet bepaald een grote instroom van start-ups die binnen zes of zeven jaar kunnen uitgroeien tot een nieuw Ablynx of Biocartis. Dus ik hoop dat we de komende paar jaren een aantal mooie nieuwe bedrijven op de rails zullen kunnen zetten.”
Bert Lauwers, fotografie Kris Van Exel
“De rol van de topman wordt nog altijd onderschat. De juiste CEO’s brengen de juiste dingen” – Rudi Mariën
“Elk biotechbedrijf gaat ooit door een heel moeilijke periode” – Johan Cardoen
“Denken dat je in dit klein landje nog eens een Janssen Pharma kunt maken, is een illusie” – Rudi Mariën
“Hoe meer bio-incubatoren er komen in Gent, Leuven, Antwerpen of Hasselt, hoe liever ik het zie gebeuren” – Tom Heyman
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier