Analyse Belgische energiemarkt: ‘Oh donker België’

België heeft snel nood aan nieuwe productiecapaciteit los van de windmolenparken. De meest realistische opties zijn nieuwe gas- of steenkoolcentrales. Maar stijgende gasprijzen liggen in het vooruitzicht.

In België gaat de komende jaren het licht uit. Letterlijk, want de elektriciteitsproducenten keren ons land de rug toe. De overheid voerde jaren een wispelturig beleid, nu laat ze betijen hoewel we te weinig capaciteit hebben. Ondanks de ramp in Japan blijft kernenergie een must en black-outs zijn nauwelijks te vermijden.

De nucleaire ramp in Japan heeft het debat in bijna elk land ter wereld weer op scherp gezet. Is er nog plaats voor kerncentrales, of moeten we ze meteen sluiten en alle hoop vestigen op windmolens en zonnepanelen? Ook de Belgische politici laten zich bij voorkeur van hun groenste kant zien.

België heeft nochtans geen keuze. Zelfs als de kerncentrales volgend jaar op volle kracht werken, zijn black-outs niet uitgesloten. In mei 2008 en januari 2009 bleef het licht maar nipt branden. In een studie van twee weken geleden wees het Internationaal Energie Agentschap nog op het risico van capaciteitstekorten bij een kernuitstap. “Het gebrek aan binnenlandse productiecapaciteit kan resulteren in stroomonderbrekingen en black-outs bij een hoge vraag naar energie en ook in hogere elektriciteitsprijzen.”

De vraag naar elektriciteit groeit, maar de productie in België volgt niet. Meer importeren uit het buitenland? Elia, de beheerder van het hoogspanningsnet, pompt elk jaar tientallen miljoenen euro’s in uitbreidingen en capaciteitsverhogingen, maar “er zijn momenten in het jaar waarop je met een gespannen toestand op het net zit”, geeft woordvoerster Eva Suls toe.

Een extra koude winter of een overijverig industrieel bedrijf dat wat meer elektriciteit nodig heeft, kan de spreekwoordelijke druppel zijn. Of, zoals in november 2006, een schip dat in Noord-Duitsland een hoogspanningskabel raakt en daardoor miljoenen mensen in Duitsland, Frankrijk, België, Spanje en Italië zonder stroom zet. Als het aanbod de vraag niet meer kan volgen, wordt het net overbelast en schakelt het zichzelf uit.

Politiek maskeert eigen falen
De meeste onderzoekers gaan ervan uit dat de vraag naar elektriciteit toeneemt, onder meer door elektrische wagens. Maar het ziet er niet naar uit dat het aanbod toeneemt. Volgens studies is er de komende dertig jaar 30 tot 50 miljard euro nodig voor de investeringen in een slim netwerk en de vervanging van de productiecapaciteit.

Het is niet eenvoudig om bedrijven te vinden die deze investeringen voor hun rekening willen nemen. De enkele projecten, vooral voor de bouw van stoom- en gascentrales (STEG), zijn bijna allemaal uitgesteld of afgelast.

Nieuwkomers als Nuon, Essent en E.ON slagen er niet in om hun projecten van de grond te krijgen. Ook bij Electrabel en SPE oogt het lijstje Belgische investeringen sinds de liberalisering van het begin van de jaren negentig erg kort. Dat verklaart het tekort aan capaciteit. Daarom is ons land een importeur en niet langer een netto-uitvoerder van energie.

Politici halen graag de dominante positie van Electrabel op de elektriciteitsmarkt aan als de grote oorzaak voor de gebrekkige concurrentie en het uitblijven van investeringen door nieuwe spelers. Handig gespeeld, want zo maskeren zij hun eigen falen. De liberalisering is doorgevoerd zonder iets te doen aan de dominante positie van Electrabel.

Er is nog altijd geen efficiënt energiebeleid of zelfs maar de wil om zich op te stellen als een betrouwbare investeringspartner. Landen die willen dat op hun grondgebied miljardeninvesteringen gebeuren, kunnen niet om de haverklap de spelregels veranderen en onzekerheid creëren. Dat wreekt zich in de hoofdkantoren van de grote energiespelers, of dat nu GDF Suez is of een andere.

De willekeur waarmee energiebeslissingen gemeentelijk, gewestelijk en federaal worden genomen, strijkt de energieproducenten tegen de haren. Vergunningen moeten op verschillende niveaus worden aangevraagd, met behoorlijk ingewikkelde procedures. Bovendien wijzigt de fiscale en legale context om de haverklap.

Dat zet een serieuze domper op de investeringszin van energieproducenten. Die zoeken hun heil in andere landen, Frankrijk, Duitsland en Nederland bijvoorbeeld. Bij onze noorderburen zijn vier kolen- en acht gasgestookte centrales in aanbouw, Frankrijk bouwt zelfs nieuwe kerncentrales.

Ook Electrabel heeft zich de jongste jaren alleen toegelegd op relatief kleinschalige investeringen, met daarbij meer dan een half oog op mogelijke subsidies. De ombouw van de Gentse kolencentrale Green Max tot een biomassacentrale is daarvoor exemplarisch: 170 miljoen euro investeringen voor een veelvoud aan groenestroomcertificaten.

Overheid profiteert Bovendien is de aanhoudende roep om het marktaandeel van Electrabel af te bouwen geen sterk argument om de Franse hoofdzetel te overtuigen in ons land te investeren in nieuwe productiecapaciteit. Intussen verdient de GDF Suez-dochter, als eigenaar van de Belgische kerncentrales, veel geld aan de verkoop van haar kernenergie. Die kan ze relatief goedkoop produceren en tegen een hogere marktprijs verkopen.

Reden voor deze discrepantie tussen productieprijs en verkoopprijs? De liberalisering. In de vrije markt die België in 2003 heeft ingevoerd, wordt de elektriciteitsprijs bepaald door de leverancier die de laatste capaciteit ter beschikking stelt.

Dat zijn meestal gascentrales die door hun hoge productiekosten een hogere prijs moeten vragen. Electrabel kan zijn capaciteit tegen dezelfde prijs verkopen als de gascentrales, maar incasseert daardoor wel hoge winsten omdat zijn productiekosten lager liggen.

Niet alleen verdient Electrabel door deze vrijemarktaanpak veel geld, het is ook een extra nadeel voor andere spelers om de markt te betreden. Hoewel de marktprijs in Noord-West-Europa 80 tot 85 procent van de tijd identiek is, blijven er verschillen. Bovendien kan Electrabel bijna op elk moment elektriciteit aanbieden die goedkoper is dan de prijzen waartegen zijn concurrenten produceren.

Er loopt ook nog altijd een onderzoek naar marktmanipulatie op basis van een rapport door de federale energieregulator CREG. Dat verhoogt evenmin het animo van andere energiereuzen om een robbertje te komen concurreren met Electrabel op de Belgische markt.

Politici proberen de Electrabel-winsten af te romen door extra belastingen op te leggen, maar dat verhelpt weinig tot niets aan het concurrentie- of aanbodprobleem. De beleidsvoerders zijn er zelf niet vies van geld te verdienen met elektriciteit. Ruim de helft van de prijs die een consument neertelt, bestaat uit taksen, distributie- en transportkosten.

Het idee om een deel van de productie van de kerncentrales van Electrabel over te kopen en door te verkopen aan de concurrenten van Electrabel brengt niet noodzakelijk veel soelaas. De kans is reëel dat de nieuwe eigenaar even hard probeert te profiteren van de kernenergiewinsten als Electrabel.

Niet in mijn achtertuin
België is geen al te beste leerling van de klas. Per hoofd van de bevolking verbruiken we flink meer dan het Europese gemiddelde. We hebben vooral te weinig capaciteit om pieken op te vangen. Als er weinig animo is om hier stroom te produceren, kunnen we natuurlijk meer energie uit het buitenland kopen. We importeren nu al gemiddeld 10 procent van ons verbruik.

Buitenlandse elektriciteit levert misschien zelfs iets meer concurrentie op. Maar dat wil zeker niet zeggen dat de prijzen omlaag gaan. Er zijn stroomverliezen bij het transport, dat ook niet gratis is, en dat bemoeilijkt de kans op een succesvolle prijzenslag, die de winstmarge alleen zou uithollen.

Ondanks de 120 miljoen euro die Elia elk jaar investeert, zijn er nu al momenten waar de toestand op het net gespannen is. Tegen 2016 moeten de verbindingen met Nederland, de windmolenparken op zee en het Verenigd Koninkrijk beter. Een project om tegen 2020 ook een rechtstreekse verbinding te hebben met Duitsland, ligt op de studietafel.

Maar rekenen op import om al onze behoeften te dekken, lijkt moeilijk. Nimby (Not in my backyard) blijft een van de grote aandachtspunten. En gemiddeld duurt het twaalf jaar om een hoogspanningslijn aan te leggen.

België kan theoretisch ruim een derde van zijn energienoden opvullen met import en is daarmee een van de best geconnecteerde landen in Europa. Dat kan helpen om de kans op black-outs te verminderen, al zoekt elektriciteit zoals water steeds de gemakkelijkste weg: komt er plots ergens een overschot van windenergie dat van Duitsland naar Frankrijk moet, dan is het best mogelijk dat dit via België loopt.

De toekomst is groen
Er is dus meer productiecapaciteit nodig. Toch besliste de regering-Verhofstadt in 2003, op inspiratie van de groene partijen, om alle kerncentrales te sluiten tussen 2015 en 2025. De tactische overwegingen – een onderhandelingswapen creëren om van Electrabel toegevingen af te kunnen dwingen – mogen best zinvol zijn, maar in plaats van extra capaciteit aan te trekken, werd net het omgekeerde beslist. Capaciteit verdwijnt zonder een stevig plan B in de schuif.

Al bestaat er volgens sommige politici een plan B: de uitbouw van zonne- en windenergie. De jongste jaren werden de subsidieschuiven opengetrokken en werden lintjes rond windmolens gretig doorgeknipt. Dat groene energie de toekomst is, betwijfelt niemand. Maar de cijfers laten er geen twijfel over bestaan. Al deze dure investeringen stellen in grootteorde nog niets of slechts weinig voor.

Volgens de jongste officiële cijfers van de federale overheidsdienst Economie zijn zij slechts goed voor 1,8 procent van de capaciteit. Zelfs de grootste optimisten moeten toegeven dat de nieuwe energiebronnen op korte termijn niet in staat zijn de rol van de kerncentrales over te nemen die afklokt op 35,5 procent. Daarmee leveren ze 51,7 procent van de Belgische energie.

Groot probleem is dat de nieuwe energiebronnen niet alleen te weinig produceren. Het klimaat bepaalt wanneer het waait of de zon schijnt. De productie van windmolens is onbetrouwbaar voor wie op vaste tijdstippen energie nodig heeft. Dat brengt het netwerk in de problemen, want het vraagt een continue toelevering.

Er is dus nood aan een stevige back-up voor de onbetrouwbare nieuwe energieleveranciers. Die kan gedeeltelijk geleverd worden door biomassacentrales, maar de hoofdmoot komt van centrales van de oude stempel die draaien op steenkool en gas.

Volgens sommige experts zijn zonnecellen de energietechnologie van de toekomst. Maar de technologie, die nu in onderzoek een efficiëntiegraad van 30 procent haalt – de meeste panelen op de markt zitten amper op de helft daarvan – heeft nog een lange weg te gaan.

Bovendien kunnen wind- en zonne-energie pas wereldwijd doorbreken als er betaalbare oplossingen op de markt komen om hun energie op te slaan en gecontroleerd naar het net te brengen. Opslagsystemen op basis van vloeibaar zout of supercaps bestaan, maar staan nog onvoldoende op punt. Ze vergen vooral erg grote investeringen, geld dat nog niet kan worden terugverdiend met de huidige elektriciteitsprijzen.

Eerst steenkool en gas, dan zon?
België heeft snel nood aan nieuwe productiecapaciteit los van de windmolenparken. De meest realistische opties zijn nieuwe gas- of steenkoolcentrales. Zonder vergunningslijdensweg kunnen die binnen twee tot vijf jaar actief zijn. Hoopgevend is dat de huidige generatie steenkoolcentrales dankzij technologische innovaties veel efficiënter en meer ecologisch verantwoord is dan haar voorgangers. De CO2 die de centrales genereren, kan worden opgevangen, waardoor de Kyoto-klimaatdoelstellingen haalbaar blijven. Bovendien leveren steenkoolcentrales goedkopere energie dan gascentrales.

De keuze tussen gas- of steenkoolcentrales heeft niet alleen te maken met de efficiëntie of de kostprijs van deze installaties. Er zijn genoeg gas- en steenkoolvoorraden om nog een aantal decennia uit te putten, maar gas heeft het nadeel voor een groot stuk in Russische bodem te liggen. De gasreserves in Europa drogen op, waardoor de rol van Rusland steeds prominenter wordt. Stijgende gasprijzen liggen in het vooruitzicht.

William D’haeseleer, energie-expert van de KU Leuven, gaat ervan uit dat onze toekomstige energiebevoorrading uit een mix zal bestaan. Wat hem betreft hoort kernenergie daar ook bij. Her en der gaan zelfs al voorzichtige stemmen op voor de bouw van een nieuwe kerncentrale. Het idee is politiek nagenoeg onverkoopbaar, maar economisch gezien zou het niet zo gek zijn. Nucleaire energie kan grote volumes aan, produceert geen CO2 en laat relatief weinig afval achter.

De Belgische elektriciteitsprijzen zijn al bij de hoogste van Europa, ondanks de aanwezigheid van goedkope elektriciteit uit afgeschreven kerncentrales. De nadelen? Het is peperduur om zo’n installatie te bouwen en in België zou het meer dan twee decennia duren om er eentje neer te zetten.

En nu?
Op korte termijn ziet de situatie er dus meer dan zorgwekkend uit. Black-outs, zeker in landelijke gebieden, behoren steeds meer tot de mogelijkheden. De bouw van nieuwe productiecapaciteit kost jaren. Reden te meer om dringend een geïntegreerd energiebeleid uit te schrijven. Het versnellen van de geplande investeringen kan een goed begin zijn. Langetermijnafspraken met de producenten zijn de volgende logische stap.

België heeft nood aan een toekomstmodel dat meerdere decennia overleeft. Het Belgische energiebeleid moet zich inschrijven in een Europees beleid dat de capaciteit en efficiëntie verhoogt en de markt onafhankelijk reguleert.
De toekomst is aan groene energie, maar die kan onze energiebevoorrading nog niet garanderen. Als we realistisch en pragmatisch zijn, zetten we intussen in op het behoud van onze levensstandaard en economisch concurrentievermogen – met respect voor veiligheidsnormen en milieudoelstellingen. Maar om het licht te laten branden, hebben we bewindslui nodig die het licht zien.

An Goovaerts en Luc Huysmans

Partner Content