Belastingverlaging
Dat het politieke beslissingsproces in België traag verloopt, hoeven we u niet te vertellen: er zijn de jongste tijd maar weinig regeringsbelissingen genomen zonder dat daar eerst een veldslagje over werd uitgevochten.
Maar de aangekondigde belastinghervorming van deze regeringsploeg zou een keerpunt kunnen zijn. Tenminste, dat laten de uitspraken van VLD-voorzitter Karel De Gucht, en de reacties daarop van politiek secretaris Jos Geysels van Agalev en vice-premier Johan Vande Lanotte (SP) uitschijnen.
Dat brede lagen van de VLD-achterban niet gelukkig zijn met de verwezenlijkingen van de regering- Verhofstadt I, weet iedereen. Het hoefde dan ook niet te verwonderen dat Karel De Gucht aan de vooravond van het VLD- Krokuscongres in Antwerpen een verlaging van de personenbelasting met 10% voorstelde. Binnen de drie dagen reageerden de twee Vlaamse mederegeerders op federaal niveau. Niet dat Agalev of SP het principe van de belastingverlaging in vraag stelden. De groenen lieten bij monde van Jos Geysels gewoon weten dat zo’n verlaging best niet voor iedereen in even grote mate geldt. SP-kopstuk Johan Vande Lanotte poneerde dan weer dat het tijd wordt om over te gaan tot een belasting van de opbrengsten uit vermogen.
Hoe de Franstalige regeringspartijen reageerden op het voorstel van De Gucht, was bij het ter perse gaan van Trends nog onduidelijk. Maar op basis van de reacties van Agalev en de SP ziet het er toch naar uit dat een politiek compromis over een belastinghervorming haalbaar wordt. Bovendien – en dit is ongewoon – is de kans groot dat de sociaal-economische gevolgen van het bereikte compromis positief zullen zijn.
De reactie van Agalev dat vooral de lagere inkomens van de belastingverlaging moeten kunnen genieten, is niet alleen sociaal maar ook economisch verdedigbaar. Waarom zou men bijvoorbeeld niet overwegen om het vrijgesteld minimum – het gedeelte van het inkomen waarop helemaal geen belasting is verschuldigd – te verhogen? Een dergelijk voorstel is gunstig voor alle belastingbetalers, maar geeft in procenten uiteraard de grootste winst aan de laagste inkomenstrekkers. Bovendien zou deze ingreep in één pennentrek de zo vaak verguisde werkloosheidsvallen uit de wereld helpen. Want het spanningsveld tussen de laagste netto-inkomens en de vervangingsinkomen zou fors toenemen.
De SP-oprisping dat er een belasting op de opbrengsten uit vermogen moet komen, is economisch niét zo verdedigbaar. Vooral niet wanneer deze taks bijvoorbeeld zwaar zou wegen op de transacties tussen ondernemingen. We leven nu eenmaal in een Economische en Monetaire Unie (EMU), en de concurrentie binnen deze Unie is fel.
Trends heeft vaak geschreven dat de saneringsinspanningen uit het verleden te zeer de nadruk legden op belastingverhogingen en te weinig op ingrepen aan de uitgavenzijde. En met evenveel kracht vertelden we dat de almaar sterkere fiscale druk een zeer sluipende en nadelige invloed had op de ontwikkeling van het economische weefsel. Om het in meer economisch-technische termen te zeggen: een gestage verhoging van de fiscale druk zorgt voor een uitholling van de aanbodzijde van de economie en brengt op die manier de toekomstige welvaart en welzijn in het gedrang.
Van een belastingvermindering gaan er trouwens ook belangrijke vraageffecten uit: wanneer men bijvoorbeeld de personenbelasting met 10% verlaagt, leidt dit tot 100 miljard frank verse koopkracht. Grofweg de helft daarvan komt ten goede aan binnenlandse bedrijven, dat is 0,5 procentpunt van het bruto binnenlands product (BBP). De hamvraag luidt echter of er vanuit die verlaging van de belastingen een multiplicatoreffect zal ontstaan dat, opnieuw, zowel aan de vraag- als aanbodzijde kan spelen. Aan de vraagzijde hangt het multiplicatoreffect vooral af van de mate waarin de consumenten anticiperen op het feit dat zij in de toekomst rijker zullen zijn dan vandaag. Anders uitgedrukt: zullen zij van de lagere belastingdruk gebruik maken om hun spaarinspanningen terug te schroeven? Aan de aanbodzijde zorgt het multiplicatoreffect ervoor dat bedrijven extra gaan investeren, omdat zij met een structurele toename van de vraag geconfronteerd worden. Iets waarop ze op een concurrentiële manier willen inspelen. De voorgestelde lastenverlaging zou dus wel eens cruciaal kunnen zijn om tot een volgehouden inspanning op het vlak van de loonkosten te komen.
Maar om van beide multiplicatoreffecten te kunnen profiteren, moet er rond de belastingverlaging een sfeer van geloofwaardigheid heersen. Leeft de overtuiging dat bij de eerstvolgende budgettaire tegenslag de lastenverlaging geheel of gedeeltelijk zal worden teruggeschroefd, dan kan men de boeken nu al sluiten. Dan zal zelfs een lastenverlaging met 100 miljard weinig structurele effecten opleveren.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier