Arbitrageclausules onder vuur: ‘De nieuwe regels zullen de kleine bedrijven niet beter beschermen’
Ondernemingen leggen in hun contracten vaak vast dat een zelf aan te stellen rechter een eventueel geschil moet beslechten. Die arbitrageclausules worden bemoeilijkt door een nieuwe wet. Juristen reageren onthutst.
Een arbitrageclausule bepaalt dat ondernemingen bij een geschil over de uitvoering van een contract niet naar een gewone rechtbank stappen, maar het voorleggen aan private rechters. Dat kan via een bestaande instelling of ad hoc, waarbij elke partij één arbiter (meestal een advocaat, gewezen beroepsrechter of academicus) aanwijst. Die arbiters stellen dan een derde rechter aan. Het voordeel is dat een uitspraak snel kan volgen. Zo vermijden de partijen bijvoorbeeld dat werken jaren moeten worden stilgelegd. “Arbitrageclausules zijn bijna de standaard bij belangrijke aannemingswerken of aandelentransacties”, stelt Arie Van Hoe, advocaat bij NautaDutilh en hoofdredacteur van het gezaghebbende Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht.
Zo werd bijvoorbeeld een dispuut uitgeklaard tijdens de bouw van het Antwerpse Havenhuis tussen het Havenbedrijf, Victor Buyck Steel Construction en enkele onderaannemers. Een belangrijke lopende arbitrageprocedure is het miljardendispuut tussen Perrigo, de koper van Omega Pharma, en de verkopers Marc Coucke en Waterland.
“Bedrijven kunnen via arbitrage snel en efficiënt een geschil oplossen”, zegt Philippe Lambrecht, secretaris-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen en ondervoorzitter van Cepina, het Belgisch Centrum voor Arbitrage en Mediatie. “Een aribiter kent ook de gewoontes en gebruiken in een sector meestal beter dan een professionele rechter, wat de kwaliteit van de uitspraak ten goede komt.”
Kopie van consumenten- bescherming
Vorig jaar werd de zogenoemde b2b-wet (business-to-business) goedgekeurd. Die bevat allerlei regels. Die over oneerlijke handelspraktijken, zoals het verstrekken van onjuiste informatie, traden al in september in werking. Een tweede set regels is gericht tegen misbruiken van de economische afhankelijkheid van ondernemingen. Die gelden vanaf juni dit jaar.
De regels over de onrechtmatige contractuele bedingen gelden pas vanaf december 2020, en dan enkel voor nieuwe, verlengde of gewijzigde contracten. “Een van die regels kan een nefaste invloed hebben op de arbitrageclausules”, zegt Arie Van Hoe van NautaDutilh.
Als een beding een “kennelijk onevenwicht” schept tussen de partijen is het onrechtmatig en kan de rechter het nietig verklaren, zegt de wet. Hij moet hierbij rekening houden met enkele vage toetsingscriteria, zoals de omstandigheden bij de sluiting van de overeenkomst; of handelsgebruiken. “Die vaagheid zal zeker aanleiding geven tot heel wat processen”, voorspelt Karen Paridaen, ook advocaat bij NautaDutilh. “Dat leidt dan weer lang tot rechtsonzekerheid.”
Philippe Lambrecht, secretaris-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen: “De regels zijn gekopieerd uit de wetten ter bescherming van consumenten. Maar de onderlinge verhoudingen tussen ondernemingen worden veel professioneler ondersteund dan die met de klanten. De nieuwe regels zullen de kleine bedrijven niet beter beschermen, maar wel meer geschillen en rechtsonzekerheid uitlokken.”
Zwarte lijst
Om het werk van de rechter te vereenvoudigen, zijn er twee lijsten met uitdrukkelijk verboden praktijken. Een eerste is de grijze lijst. De bedingen die daarop staan zijn onrechtmatig, maar de mogelijkheid bestaat om het tegendeel te bewijzen. Een voorbeeld is het beding met een kennelijk onevenredige schadevergoeding. Dat wordt nietig verklaard en de schadevergoeding vervalt, maar de tegenpartij kan zich verweren.
De bedingen op de zwarte lijst zijn nietig zonder mogelijkheid van tegenbewijs. Dat is het geval bij een beding dat de bedoeling heeft om, bij een geschil, de andere partij te doen afzien van “elk middel van verhaal”. De parlementaire voorbereiding verwijst uitdrukkelijk naar “clausules waarmee de andere partij tot arbitrage verplicht wordt”.
Die toelichting stuit op ernstige kritiek in de juridische wereld. “Arbitrage is een volwaardig equivalent voor een gerechtelijke procedure voor de overheidsrechtbanken, zoals ook bevestigd door het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens”, zegt Karen Paridaen.
“De verwijzing naar de arbitrage in de parlementaire toelichting is flauwekul”, antwoordt Philippe Lambrecht. “Sinds 2013 regelt het gerechtelijk wetboek de arbitrage. Alsof een opmerking in het parlement deze perfect wettelijke regeling kan opheffen.”
Paridaen is het ermee eens dat een parlementaire toelichting geen kracht van wet heeft, maar nuanceert: “Wees er maar zeker van dat partijen die een arbitrage willen dwarsbomen, de parlementaire voorbereiding zullen inroepen om de arbitrageclausule te laten vernietigen. Hierdoor ontstaat onvermijdelijk onzekerheid over de toekomst voor arbitrage tussen ondernemingen.”
In uitzonderlijke omstandigheden kan het best zijn dat een arbitrageclausule een verboden onevenwicht tussen partijen vormt. Paridaen: “Een arbitrage kan voor een zwakke partij veel te duur zijn, zodat die een geschil liever niet uitvecht. Of een arbitrage kan feitelijk opgelegd worden door de sterkere partij. Als er zo’n frappante ongelijkheid van juridische wapens is, kan de rechtbank terecht ingrijpen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier