Belastingontduiking wordt fors duurder
De regering heeft bij het parlement haar ontwerpen van eindejaarswetten ingediend. Naar goede gewoonte bevatten die ook nu weer tal van fiscale bepalingen. Een samenvatting daarvan gaat de perken van deze rubriek ver te buiten. Daar heb je tientallen bladzijden voor nodig.
De meest spectaculaire wijziging betreft ongetwijfeld de verlenging van de aanslagtermijn die in geval van fraude van toepassing is. Tot nog toe bedraagt die vijf jaar. Zodra de nieuwe wetgeving van kracht is, wordt de termijn opgetrokken van vijf naar zeven jaar.
Wie zich bezondigt aan belastingontduiking (fraude) zal het voelen in zijn portemonnee. Stel dat iemand zich van jaar tot jaar bezondigt aan het ontduiken van 10.000 euro aan belasting. Uit de termijnverlenging met twee jaar volgt, dat om te beginnen twee keer 10.000 euro meer nagevorderd kan worden. Dat maakt al 20.000 euro. Bij fraude is een belastingverhoging verschuldigd, die normaal gezien minstens 50 procent bedraagt. 20.000 euro wordt dus 30.000 euro. En bovendien zijn er de nalatigheidsintresten. Zodra een belastingverhoging wordt opgelegd van minstens 50 procent lopen de nalatigheidsintresten altijd vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op het aanslagjaar. De verlenging van de aanslagtermijn met twee jaar, betekent dat – wat de nalatigheidsintresten betreft – twee dure aanslagjaren worden toegevoegd. Het tarief van de nalatigheidsintresten bedraagt vandaag zeven procent op jaarbasis. Op een bedrag van 10.000 euro ontdoken belasting is dus per jaar 700 euro aan nalatigheidsintresten verschuldigd. De verlenging van de aanslagtermijn met twee jaar maakt dat minstens tien keer zeven procent nalatigheidsintresten bijkomend verschuldigd zal zijn. In het voorbeeld stijgt de extra te betalen fiscale factuur daarmee naar 37.000 euro. De verschuldigde belasting (over de twee toegevoegde aanslagjaren) wordt daarmee bijna verdubbeld. Het resultaat zal nog angstaanjagender zijn als (wegens de fraude) een hogere belastingverhoging dan 50 procent wordt opgelegd.
Het onheil treft niet enkel wie op het gebied van de inkomstenbelasting een scheve schaats rijdt. Ook inzake btw wordt een vergelijkbare termijnverlenging doorgevoerd. De verjaringstermijn die in geval van fraude vandaag op het gebied van de btw vijf jaar bedraagt, wordt ook opgetrokken naar zeven jaar.
De verlenging van de termijn zorgt ongetwijfeld voor een verhoogd afschrikkingseffect. De pakkans wordt groter. Maar tegelijk kan men zich afvragen of het maatschappelijk een goede zaak is dat het repressieve klimaat almaar toeneemt. De politiestaat is op fiscaal gebied al lang geen hersenspinsel meer.
Wat staat er nog in de aangekondigde eindejaarswetten? De werkgevers van buitenlandse sportbeoefenaars zullen opgelucht ademhalen. Een tijdje geleden werd een regeling ingevoerd die werkgevers van sportbeoefenaars er onder bepaalde voorwaarden van vrijstelt het grootste gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de Schatkist. Die regeling was in de eerste plaats uitgedacht om tegemoet te komen aan de zorgen van sportclubs met sportbeoefenaars die niet in België wonen. Veel van die sportbeoefenaars hebben contractueel recht op een bepaalde nettobezoldiging. Het brutoloon dat daarvoor nodig is, valt volledig ten laste van de werkgever.
In de loop van het jaar werd ten aanzien van sportbeoefenaars een nieuwe fiscale regeling ingevoerd, die de brutokostprijs van het loon van buitenlandse sportbeoefenaars in een aantal gevallen drastisch verhoogt. De wetgever dacht daarvoor een oplossing te vinden, door de werkgever toe te laten een groot deel van de bedrijfsvoorheffing (op het veel hogere brutoloon) bij zich te houden.
Maar de manier waarop de wetgeving geformuleerd werd, blonk niet uit door grote zorgvuldigheid. Het gevolg was, dat de werkgevers, voor wie de maatregel eigenlijk bedoeld was, volledig in de kou bleven staan. Dat wordt nu in allerijl verholpen. Sportclubs die in het buitenland wonende sportbeoefenaars tewerkstellen, zullen dan toch – met volledig terugwerkende kracht – de vrijstelling kunnen genieten.
Wat staat er (voorlopig) niet in de ontwerpen van eindejaarswetten? Auteursrechten zijn enkele maanden geleden (onder bepaalde voorwaarden) onderworpen aan een bevrijdende roerende voorheffing van vijftien procent. Die regeling is met terugwerkende kracht van toepassing verklaard met ingang van begin dit jaar. Maar in de praktijk is niemand gehouden tot het onmogelijke. Zo kan men niemand verplichten tot het inhouden van roerende voorheffing op vergoedingen die al werden uitbetaald nog voor de maatregel werd ingevoerd. In de wandelgangen was daarom te horen, dat van de eindejaarswetten gebruik zou worden gemaakt, om de inhouding van roerende voorheffing op auteursrechten uit te stellen naar begin volgend jaar. Voorlopig is daarover in de nu ingediende ontwerpen van eindejaarswetten niets terug te vinden. Hopelijk is er nog een regeringsamendement op komst. (T)
DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier