Aangifte: wie is ‘meewerkende’ echtgenoot?

Het aangifteformulier in de personenbelasting bevat een nieuw afzonderlijk vak voor de aangifte van ‘bezoldigingen van meewerkende echtgenoten’. Maar de ene ‘meewerkende echtgenoot’ is de andere niet.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

e aangifte in de personenbelasting bestaat uit twee delen. Deel 1 van het aangifteformulier moet door alle belastingplichtigen worden ingevuld. Het bevat gegevens over de persoonlijke en familiale toestand van de belastingplichtige en het dient daarnaast voor de aangifte van de bezoldigingen van werknemers, pensioenen, vervangingsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten, ontvangen onderhoudsuitkeringen en allerlei uitgaven die aftrekbaar zijn van het totale belastbare inkomen of die recht geven op een belastingvermindering.

Deel 2 van het aangifteformulier is bestemd voor de aangifte van ‘diverse’ inkomsten (andere dan ontvangen onderhoudsuitkeringen) en voor de aangifte van de beroepsinkomsten van zelfstandigen.

Meewerken. Opmerkelijk is dat dit tweede deel voor de eerste keer een afzonderlijk vak bevat voor de aangifte van de bezoldigingen van ‘meewerkende echtgenoten’ (vak XVII).

Met ingang van het aanslagjaar 2004 heeft de wetgever immers in een gloednieuwe categorie van beroepsinkomsten voorzien: de ‘bezoldigingen van meewerkende echtgenoten’ van sommige zelfstandigen.

Daarmee is meteen gezegd dat deze nieuwe categorie uitsluitend betrekking heeft op inkomsten van echtgenoten die een zelfstandige bijstaan in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. Echtgenoten van werknemers zijn dus niet bedoeld. Overigens komen ook niet alle echtgenoten van zelfstandigen in aanmerking. Echtgenoten van bedrijfsleiders (vennootschapsmandatarissen en zelfstandige directeuren) zijn eveneens uitgesloten. Aan het feit dat zij hun echtgenoot eventueel bijstaan in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid, wordt fiscaal geen enkel gevolg gehecht.

Vennootschap. Wie kunnen fiscaal dan wel als ‘meewerkende echtgenoten’ worden beschouwd? Dat zijn de echtgenoten van handelaars, nijveraars en landbouwers, en van beoefenaars van vrije beroepen (advocaten, dokters enzovoort) of van andere winstgevende bezigheden. Althans voorzover die (geholpen) personen hun beroep niet binnen een vennootschap uitoefenen.

De echtgenoot van een bakker of dokter die voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit een vennootschap heeft opgericht, is dus niet bedoeld. De geholpen echtgenoot moet zijn beroep uitoefenen als ‘natuurlijke persoon’ (als mens van vlees en bloed).

Minderheid. De categorie van de ‘meewerkende echtgenoten’ is dus al bij al vrij beperkt. Bovendien moet binnen de categorie van de ‘meewerkende echtgenoten’ nog een onderscheid worden gemaakt. Niet alle personen die aan de fiscale definitie van ‘meewerkende echtgenoten’ beantwoorden, zullen het nieuwe vak XVII moeten (of mogen) invullen. In de praktijk zal dat alleen een kleine minderheid zijn.

De ‘meewerkende echtgenoten’ (in de fiscale betekenis van het woord) moeten immers (met ingang van het aanslagjaar 2004) nog worden onderverdeeld in twee subcategorieën. Je zou ze de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ subcategorie kunnen noemen.

Specifiek. Een en ander heeft te maken met het feit dat de wetgever onlangs in een specifiek sociaal statuut heeft voorzien ten aanzien van meewerkende echtgenoten die naast hun activiteit als helper geen afzonderlijke beroepswerkzaamheid hebben en bijgevolg nog niet de bescherming genieten van een eigen volwaardig sociaal statuut.

De meewerkende echtgenoten die toetreden tot dat nieuw gecreëerde, specifieke sociale statuut behoren tot de ‘nieuwe’ subcategorie van de meewerkende echtgenoten. De beroepsinkomsten die de geholpen echtgenoot aan hen toekent, behoren fiscaal tot de kersverse categorie van de ‘bezoldigingen van meewerkende echtgenoten’ die in het nieuwe vak XVII van het aangifteformulier opgenomen moeten worden (en die – en dat is ook nieuw – in hoofde van de geholpen echtgenoot gewoon als beroepskosten aftrekbaar zijn).

Het punt is evenwel dat op dit ogenblik niemand verplicht is tot dit specifieke sociale statuut toe te treden. Het is nog tot eind 2005 volledig facultatief.

Oud. Alle meewerkende echtgenoten die (nog) niet op eigen initiatief voor dit specifieke sociale statuut hebben gekozen, of die er niet voor in aanmerking komen (omdat ze al wegens een andere beroepswerkzaamheid een volwaardige sociale bescherming genieten), vallen dus buiten de ‘nieuwe’ subcategorie van meewerkende echtgenoten. Het nieuwe vak XVII is niet voor hen bedoeld.

Zij behoren tot de ‘oude’ subcategorie van meewerkende echtgenoten. Zij vallen (als zij aan alle voorwaarden voldoen) onder toepassing van het klassieke systeem van fiscale ‘toekenning aan de medehelpende echtgenoot’. Het verschil bestaat er in hoofdzaak in dat de meewerkende echtgenoten in dit laatste systeem geen eigen beroepskosten in aftrek kunnen brengen (terwijl meewerkende echtgenoten die onder toepassing vallen van het nieuwe systeem dat wel kunnen en indien gewenst zelfs kunnen terugvallen op de aftrek van een kostenforfait).

Bos. Voor meewerkende echtgenoten die onder het oude stelsel vallen, verandert er op het gebied van de aangifte niets. Hier is het nog steeds, zoals voorheen, de geholpen echtgenoot die – afhankelijk van het geval – in het vak van de ‘winsten’ of ‘baten’ moet vermelden hoeveel beroepsinkomsten hij aan zijn helpende echtgenoot heeft toegekend. Wedden dat velen door de bomen van oude en nieuwe meewerkende echtgenoten het bos niet meer zien?

Jan Van Dyck

Voor de meeste meewerkende echtgenoten verandert er voorlopig niets.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content