BELGISCHE EXPORTWAARDE MOET OMHOOG

De verslechtering van de Belgische ruilvoet is de zoveelste ‘wake-up call’ voor de Belgische economie. Maar de voorwaarden om die daling te counteren zijn afwezig.

De waarde van de Belgische export is sinds de financiële crisis aan het dalen, terwijl de prijs van de geïmporteerde goederen blijft toenemen. Dat leidt tot een slechtere ruilvoet. Vaak wordt die evolutie gerelativeerd: het is een normaal en tijdelijk fenomeen, dat toe te schrijven is aan de sterk gestegen grondstoffenprijzen. Een kortzichtige visie, want de ruilvoet daalt al een paar jaar vortdurend. België doet er goed aan het kader te creëren om die ruilvoet snel weer te verbeteren, want dat betekent welvaartswinst. Dan kan met dezelfde export meer worden ingevoerd. Een blijvend dalende ruilvoet betekent een verarming van de Belgische economie.

Om die verarming tegen te gaan, kunnen maatregelen genomen worden, maar de vraag is of België daar nu toe in staat is. De totale waarde van de export kan om te beginnen verhoogd worden door grotere volumes te exporteren. Dat is de strategie die Duitsland gevolgd heeft om een daling van de ruilvoet te counteren: door de lagere loonkosten daalde ook de waarde van de export, maar de grotere hoeveelheid Duitse producten die uitgevoerd werden compenseerde dat. België zit hier met zijn hoge loonkosten klem. Bovendien heeft Duitsland een flexibele arbeidsmarkt, waardoor het snel kan inspelen op een stijgende buitenlandse vraag. En de krapte die dat veroorzaakt op de arbeidsmarkt willen de oosterburen nu opvangen met werkkrachten uit het economisch geplaagde Zuid-Europa. Horst Seehofer, minister-president van Beieren, deed onlangs een oproep in die richting.

De Belgische situatie is al jaren problematisch, zoals blijkt uit de cijfers over de evolutie van de marktaandelen sinds 1995. De voorbije achttien jaar hebben de Belgische bedrijven ongeveer 25 procent marktaandeel verloren. In de eurozone doen enkel Frankrijk, Italië en Griekenland slechter. Het probleem van België is dat bijna 50 procent van de export naar de buurlanden of Zuid-Europese staten gaat waar de groeivooruitzichten laag zijn. Bovendien worden de Belgische bedrijven in hun handelsrelaties met bijvoorbeeld Duitsland als leverancier van halffabrikaten al jaren weggedrukt door Nederlandse concurrenten die dezelfde producten voor een goedkopere prijs aanbieden.

De waarde van de export kan ook verhoogd worden door meer hoogkwalitatieve goederen te produceren en te exporteren. Het is op die manier dat België zijn positie op de groeimarkten kan verbeteren. Daar speelt het prijseffect veel minder. Als ons land die producten aanbiedt, zal de ruilvoet vanzelf stijgen. De export naar de groeimarkten is sinds 1995 weliswaar verdubbeld, maar is nog veel te laag. Vandaar dat de vakbonden geregeld pleiten voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Zij vinden dat bedrijven te veel focussen op het loonkostenprobleem en te weinig inzetten op creativiteit en innovatie.

Ze hebben hier wel een punt, maar het is natuurlijk een en/en-verhaal. De bedrijven willen best meer investeren in O&O, maar een euro kun je maar één keer uitgeven. De totale fiscale druk voor bedrijven, en dat zijn niet alleen loonkosten, houdt dat tegen. En het is ook niet de bijna 400 miljoen euro loonsubsidies voor onderzoekers die het verschil zal maken.

ALAIN MOUTON – Redacteur Trends

Bedrijven willen best meer investeren in O&O, maar een euro kun je maar één keer uitgeven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content