“Als je slaagt in België, slaag je overal”

Lies Martens was VRT-journaliste, maar kiest voor een eigen bloemenatelier. Karl Meersman gooide zijn leven al om toen hij twintig jaar geleden besliste huiscartoonist van Trends te worden en de reclamesector vaarwel zei. Een portret van de journaliste die kunstenares wordt en de kunstenaar die journalist is.

U kent Karl Meersman (46) als onze huiscartoonist die al twintig jaar wekelijks een aquarel- spotprent aflevert, geïnspireerd op de economische of politieke actualiteit. Wist u dat onze redactie de tekenaar ontdekte in een meubelzaak waar hij, op vraag van de directie en via een artiestenbureau, klanten portretteerde? Om de zoveel minuten een ander model, dat vond hij fantastisch. Een hele voormiddag lang hetzelfde model tekenen in de academie, vond hij langdradig. Nochtans is Karl geen sprinter. De sprint die hij wekelijks voor ons maakt, past in een groeiproces op lange termijn. Hij neemt vandaag al meer afstand van zijn techniek en kan die losweg gebruiken om zijn emoties te uiten. Een positieve evolutie, vindt hij. Het publiek blijkbaar ook. Karls illustraties lokten meer dan 12.000 bezoekers naar het Gentse Caermersklooster. Een aantal dat op sommige dagen zelfs hoger lag dan dat van de gerenommeerde tentoonstelling British Vision, die in dezelfde stad loopt.

Wist u dat Karl ook wel eens woningen inricht, affiches en postzegels ontwerpt, en schildert op bestelling? En nu we toch alles aan het blootleggen zijn: wist u dat hij al enkele jaren niet als nieuwe vrijgezel op onze nieuwjaarsreceptie verschijnt? Zijn vriendin Lies Martens (36) is er steevast bij. U kent haar als voormalig journaliste voor Het Journaal, als presentatrice van Ombudsjan en Klant of koning, en als reporter voor Vlaanderen Vakantieland. Ze opende net haar bloemenatelier Lies Maria Rosa – wat haar volledige naam is – in een ruimte naast Karls atelier. Ze behaalde het diploma van floriste aan Syntra en wil vooral voor bedrijven en evenementen werken. Lies Maria Rosa wordt dus geen winkel waar iedereen zomaar kan binnenstappen, ook omdat supermarkten vandaag mooie boeketten verkopen aan prijzen die vaak lager zijn dan de inkoopprijs van kleine zaken. Meerwaarde creëren is absoluut nodig.

Ze ontvangen ons in hun atelier in Sint-Niklaas, waar het ruikt naar verse koffie, bloemen en terpentijn. Ze stralen. Dat was in het verleden soms anders. Waarom, vraagt u? Wij ook.

KARL MEERSMAN. “Wanneer mijn zus, mijn broer en ik in 1991 het tekenatelier van mijn vader, dat vooral opdrachten kreeg vanuit de publiciteitssector, overnamen, was het een erg stresserende tijd. Er moest veel en snel worden geproduceerd. Dat was een goede leerschool omdat ik met bepaalde technieken heel snel leerde werken en dat komt me nu nog goed van pas wanneer ik tegen deadlines teken. We werkten echter bijna aan de lopende band, wat dodelijk is voor de artistieke ziel. Pas op, ik wil mijn vader zeker niet met de vinger wijzen. Studio Meersman was door de grote productie enorm rendabel, maar wij werden er doodongelukkig. Ik ben nog steeds blij dat we de moed hadden om het roer om te gooien en allemaal voor de toegepaste kunsten te kiezen. Mijn zus illustreert ondertussen boeken, mijn broer is grafisch vormgever.”

Lies, u gooit uw professionele leven nu ook helemaal om?

LIES MARTENS. “Ja, en ook ik ben trots dat ik het aandurf. Zo’n risicovolle stap doen, past niet bij mijn persoonlijkheid. Het is de eerste keer dat ik niet kies voor zekerheid. Ik leen bijvoorbeeld ook voor het eerst. Een grotere aankoop dan een auto deed ik nooit en ook die wagen wilde ik absoluut cash betalen. Bij de VRT was ik vast in dienst; ik had een maandwedde; er werd voor mijn pensioen gezorgd. Ik had mijn schaapjes op het droge. Nu gooi ik ze bewust allemaal in zee in de hoop dat ze kunnen zwemmen. Maar ik zou het niet hebben aangekund binnen de VRT mijn creativiteit niet langer te kunnen botvieren en achter een bureau te verdwijnen – wat gebeurde met enkele collega’s die van het scherm werden gehaald. Ik wilde dat moment voor zijn.

“Opnieuw op de nieuwsdienst werken, was geen optie. Daar ben ik zo ongelukkig geweest. Ik heb er ook beseft dat ik niet uit het juiste hout gesneden ben om een goede journalist te zijn. Spijt hebben dat je belangrijke gebeurtenissen niet kan verslaan, het is me altijd vreemd geweest. Mijn politieke interesse is vandaag ook minder. Journalistiek is een afgesloten hoofdstuk. Het is zelfs zo dat het een constant gevecht is met Karl, die de radio de hele tijd aan wil om wéér het nieuws te kunnen horen (lacht).

MEERSMAN. “Ik was altijd al heel geïnteresseerd in de politieke en culturele actualiteit. Dat maakt dat ik me een hedendaagse kunstenaar voel. Ik sta met beide voeten in de realiteit, mijn werk is een spiegel van vandaag. Me op gisteren of morgen baseren, kan ik niet. En als mijn prenten de tijd niet overleven, vind ik dat geen probleem. In dat opzicht ben ik een journalist. Gal (Gerard Alsteens, de huiscartoonist van Knack, red.) is dat nog veel meer. Hij wil een boodschap brengen. De inhoud van mijn tekeningen is belangrijk, maar dat is het artistieke evenzeer.”

Vandaar de keuze om toch voor een klassieke artistieke scholing te kiezen?

MEERSMAN. “Op mijn veertiende wist ik dat ik tekenaar wilde worden. Mijn grootvader was kunstschilder en mijn ouders waren twee artistieke zielen die elkaar leerden kennen op de Antwerpse academie. Ze namen hun vijf kinderen twee keer per week mee naar de academie in Temse, waar ze lesgaven. Daarnaast groeide ik op in vaders tekenatelier. Ik besefte daardoor dat je het vak niet in het kunstonderwijs in dagschool kunt leren en dus stopte ik met school en ging avondscholen afschuimen om er publiciteit, prentkunst en figuurtekenen te volgen. Mijn diploma behaalde ik voor de middenjury. Dat ik mijn middelbare studies afbrak, vond mijn vader maar niets. Hij stuurde me naar een fotogravure in Antwerpen in de hoop dat ik snel opnieuw op de schoolbanken zou zitten. Ik vond het net fantastisch om als jonge gast opgenomen te worden in een bedrijf. Mijn vader legde zich neer bij mijn beslissing en omdat hij het te druk kreeg, stapte ik over naar Studio Meersman.”

Lies, was u tegendraads?

MARTENS. “Ik was nooit iemand die graag in het rijtje loopt, ik heb een hekel aan autoriteit. Het stond vast dat ik nooit voor een bureaubaan zou kiezen. Na een faliekant afgelopen ingangsexamen bij Studio Herman Teirlinck wist ik dat ik journalist wilde worden en ging ik naar de universiteit. De studenten Germaanse filologie hadden toen al een grijze baard terwijl er in het auditorium van politieke en sociale wetenschappen heel uiteenlopende types zaten. Daar paste ik wel tussen, maar het was vooral professor en gerechtspsychiater Gijsbrecht, die legendarisch was aan de Gentse universiteit, die de beslissing beïnvloedde. Hij was zo’n afstotelijke figuur dat hij de studierichting toch weer aantrekkelijk maakte.”

Bloemiste worden was geen droom?

MARTENS. “Als kleine meid heb ik mijn moeder wel eens gezegd dat ik bloemiste wilde worden. Ik was zo onder de indruk van een azaleaserre waar ze me mee naartoe had genomen. Nog steeds kan ik me de geur die er hing voor de geest halen en ik zie de bloemiste nog altijd de pot afkuisen met een vuile vod voor ze de plant in een roze folie inpakte. Op dat moment sloeg de vonk over, dat wilde ik ook doen. Tijdens mijn studies werkte ik vier jaar lang in een bloemenwinkel, maar blijven hangen was geen optie. Het is typisch voor onze maatschappij dat iemand die goed studeert niet wordt gestimuleerd om iets met zijn of haar handen te doen. Nu, jaren later, merk ik dat ik de intellectuele richting uitging omdat het zo hoorde, niet omdat ik het wilde. Bloemen en planten zijn mijn passie. Met mij een fietstocht maken, betekent dat je moet stoppen elke keer ik een boom of een vrucht wil bestuderen. In huis staan altijd bloemen.” MEERSMAN: “De vorm van die bloemen inspireert me. Ik begon zelfs bloemen te schilderen. Hoe ik het precies moet aanpakken, weet ik nog niet, maar ik zoek samen met Lies hoe ik dat het best doe. Ze is een heel kritische geest.”

MARTENS: “Dat vindt hij op het moment dat ik kritiek geef meestal niet zo leuk (lacht). Hij is even kritisch hoor, vreselijk. Als ik aan zijn gezicht zie dat het niet goed is, ben ik soms twee dagen van de kaart.”

Hadden of hebben jullie rolmodellen?

MEERSMAN. “De huidige tekenaars ken ik allemaal redelijk goed. Wat niet betekent dat ze me inspireren en wat zeker niet betekent dat ik hun werk zal imiteren. Koen De Ruyter, de voormalige zakelijke directeur van de KVS en mijn vroegere buurman, adviseerde me ervoor te zorgen dat iedereen mijn prenten altijd van veraf herkent, dankzij hun authenticiteit. Ik ben daarom heel bewust op zoek gegaan naar een eigen beeldtaal en andere technieken. Zonder veel naar anderen te kijken, want mijn persoonlijke evolutie slorpt me helemaal op. Daar ben ik mee bezig, niet met de uitbouw van ‘het merk Karl’. Egon Schiele en Toulouse-Lautrec waren wel voorbeelden.” MARTENS. “Ook ik wil mijn eigen stijl ontwikkelen. Mocht kunst- en antiekverzamelaar Axel Vervoordt me bellen, zou ik vereerd zijn, maar ik moet me nog onderscheiden, me positioneren. Dat doe ik liever alleen. Er zijn tijdschriften die al willen samenwerken. Die houd ik nog af. Misschien ben ik niet avontuurlijk of ambitieus genoeg omdat ik denk dat het wijzer is om eerst vaste grond onder de voeten te krijgen voor ik begin te springen. Ik heb bovendien het gevoel dat niet ik mijn wagonnetje aan de trein van anderen kan hangen, maar dat zij eerder bij mij willen aanhaken.”

Het BV-effect dat speelt?

MARTENS. “Absoluut. Als ik kan, zal ik dat ook gebruiken. Het is wel een tweesnijdend zwaard. Iedereen ziet graag iemand van het voetstuk vallen.” MEERSMAN. “Klanten vinden het wel een voordeel te kunnen zeggen dat Lies Martens hun bloemstuk maakte.” MARTENS. “Dat merkte ik laatst toen ik aan het decoreren was in een winkel. Het gefluister over mij, vond de zaakvoerder wel fijn.”

Wordt het ondernemersnetwerk van Karl ingeschakeld om het bloemenatelier te lanceren?

MEERSMAN. “We worden regelmatig samen op feestjes uitgenodigd. Dan kom je bijvoorbeeld baron Paul Buyse tegen, die goed met Lies kan opschieten. Wanneer hij hoorde van Lies Maria Rosa vroeg hij, hem op de hoogte te brengen van de opening zodat hij aan zijn assistent kon doorgeven in de toekomst aan Lies te denken wanneer er decoratie of een geschenk nodig is.” MARTENS. “Toen ik met het idee voor het bloemenatelier speelde, ben ik met mensen uit uiteenlopende sectoren gaan praten, als marktstudie zeg maar. Daarvoor heb ik niet systematisch iedereen die in Karls notaboekje staat, gebeld. We kwamen tijdens de zomermaanden wel veel mensen tegen die me goede raad konden geven.” MEERSMAN. “Het is een voordeel dat ik hier in de regio veel zaakvoerders van kmo’s ken. Die beginnen stilaan te bestellen.” MARTENS. “Dat heeft alles te maken met de geloofwaardigheid van Karl, hier en ver daarbuiten. Hij staat garant voor kwaliteit.”

Reageerden de collega’s van de VRT even enthousiast?

MARTENS. “Ik heb alleen positieve reacties gekregen. Phara de Aguirre bijvoorbeeld vond dat het plaatje helemaal klopte. Het was voor velen wel een verrassing. Niet dat ik opzettelijk had verzwegen dat bloemschikken een hobby is, maar het is niet iets waar ik mee heb uitgepakt. Mensen zien je dan nog steeds als een seut.”

Was jaloezie van derden nooit een handicap voor jullie?

MARTENS. “Zelden of nooit. Mogelijk trippel ik naïef door de roddels door.” MEERSMAN. “Ik ondervond wel al jaloezie. Niet onder de collega’s die hun plaats in de media al hebben bemachtigd. De epigonen die hun plek nog moeten veroveren, van hen weet ik dat er enkelen afgunst voelen. Meestal zijn dat mensen die ‘het’ niet hebben of de boot misten.”

Is er reden tot jaloezie? Een creatief beroep staat niet bekend als het best betaalde.

MARTENS. “In de bloemensector is het een boutade om te zeggen dat je je uren niet mag tellen. Doe je dat toch, merk je dat je onderbetaald bent. Veel collega’s zeggen me dat ik moet doorrekenen, dat ik er anders niet zal uitkomen. Dat durf ik nog steeds niet, al bepaal ik wel minima. Ik kom uit een eenvoudig gezin en zelf kan ik ook niet excessief doen.”

MEERSMAN. “Lies heeft dezelfde boekhouder als ik en die had er niet onmiddellijk een goed oog in. Hij zag al zoveel bloemenwinkels op de fles gaan.” MARTENS. “Tot hij hoorde hoe ik het ging aanpakken.”

Karl, durft u ondertussen doorrekenen?

MEERSMAN. “Geld was nooit mijn drijfveer. Nu ik halverwege de veertig ben, kan ik wel zeggen dat de vergoedingen redelijk zijn. Redelijk, want de spotprenten alleen zijn niet voldoende winstgevend. Daarom ontwerp ik ook regelmatig postzegels of affiches en schilder ik nu ook op bestelling. Het is knokken om de boel draaiende houden. Mijn werkweek telt zeker zestig uren. Maar ik besef dat de Vlaamse markt in mijn branche klein is en de vergoedingen daarom lager liggen. In Frankrijk kan ik het driedubbele krijgen voor mijn tekeningen. Een coverbeeld in New York werd enkele jaren geleden nog 2500 euro betaald.”

Staat de uitbouw van jullie internationale carrière dan hoog op jullie todolijst?

MEERSMAN. “Ik probeerde het al eens in het buitenland. Meer opdat ik later geen spijt zou hebben dat ik het niet deed, want het is niet iets dat ik nastreef. New York ontgoochelde me dit jaar. De mediawereld was er heel positief over de tentoonstelling die ik er hield in het Belgische consulaat. Ik was wel negatief verrast door het lage niveau van de grafiek in bladen als bijvoorbeeld The New Yorker. Dan blijf ik beter in België. Hier kan je ook nog tekenen wat je wil. Mijn tekeningen over Bush mocht ik in de Verenigde Staten niet tentoonstellen, zelfs ermee voorbij de douane geraken was geen sinecure.” MARTENS. “Het is vreemd dat mensen hun succes meten aan de mate waarin ze buiten de landsgrenzen bekend zijn. Vaak moeten ze trouwens uitwijken omdat ze er niet in slagen het hier te maken. Ik ga niet op zoek naar buitenlandse roem, integendeel.” MEERSMAN. “In België heb ik mijn eigen bedrijf, werk ik zelfstandig. In de Verenigde Staten leiden alle wegen naar de illustratorsassociatie, waarbij je één van de vele leden bent. Er waren wel agenten die met mij wilden werken, alleen moest ik dan wachten op opdrachten om er, zodra ze binnenstroomden, alles voor te laten vallen. Dat lukt niet. Ook voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung kon ik beginnen, want het Duitse cartoontalent droogt stilaan op. Ik voelde me niet voldoende op de hoogte van de politieke situatie in Duitsland, dus deed ik het niet. Ach, if you can make it in Belgium, you can make it …” MARTENS. “… anywhere. Dat klopt ook voor de bloemensector. De lage landen kennen topfloristen. In de Verenigde Staten of zelfs in Frankrijk mijn creaties verkopen, zou een missionariswerk zijn. Daar hebben ze toch een heel andere smaak.”

Is een eigen bruidsboeket dan het plan voor de toekomst?

MEERSMAN. “Ik was al eens getrouwd en ben heel tevreden zoals het nu loopt.” MARTENS. “We trouwen wel eens wanneer we er tijd voor hebben.” MEERSMAN. “Als we met pensioen zijn (lacht).” MARTENS. “Met droogbloemen (lacht), of verrimpelde besjes.”

Door Sjoukje Smedts/Foto’s Thomas De Boever

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content