Belgische klei-zigeuner in het Louvre
Johan Creten (° 1963) klinkt dolblij als we hem in Parijs aan de telefoon hebben. Daar is ook alle reden toe, als eerste levende Belgische kunstenaar die in het Louvre tentoonstelt. Toch is hij niet zozeer over dat historische feit enthousiast, maar des te meer over de respons die hij tot nu toe in België en de rest van de wereld kreeg.
“Ik heb een delegatie vanuit Sint-Truiden ( nvdr – Creten werd geboren in de Limburgse stad) op bezoek gekregen, met in hun kielzog een tv-ploeg,” vertelt Creten. “Toen ik hoorde dat het Louvre me vroeg om er tentoon te stellen, was ik natuurlijk dolblij. Het is tegelijk opwindend en intimiderend om tussen al die grote namen je beelden op te stellen. Maar daar sta ik niet echt bij stil: dit is iets waar ik al vijftien jaar naartoe heb gewerkt. Zoiets bouw je zorgvuldig op, stap voor stap. Daardoor ben ik er klaar voor. Zwarte sneeuw heb ik genoeg gezien. Ik heb in Amsterdam nog maandenlang in een auto moeten slapen om te overleven. Ik had geen dak boven mijn hoofd. Alle huizenhoge clichés van de bohemien/kunstenaar zijn op mij van toepassing” ( lacht).
Alles of niets
Creten volgde schilderkunst in de Gentse academie en beeldhouwkunst in Parijs en Amsterdam, maar een cruciaal keerpunt kwam er meer dan vijftien jaar geleden, toen hij een zwaar verkeersongeval had dat hij met een flinke portie geluk overleefde.
“Mijn auto was herleid tot een hoopje verwrongen staal en van mijn hoofd bleef ook niet veel meer over ( lacht). Vanaf toen heb ik beslist om het over een andere boeg te gooien. Het was alles of niets. Voorheen zou ik nog pakweg een voltijdse job als leraar aangenomen hebben om financieel rond te komen, maar dat deed ik toen niet meer.”
Sindsdien trok Creten de hele wereld rond (zie kader: Geen sant in eigen land), op zoek naar plaatsen waar hij in optimale omstandigheden bezig kon zijn met klei. Aan zijn omzwervingen hield hij de bijnaam “de klei-zigeuner” over.
“Ik leef voor mijn kunst. Ik heb geen huis en een Jaguar interesseert me niet echt. Ik heb geen idee waar ik over een jaar zal zijn en natuurlijk slaat dat soms tegen, maar voor een eigen atelier is veel geld nodig. En dus ga ik waar ik de kans krijg om in ideale omstandigheden te werken: Amerikaanse universiteiten, de Kohler Foundation (VS), het European Ceramic Work Centre in Nederland.”
Luxeporselein
Op dit moment heeft hij onderdak gevonden in de befaamde porseleinfabriek van Sèvres, die in de achttiende eeuw werd opgericht onder Lodewijk XV. Vandaag werken er in de fabriek 120 keramisten in 27 ateliers aan luxueus porselein voor de Franse staat. Verschillende kunstenaars – van Auguste Rodin over Pierre Alechinsky tot Jeff Koons en onlangs dus ook Creten – werkten in opdracht van de porseleinfabriek.
“De porseleinfabriek van Sèvres volgde mijn werk al langer. Dat is leuk voor mij, want het is een van de meest gerespecteerde en gereputeerde instituten in dit domein. Bovendien is werken met porselein een proces van lange adem. Het is een enorm dure aangelegenheid. Door gissen en missen gaat er veel tijd en materiaal verloren, maar het is dankzij de kunstenaars dat er nieuwe materialen en methodes ontwikkeld worden. Dankzij de fabriek van Sèvres kreeg ik de tijd om te experimenteren. De helft van zijn productie blijft eigendom van de porseleinfabriek, die de stukken zelf verkoopt.”
Van Centre Pompidou tot Louvre
Drie van zijn beeldhouwwerken zijn nu te zien in het Louvre, dat sinds kort ook ruimte vrijmaakt voor hedendaagse kunst. Het gaat in dit geval om ‘Contrepoint 2’, een thematische tentoonstelling in het Département des objets d’art, een minder bezochte vleugel van het museum, waar ook een prachtige verzameling Vlaamse wandtapijten te bewonderen is. De tentoonstelling is een project van Marie-Laure Bernadac, die eerder al werken van Johan Creten liet zien in het Centre Pompidou.
In het Louvre zijn op de tentoonstelling drie werken te zien van Creten: ‘Odore di femmina’, een voluptueuze vrouwenfiguur, ‘Vague pour Palissy’ en het majestueus golvende ‘La très grande vague ou une sirène pour Palissy’. Ze zijn niet alleen opgedragen aan de Franse renaissancegrootmeester Bernard Palissy – een held voor Creten, omdat wetenschappelijk onderzoek, artistieke experimenteerzucht en de eerste readymade bij hem samenvielen -, ze worden ook geëxposeerd te midden van diens keramiek.
Het opzet van de tentoonstelling is een confrontatie tussen oude en nieuwe kunstenaars. “Dat viel me nog het meest op in deze tentoonstelling: ondanks alle veranderingsdrift in de hedendaagse kunst, is er geen echte breuk met het verleden. Er zit een continuïteit in het werk van Palissy en hetgeen er nu gemaakt wordt.”
Kunst van de verleiding
Het Louvresucces van Johan Creten staat niet alleen. De Belgische kunst doet het de jongste jaren goed in het buitenland: Luc Tuymans, Jan De Cock, Wim Delvoye, Jan Fabre en Koen Vanmechelen zijn namen die klinken in de internationale kunstwereld. Heeft Johan Creten daar een verklaring voor?
“Vlamingen hebben vaak een minderwaardigheidscomplex. Daar moeten ze niet ontevreden mee zijn, want daardoor plooien ze zich dubbel om zich te bewijzen. Dat is volgens mij een belangrijk deel van de verklaring. Vergeet niet: het is niet alleen de Belgische kunstwereld die het goed doet. Ook de mode, architectuur, design, ballet en muziek scoren goed.”
Toch voelt Creten zich nog altijd een buitenstaander. “Ik ben een eenzaat, dat zeker. Al was het maar door het materiaal dat ik gebruik. Ik heb de indruk dat kunst in België maar geapprecieerd wordt als het doodserieus en doodernstig is. Ik vind schoonheid belangrijk. Kunst mag verleidelijk zijn. Met die opvatting distantieer ik me van heel wat andere kunstenaars. Tegelijk gaan mijn werken ook ergens over. Mijn beelden lijken onschuldig, maar zijn niet zelden metaforen voor de politieke of sociale situaties. ‘Vrouwentorso met bloemen’ gaat over de ondefinieerbaarheid van wat vrouwen anders maakt. Het gaat over de fragiele, onaanraakbare schoonheid.”
Dominique Soenens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier