Alleen de wanhoop blijft

De Nederlandse correspondent Erik van Ees blikt terug op 35 jaar verslaggeving vanuit Zuid-Afrika. Na het verdwijnen van apartheid bleef alleen de wanhoop over.

Als het begrip tedere wanhoop nog niet bestaat, moet het gelanceerd worden om de bevreemdende Zuid-Afrikaanse memoires van de Nederlandse correspondent Erik van Ees te etiketteren. Nog voor Nelson Mandela gevangen gezet werd op Robbeneiland, woonde de Nederlander al in Zuid-Afrika. Sinds 1965 is hij er correspondent, aanvankelijk voor het persbureau UPI, later voor het televisiejournaal van de openbare omroep en het Algemeen Dagblad. Hij was getuige van de scherpste kanten van de apartheid, maar ook van de gruwel in de townships en de metamorfose die Mandela naar het presidentschap leidde.

In Land van de regenboog tekent hij de geschiedenis op met zichzelf in de rol van Kuifje – de rol van de buitenstaander die met een westerse bril naar de gebeurtenissen kijkt, de rol van journalist die geregeld het gevaar trotseert en enkele keren ternauwernood aan de dood ontsnapt. Anders dan Kuifje, beseft Van Ees dat hij geen heldendaden kan verrichten. Het idealisme en de vermanende vinger worden immers geringeloord door het inzicht in de kuiperijen van alle betrokkenen. Dat geeft voer aan cynisme, al weet Van Ees dat beperken tot een bijna berustende wanhoop. Hij weet het op voorhand en is er vervolgens getuige van dat het aantreden van Mandela de sociale en economische problemen niet oplost.

Toch slaat zijn wanhoop nooit helemaal om in cynisme. Daarvoor houdt hij te veel van de gewone Zuid-Afrikaan, zowel van de blanke als de zwarte. De onthutsing dat een kogel rakelings voorbij scheert en zijn haar haast schroeit, wordt weggespoeld door het onthaal van een arme zwarte vrouw, die hem een appel en thee schenkt. Door die contrasten wordt het sarcasme opzij gedrukt door tedere wanhoop.

Blanke volksstaat.

Van Ees declameert geen grote politieke samenhang en voert al evenmin een spitsvondige analyse van de actualiteit uit. Toch weeft de auteur met zijn traag meanderende, schijnbaar losse herinneringen en anekdoten uiteindelijk een helder beeld van het fel gehavende land. Voor dit boek is Van Ees immers uit zijn rol van verslaggever, commentator en duider gestapt.

Misschien wel als zalf voor zovele decennia politiek zwaar geladen journalistiek, neemt hij de nu de rol van verteller op zich. Een verteller heeft wat meer tijd nodig om een beeld scherp te stellen, maar het komt. Van Ees is dan ook een gewiekst verteller. Neem nu zijn bezoek aan de 98-jarige weduwe van de vermoorde premier Hendrik Verwoerd. In zijn beschrijving van het dorp Orania, waar hij de kranige oude dame ontmoette, gaat een schrijnende geschiedenis schuil. Van Ees heeft het over de vermoorde premier, “de architect van alle problemen van het land, inclusief Mandela’s gevangenschap.” In het dorp wilde hij een begin maken van “een droomland waar Afrikaners hun eigen Volksstaat zouden stichten. Er zouden alleen Afrikaners zijn, duidelijk gedefinieerd als blank en Afrikaanstalig en van de juiste godsdienstige overtuiging, Neder-Duits Hervormd, in elk geval protestant. Ze wekten de indruk dat ze een groep koppige rechtsen waren die zwarten haatten en een eigen alleen-voor-blankenvaderland wilden hebben, en die zich het meest op hun gemak voelden door in het verleden te leven.”

Door zwarten buiten te sluiten, moesten de blanken ook de taken uitvoeren die elders in het land destijds alleen door zwarten verricht werden. Er kwam een toevloed van arme blanken op gang. Zij verwachtten aalmoezen omdat ze blank waren en Afrikaans spraken, maar klaagden al gauw dat ze vuilnis moesten ophalen, straten vegen en bermen wieden.

Al gauw veranderde de fundamentalistische blanke droom in een nachtmerrie. Van Ees herinnert zich slechts één succesverhaal uit de beginperiode – en dat was dan ironisch genoeg nog gestoeld op bedrog. Een vrouw oogstte heel wat commerciële bijval met kaas, maar ze liet wel uitschijnen dat die uit Nederland komt.

Nergens meer verkrachtingen.

Ondanks alle tedere haltes, die de wanhoop draaglijk moeten maken, eindigt het boek met desperate vraagtekens. De grootste bedreiging van Zuid-Afrika komt nu immers van criminaliteit. Machtige gangsters en gewelddadige jongerenbendes teisteren het land. Ze strijden voor de markt van drugs, prostitutie en wapens, maar dragen ook bij tot het gruwelijk hoge aantal moorden en verkrachtingen. Volgens de jongste statistieken maakt elke vrouw in Zuid-Afrika 50% kans op ten minste één verkrachting. Eén op de vier kinderen wordt seksueel of fysiek mishandeld. Een duidelijke verklaring is er niet.

Op de laatste bladzijden gooit Van Ees het plots over een andere boeg. Daar vinden we een verwantwoording voor zijn anekdotische aanpak van dit boek. Van de ooit vermaarde UPI-redacteur Dick Growald leerde hij dat congressengewauwel en statistieken slaapverwekkende artikels opleveren. Je moet de cijfers tot leven brengen door naar de mensen toe te gaan die de gevolgen ervaren.

Erik van Ees, Land van de regenboog – Over Zuid-Afrika. Contact, 271 blz., 995 fr.

luc de decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content