Bezoek aan het rijk van Neptunus
De ruimte heeft de schijnwerpers al te lang voor zich opgeëist. Welkom in de diepzee.
Het mensdom heeft permanente basissen aan de Zuidpool en zelfs in de ruimte. Maar de zeebodem blijft, duikboten niet te na gesproken, een plek voor zenuwachtige, vluchtige inspecties. Dat heeft geleid tot een ontstellende discrepantie tussen de menselijke kennis van het derde van het aardoppervlak dat boven het zeepeil uitstijgt en de twee derde die eronder liggen. In 2008 moet dat normaal gezien beginnen te veranderen – niet omdat er een stormloop ontstaat om een netwerk van bemande onderwaterstations uit te bouwen, maar omdat men inziet dat de aarde, net als de maan en Mars, een vijandige planeet is die best niet door mensen maar door robots verkend wordt.
Het Neptunusprogramma, genoemd naar de god van de zee bij de oude Romeinen, is het geesteskind van John Delaney van de universiteit van Washington in Seattle en van Chris Barnes van de universiteit van Victoria in Brits-Colombia. Ze zijn van plan om vanaf 2008 een deel van de zeebodem, de zogenaamde Juan de Fucaplaat, te bekabelen. Dat is een van de kleinste tektonische platen waarin de aardkorst verdeeld is. De eerste kabels zullen gelegd worden aan het noordelijke uitiende, dat in Canadese wateren ligt. De rest van de plaat valt onder de bescherming van de Verenigde Staten.
De Juan de Fucaplaat is min of meer driehoekig en wordt afgebakend door de drie soorten randen die dergelijke platen kunnen hebben. Aan de westelijke kant is er een vulkanische kloof waar nieuw korstgesteente aangemaakt wordt door magma dat uit het binnenste van de aarde opstijgt. De zuidkant wordt gevormd door een zogenaamde transversale breuklijn waarmee de plaat tegen haar buur, de Pacifische plaat, wrijft. De oostelijke kant wordt gevormd door een trog, waarlangs de plaat verdwijnt in het binnenste van de aarde. Daar smelt het rotsgesteente waaruit ze bestaat en een deel daarvan komt vervolgens weer aan de oppervlakte langs de openingen van de vulkanen in de Cascadebergketen, onder meer Mount Rainier, Mount Hood en Mount St.-Helens.
Neptunianen
Het Neptunusprogramma heeft tot doel een reeks van tien basisstations te plaatsen langs de drie randen van de plaat, zodat elk type van plaatgrens bemonsterd kan worden. De stations zullen worden verbonden met kabels op de zeebodem, die de nodige stroom zullen aanvoeren en de ingezamelde gegevens zullen doorgeven aan Delaney en Barnes. Daarbij zal gebruikgemaakt worden van een optische glasvezelverbinding die 10 gigabytes per seconde kan vervoeren. Aan sommige stations zal, afhankelijk van de diepte van de oceaan op die specifieke plaats, een tot 3 kilometer lange tuikabel bevestigd worden, die zal dienen als lift waarlangs uitrusting naar de zeebodem gestuurd kan worden en daarna weer opgehaald als ze moet nagekeken worden. Bovendien zullen instrumenten op de tuikabel een continue monitoring van de waterzuil over zijn hele lengte mogelijk maken.
Het basisstation zal niet alleen als anker dienen voor die tuikabel, maar ook de thuisbasis vormen voor een aantal ‘rovers’ die over de zeebodem zullen kruipen om stalen te nemen van het gesteente, het water en de lokale fauna en flora. Andere robots zullen intussen rondzwemmen in het omringende water. Delaney noemt die opstelling ‘teleaanwezigheid’. De robots zullen soms via de dataverbinding onder menselijke controle staan, maar voor de rest zullen ze op automatisch gezet worden en hun eigen ding kunnen doen.
Het valt nog af te wachten wat die ‘rovers’ allemaal zullen ontdekken – al geven eerdere bliksemmissies naar de diepten van de oceaan zekere aanwijzingen. De meest opwindende grenzen van de plaat zijn die waar nieuw gesteente ontstaat onder heel wat vulkanische activiteit. Op die plekken komen levensvormen voor die nergens anders bekend zijn en waarvan vele overleven op volledig andere manieren dan de levende wezens waarmee de mens vertrouwd is. Hun genen zijn dan ook uitermate interessant voor biotechnologen.
Of marsmannetjes in een of andere vorm bestaan, is een nog onuitgemaakte zaak. Maar de Neptunianen zijn alvast vreemder en wonderlijker dan wat om het even welke sciencefictionauteur in zijn stoutste verbeelding kan bedenken. Dankzij Delaney en Barnes zullen we nader met hen kunnen kennismaken.
DE AUTEUR IS wetenschapsredacteur VAN THE ECONOMIST.
Door Geoffrey Carr
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier