Banken worden weer saai
Na de financiële crisis wilden de toezichthouders de banken dwingen zich meer als nutsbedrijven te gedragen. Wat betekent die verschuiving voor de sector?
“Vorm grote banken om tot nutsbedrijven door hen te dwingen zo veel kapitaal aan te houden dat ze feitelijk niet failliet kunnen gaan. Leg hen tegelijk een regelgeving op zoals die voor een kerncentrale.” Dat zei Neel Kashkari, de voorzitter van de Federal Reserve van Minneapolis en medeontwerper van het reddingsplan voor de Amerikaanse banken in 2008, enkele maanden geleden tijdens een speech in Washington. Het idee ontsproot uit zijn overtuiging dat de grootste Amerikaanse banken acht jaar na de financiële crisis nog altijd te groot om te falen (too big to fail) zijn. Weinigen geloven dat het voorstel ergens toe zal leiden, maar de vergelijking die Kashkari maakte, was wel veelzeggend.
“Banken lijken almaar meer op nutsbedrijven”, bevestigt sir Philip Hampton, die voorzitter was van Royal Bank of Scotland toen de bank gered moest worden. “De regulering is almaar strenger en de opbrengsten zijn relatief laag, zoals bij een nutsbedrijf.” De sector die tot 2008 bekendstond voor zijn reusachtige winsten, enorme loonpakketten en snel toenemende beurswaarderingen, is dermate ondergraven door regulering en lage intrestvoeten dat hij nu lijkt op een oervervelend nutsbedrijf.
Strenge kapitaalvereisten en stresstests oefenen de facto controle uit op de prijzen en de winst. Bewindslui kijken scherper toe op het maatschappelijke nut van de activiteiten van de banken. De beurswaarden zijn laag, de dividendopbrengsten hoog. De groeivooruitzichten lijken beperkt. Misschien wel het meest verontrustend voor hun winstvooruitzichten is dat de producten en diensten die de banken verkopen in toenemende mate basisproducten werden naarmate de regulering strakker werd en de appetijt voor risico’s afnam.
Dat voelt misschien aan als het verdiende loon voor de sector die een wereldwijde crisis uitgelokt heeft en waarvan de meest notoire personeelsleden ontmaskerd zijn als fraudeurs, witwassers en kartelbazen. Maar voor iedereen die belang heeft bij gezonde banken, zoals beleggers die uit zijn op een redelijk rendement en klanten die degelijke en goedkope diensten willen, is het slecht nieuws.
Opbrengst genereren
Een universele definitie van nutsbedrijf bestaat niet. Maar in grote delen van de wereld, en vooral in Europa en de Verenigde Staten, vertonen rioleringuitbaters, stroomleveranciers en gasmaatschappijen gelijkaardige kenmerken. Ze werken onder hoge reguleringsniveaus, met controles op de prijzen en de winst, lage rendementen op eigen vermogen, hoge dividendopbrengsten, beperkte groeivooruitzichten en bescheiden beurswaarderingen.
De parallel met de banksector in de ontwikkelde wereld is onmiskenbaar. HSBC bijvoorbeeld haalde vorig jaar een dividendopbrengst van 6,5 procent, hoger dan om het even welk nutsbedrijf, en genereerde een rendement op eigen vermogen (RoE) van 7,6 procent. De meeste banken blijven steken tussen 5 en 10 procent rendement op eigen vermogen, en geen enkele komt ook maar in de buurt van de pieken in de jaren voor de financiële crisis van 2008. Een decennium geleden realiseerde HSBC een RoE van 17 procent en Goldman Sachs haalde toen 25-30 procent. Nu liggen die opbrengsten in lijn met die van een solide presterende elektriciteits- of watermaatschappij.
De winstdalingen zijn deels te verklaren door het economisch klimaat. De amechtige groei en de smallere marges door de lage intresten snoeien in de winst. De grootste beperking is evenwel de reglementering. De banken moeten zich financieren met veel meer eigen middelen en relatief minder schulden. In sommige gevallen verdrie- of verviervoudigden de kapitaalvereisten. Tegelijk hebben de zogenaamde liquiditeitsregels de banken verplicht veel grotere potten cash – werkloos geld – aan te houden en minder risico’s te nemen door de financiering van langetermijnleningen met goedkoop kortetermijngeld te beperken.
De toezichthouders hebben voorts stresstests ingevoerd, die een rem zetten op het risico en de winst. “De banken zijn nog niet economisch gereguleerd”, zegt Hampton, die wijst op de prijsplafonds die op vele nutsbedrijven rusten. “Maar via de stresstests gebeurt iets vergelijkbaars. Toezichthouders kunnen inwerken op de businessmix van een bank. Als ze een activiteit met een zeer hoge opbrengst opmerken, maken ze zich zorgen over de potentiële verliezen. Ze dreigen met maatregelen tegen activiteiten met een hoog risico en een hoge opbrengst.”
Loodgieterij
Maar ook de digitale disruptie brengt de dynamiek van de nutsmarkt naar specifieke gebieden van de banksector. Dat springt het meest in het oog op het gebied van betalingen, een weinig opwindend maar niettemin centraal onderdeel van het bankieren. Daar stijgt de banalisering en trekken de al met nutsbedrijven vergelijkbare functies de aandacht van technologiebedrijven.
Sommigen maken een vergelijking met de deregulering van de energiemarkt in het Verenigd Koninkrijk in de jaren negentig, toen monopolistische gas- en elektriciteitsmaatschappijen blootgesteld werden aan concurrentie. Maar voor de banken kan het veel erger worden. ApplePay en PayPal zijn populaire merken die de belangrijke relatie met de klanten inpalmen en het routineuze, gereguleerde werk achter de schermen aan de banken overlaten. Het is een trend die sommige bankiers zorgen baart. “Zonder relatie met de klant ben je niet meer dan een nutsbedrijf, dan ben je alleen maar een stel domme buizen”, zegt Francisco González, executive chairman van BBVA, dat vastbesloten is aan dat lot te ontsnappen door hoogtechnologische challengers over te nemen, zoals de Amerikaanse geldschieter Simple.
Betalingen zijn het zichtbare topje van een bredere verandering. Het vermogen van banken om hoge prijzen aan te rekenen voor een reeks diensten brokkelt af. In vele markten zou dat een vloedgolf van fusies en acquisities op gang gebracht hebben naarmate de gevestigde waarden naarstig op zoek gaan naar synergiemogelijkheden en besparingen.
De bankbazen hebben evenwel, zij het met tegenzin, aanvaard dat de toezichthouders verhinderen dat grote banken nog groter worden. In de plaats daarvan ligt de focus op samenwerking in minder gevoelige gebieden, bijvoorbeeld via joint ventures. Zo hopen de banken banen in hun backoffice te schrappen, duplicatie te vermijden, kosten te drukken en de winst omhoog te duwen.
Verschillende standpunten
Toch betekent dat niet dat banken de nieuwe nutsbedrijven zijn. Chirantan Barua, een analist bij Bernstein Research, ziet nog grote verschillen: “Bankieren is volatiel. Het is een activiteit die blootgesteld is aan onzekere zaken zoals de huizenprijzen. De bankensector blijft ook zijn personeel veel guller betalen dan om het even welk nutsbedrijf.” Een doorsnee nutsbedrijf, zegt hij, heeft misschien vijf of tien personeelsleden die meer dan 1 miljoen pond per jaar betaald worden. Banken als Barclay of JP Morgan hebben er honderden of zelfs duizenden.
Toch lopen almaar meer investeerders warm voor de toenemende nutsfuncties, en vooral dan voor de hoge dividenden. “In dit klimaat van nulrentes is het een goede zaak op een nutsbedrijf te lijken. Het is de juiste manier om investeerders aan te trekken”, zegt Carlo Messina, de CEO van Intesa Sanpaolo, de grootste bank van Italië. Barua is echter voorzichtig: “Iedereen noemt Nordea (de Zweedse kredietverschaffer), Lloyds en Wells Fargo nutsbedrijven omdat ze dividenden spuien. Maar bankieren is cyclisch. Het zijn zeer onstabiele inkomstenlijnen.”
Banken worden als volatiel beschouwd omdat ze, in tegenstelling tot nutsbedrijven, afhankelijk zijn van rente- en economische cycli, wat leidt tot hoge kredietrisico’s. En de marktrisico’s in de effectenhandel zijn onvoorspelbaar. “Risico managen is een kernactiviteit van een bank”, zegt Ronit Gose, bankanalist bij Citigroup. “Betalingen kunnen dan wel ‘utilitair’ zijn, maar voor een bank die leent of aan trading doet, is het moeilijk de risico’s laag te houden.”
Jamie Dimon, de chief executive van JPMorgan, is een man die geen blad voor de mond neemt. In een brief aan de aandeelhouders reageerde hij ongezouten op Kashkari’s voorstel om banken te reguleren zoals nucleaire nutsbedrijven. “Banken”, zo schreef hij, “moeten continu risico’s beoordelen en ze een toepasselijke prijs meegeven, en ze moeten dat doen terwijl ze wedijveren voor cliënteel. Niets in de banksector gelijkt in de verste verte op een nutsbedrijf.”
JPMorgan doet er in elk geval alles aan om de gelijkenissen zo veel mogelijk te ondermijnen. Het rendement op eigen vermogen ligt rond 10 procent en CEO Dimon kreeg vorig jaar 27 miljoen dollar uitbetaald. Dat was weliswaar bijna een derde minder dan in 2006, maar niettemin ver uit de buurt van de verloning van de CEO van een nutsbedrijf.
Financial Times
“Vorm grote banken om tot nutsbedrijven door hen te dwingen zo veel kapitaal aan te houden dat ze niet kunnen falen. Leg hen tegelijk een regelgeving op zoals die voor een kerncentrale” – Neel Kashkari
“In dit klimaat van nulrentes, is het een goede zaak op een nutsbedrijf te lijken. Het is de juiste manier om investeerders aan te trekken” – Carlo Messina
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier