ARCHITEKTUUR. De hand van de meester (III)

In onze reeks vraaggesprekken

met toonaangevende architekten van bedrijfsgebouwen ditmaal het woord aan bOb Van Reeth.

bOb Van Reeth is multikultureel. Hij beseft dat architektuur op zich niet kan funktioneren, maar onlosmakelijk verbonden is met het leven. Alles rond hem getuigt van goede smaak. Zijn ronde kantoor is modern ingericht, maar niet koud, hij leest, gaat naar teater, is biezonder smaakvol gekleed, informeert oprecht naar vrouw en kinderen. De espresso wordt opgediend in prachtige kopjes, en is van de beste kwaliteit.

Van Reeth is ook een vlot spreker. Slechts wanneer we het over architektuur hebben, merk ik aan het wikken en wegen van zijn woorden, dat dit is waar hij echt voor leeft. Nog even dwaalt mijn blik af naar de aan hem gerichte brief van Hugo Claus die uitvergroot aan zijn prikbord hangt. Maar we zouden het over bedrijfsgebouwen hebben…

– IMMOTRENDS. Wat is specifiek aan de werkwijze van uw kantoor en aan de samenwerking met de bouwheer ?

– bOb VAN REETH. Bij de prezentatie van ons bureau, die aan een opdracht voorafgaat, nemen we met de opdrachtgever telkens onze manier van werken door. De bouwheer moet immers vooraf weten dat architektuur belangrijk en betekenisvol is, en dat het mede zijn taak is om het gebouw betekenis te geven. Architektuur ontstaat immers op basis van een vraag. Tijdens de inceptiefaze (de faze vóór het ontwerpen van het pand) moet het bouwteam nagaan of deze vraag verantwoord is of niet. In dit proces is de bouwheer de belangrijkste persoon. Hij is tenslotte degene die in het gebouw zal blijven wonen of werken. Hij moet het gebouw ook maatschappelijk verantwoorden. Hij is de bepalende figuur, hij heeft door de aankoop van de grond reeds een belangrijke impuls gegeven.

Je kan architektuur produktsgewijs benaderen. Je kan bijvoorbeeld naar een exclusief architekt stappen die je dan een typisch, bijna autobiografisch produkt zal aanbieden, onafhankelijk van waar het pand komt te staan, onafhankelijk van de filozofie van het bedrijf. Bij AWG gaan we anders te werk. In onze benadering is de bouwopdracht een vraag, een studie waar bouwheer en architekt samen instappen. De architekt is wel de vormgever, maar niet de betekenisgever.

– De vraag waar u het over heeft, kan echter ook fout of onvolledig zijn ?

– Inderdaad. Het gaat bij architektuur steeds over zeer complexe vragen. De bouwheer stelt zijn vraag in een bepaalde belangensfeer, die naargelang van zijn inzichten breder of nauwer zijn. Van de ontwerper mag je verwachten dat hij probeert de vraag te overstijgen, door het antwoord op de vraag van de bouwheer niet onmiddellijk in steen om te zetten, te verstenen als het ware. Er is immers zoveel dat de bouwheer in eerste instantie niet kan weten.

Men denkt te vaak dat een architekt een orkestleider is. Maar dat is een 19de-eeuws beeld. Architekten werken mee aan een proces waarbij ze slechts een deel van de groep zijn. Het verenigen van de schijnbaar onverenigbare meningen binnen de groep, daar gaat het om.

Architektuur ontstaat op basis van beperkingen, en niet op basis van vrijheden. Alleen in het 19de-eeuwse beeld van de architekt was hij vrij en artistiek bezig. Gelukkig is dat nu niet het geval meer. Ik zou niet weten hoe ik op die basis aan het ontwerpen van een pand zou moeten beginnen. Er zijn de beperkingen en de vereisten van de plek waar je bouwt, van het programma, van het budget, de voorschriften, enz.

– Klopt het dat dezelfde bouwheer makkelijker, efficiënter en logischer denkt over zijn bedrijfsgebouw dan over zijn privé-woning ?

– Een privé-woning ligt geheel in de privé-sfeer. Dat doet mensen denken dat ze alles zelf kunnen. En voor een stuk is dat ook zo. Maar als het over bedrijfsgebouwen gaat, denkt men professioneler, en zal men zich ook sneller omringen met een team van professionelen.

– Hoe commercieel mag een bedrijfsgebouw zijn ? De fel bekritizeerde architektuur van baanwinkels als Lederland, Brantano, Hugo Van Praag, Heytens, enz. is een totaal andere benadering van de gegeven architektuur.

– Het is evident dat gebouwen in bepaalde omstandigheden zo goedkoop mogelijk moeten zijn. Het is alleen maar de vraag wat men kwaliteit vindt. Bij de voorbeelden die je net aanhaalde, gaat het minder over kwaliteit en architektuur als over gezien worden. ‘Aanwezig zijn’ in de meest letterlijke betekenis van het woord.

Men kan zich enkel afvragen hoe je wil gezien worden. Het lijkt me niet onlogisch dat een bedrijf materialen aanwendt voor de bouw van een pand op dezelfde manier als het materialen verwerkt tot de produkten die het verkoopt. Eénheid van stijl als het ware. Ik kan me vreselijk ergeren als ik in een restaurant met voortreffelijke maaltijden tussen de gedroogde bloemen en koperen potten moet zitten. Ik vraag me dan af hoe zoveel schitterende eetkultuur kan ontstaan in een omgeving die een groot gebrek aan kwaliteit vertoont.

– Is dat niet typisch ? Koks die woonkultuur missen, modeontwerpers die nooit naar teater gaan, architekten die niet kritisch zijn op hun kleding ?

– Misschien wel. Maar het blijft spijtig wanneer er een stuk kultuur ontbreekt. En echt zonde is het wanneer materialen op een verkeerde manier worden gebruikt. Ik neem aan dat ondernemingen op een ekonomisch verantwoorde manier willen bouwen. Maar dat zou hen niet mogen beletten materialen op een kultureel aanvaardbare manier te gebruiken.

Maar waarschijnlijk is het vooral onze schuld. We zien architektuur te veel als iets dat er bovenop komt. Hetgeen doet vermoeden dat dit een “extra kost” vormt die het gebouw weer eens duurder maakt.

– Aan welke eisen moet een bedrijfsgebouw beantwoorden ?

– Net als elk gebouw moet een bedrijfspand manipuleerbaar zijn. De eisen van de bouwheer mogen niet zonder meer versteend worden. Een goed gebouw moet echter wel beantwoorden aan de verwachtingen van de bouwheer, en een bewijs vormen van zijn inzet.

De architekt krijgt bij aanvang een aantal gegevens. De geest van de plek (al is die op industrieterreinen vaak ver te zoeken), en de geest van de opdrachtgever. Wie die twee elementen kan verenigen, zit volgens mij goed.

– Starten vanuit de geest van de plek ? Is er dan nog ruimte om goede bedrijfsgebouwen te ontwerpen ?

– Zelfs de erg beperkende situatie van een industrieterrein kan volstaan om van start te gaan. De geest van de plek hoeft echt niet gemystificeerd te worden. De beperkingen van een bouwplaats, de eisen van de ambtenaren van de bouwdiensten en van de overheid, de beperkingen van het budget : samen maken ze bij de ontwerper de nodige architekturale energie vrij om tot een koncept te komen.

– Belgische architekten halen vooral internationale erkenning via projekten uit de privé-sektor. De overheid is een belangrijke opdrachtgever voor bedrijfs- en kantoorpanden. Maar openbare gebouwen halen nagenoeg nooit de architektuurpers. Hoe kan dit ?

– Daar heb ik geen verklaring voor. Waarschijnlijk heeft het voor een stuk met toevalligheden te maken, of met de gewiekstheid van bepaalde middelmatige architekten, die zeer commercieel te werk gaan en permanent azen op dat soort projekten.

– Ook veel privé-opdrachtgevers zoeken via een architektuurwedstrijd naar een alibi, maar kiezen uiteindelijk toch voor het meest doorsnee projekt. Nemen we het nieuwe Kredietbankgebouw in Brussel maar als voorbeeld.

– Juist. Maar let op : binnen de Kredietbank was niet iedereen het eens met de keuze van dit ontwerp. Een aantal mensen zag er onmiddellijk de beperkingen van in. Maar men is blijkbaar via de demokratische weg tot deze keuze gekomen. De meerderheid besliste.

– Wie maakte deze keuze dan ?

– Ik heb gehoord dat alle belangengroepen binnen de bank mee hebben gekozen.

Wedstrijden leiden niet altijd tot gezonde oplossingen. Ze ontwijken precies het zo belangrijke kontakt tussen de bouwheer en de architekt. Het ontwerp komt te veel van de architekt alleen. In de uiteindelijke beslissing spelen dus de smaken en persoonlijke voorkeuren van de bouwheren mee. Maar wat ben je in deze faze van het projekt met ‘mooi’ en ‘lelijk’ ?

Het programma voor het nieuwe gebouw van de Kredietbank bepaalde dat er ruimte moest zijn voor enkele duizenden werknemers, maar datzelfde programma voorzag niet eens in ruimten waar deze mensen elkaar konden ontmoeten. Dus om fysiek met zijn allen samen te komen, moest men naar buiten.

Als ik naar het postmodernistische gebouw van de Kredietbank kijkt, kan ik me niet voorstellen dat dit pand symbool staat voor ‘bankieren vandaag’. Geld is belangrijk in de hedendaagse maatschappij. Maar dat dit geld, het middel waarmee men investeert in geavanceerde technieken, in wetenschap, in satellieten en reizen naar de maan, gesymbolizeerd wordt door een gebouw met 19de-eeuwse hoekjes en kantjes, daar kan ik niet bij. Architektuur kan en moet uitdrukken wat er vandaag leeft.

Stijn Peeters

bOb VAN REETH Bouwen vanuit de geest van de plek en de geest van de bouwheer.

DE GOEDE PERS (AVERBODE) ‘Mooi’ en ‘lelijk’ zijn begrippen die ondergeschikt zijn aan respekt voor de omgeving.

UITGEVERIJ BIBLO (KALMTHOUT) Een jeugdwerk van bOb Van Reeth.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content