Bedreigd door de euro

Niet nog een boek over het Nederlandse poldermodel? Marcel Metze waagt het en biedt beklijvende discussiestof. Ook voor Belgen. De euro bedreigt immers het poldermodel (en zijn belfortvariant).

“Gelukkig bestaat er overtuigend cijfermateriaal waarmee kan worden bewezen dat Nederland het aangenaamste land ter wereld is,” oreerde de Utrechtse historicus Maarten van Rossem in een lezing over het stilaan murw geknuffelde poldermodel. Hij stoelde zijn uitspraak niet op armoede- of welvaartsindexen, die hij terzijde schoof als te onbetrouwbaar. “Wat we nodig hebben, is een indicator die simpel is en met feilloze nauwkeurigheid kan worden gemeten. Zo’n indicator is er inderdaad: de gemiddelde lengte van de bevolking. Deskundigen zijn van mening dat de lengtegroei een uiterst gevoelige meting mogelijk maakt van de levensstandaard en het algemene psychische welbevinden. De lengtegroei wordt namelijk bepaald door zowel materiële als psychische factoren. En wat wil het geval: gemiddeld zijn Nederlanders de langste mensen op aarde.”

Marcel Metze, de onderzoeksjournalist die in onze contreien vooral faam verwierf met twee onthullende boeken over Philips ( Kortsluiting en Let’s Make Things Better), maakt er zich niet vanaf met zo’n boutade. In zijn jongste boek, Let’s Talk Dutch Now – Harmonie in de polder: uitvinding of erfenis?, gaat hij zowel in tijd als ruimte uitvoerig in op het gemoderniseerde Nederlandse sociaal-economische consensusstreven. In een eerste deel trekt hij zelfs op speurtocht in de geschiedenis om de fundamenten van de Hollandse overlegeconomie te vinden. In het middenluik komt vooral het heden aan bod. Metze laat zijn deelanalyses steevast volgen door interviews met sociale partners en vooral managers. In het afrondende derde deel durft de auteur het zelfs aan om de toekomst van het poldermodel af te tasten. Ook op dat terrein stelt hij zich beduidend ernstiger op dan Maarten van Rossem, die er zich in zijn geciteerde lezing knipogend vanaf maakte: “Zou over 25 jaar blijken dat we korter zijn geworden, dan weten we zeker dat het poldermodel niet deugde.”

Afhankelijker van EU.

Bijzonder interessant wordt Metzes analyse wanneer hij dieper ingaat op de consequenties van de zich steeds uitdrukkelijker opstellende Europese Unie. Ook in dit debat vertrekt hij vanuit de historische fundamenten: “De geschiedenis leert dat het Nederland goed gaat als het zich blootstelt aan de concurrentie op de wereldmarkten. Dat is de les van de Gouden Eeuw en ook – maar dan in negatieve zin – die van de lange pauze van de achttiende eeuw, toen we achteroverleunden en hooguit probeerden mee te liften met de opbloei van Engeland en Duitsland. Maar de geschiedenis leert nog iets. Een te nauwe aansluiting bij grootmachten bekomt ons niet. Aan het eind van de zeventiende eeuw probeerden we het even te doen met Engeland; aan het eind van de achttiende eeuw leverden we ons min of meer uit aan Frankrijk. In beide gevallen legde het ons windeieren en leidde het tot verval.”

Vandaag zijn Frankrijk en Duitsland de Europese zwaargewichten. Zij krijgen een steeds sterkere impact op het Nederlandse politieke en sociaal-economische huishouden door hun heersende rol binnen de Europese Unie. Door de aansluiting bij de Economische en Monetaire Unie en bij de euro zijn de prestaties van de Nederlandse economie afhankelijker geworden van de Europese Unie en dan vooral van de Frans-Duitse as. De lidstaten zijn immers niet langer in staat een eigen wisselkoers- en rentebeleid te voeren.

“Als wereldwijd opererende handelsnatie zijn we gevoeliger voor inflatoire invloeden (in de vorm van valutaschommelingen en prijsstijgingen) van buiten de EU dan de grote Europese landen,” merkt Metze op. “Men kan zich een situatie voorstellen waarin Duitsland en Frankrijk behoefte hebben aan een renteverlaging, wat het geval zal zijn als hun economieën niet herstellen maar terugzakken en stimulering behoeven, en Nederland niet. In dat geval zal zo’n verlaging ook plaatsvinden. Het zal deze grote landen een zorg zijn of Nederland daar schade van ondervindt in de vorm van een nog verder oplopende inflatie.”

Stadstaat Nederland.

De eventuele negatieve gevolgen van een grote Europese afhankelijkheid leiden er evenwel niet toe dat Metze de EU-idee afwijst. “Nederland heeft een associatie met Europa nodig, al was het maar omdat het daar nu eenmaal ligt,” zo rept de auteur zich. “Tegelijkertijd heeft het nog altijd de typische kenmerken van een stadstaat aan de rand van een continent. Het is een toegangspoort en een uitvalsroute, een knooppunt voor de uitwisseling van goederen, mensen en ideeën, en vormt de afgelopen decennia meer en meer een link naar de Angelsaksische wereld.”

Zo’n land heeft behoefte aan een behoorlijke portie vrijheid, oordeelt Metze. Het wordt dus een hachelijke evenwichtsoefening. “Het meest realistische is een LAT-relatie, met beleid en tact onderhouden.”

Marcel Metze, Let’s Talk Dutch Now – Harmonie in de polder: uitvinding of erfenis? Arbeiderspers, 263 blz., 799 fr.

luc de decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content