Aandelen die gezien mogen worden
Wilt u echt beleggen in een land met een militaire dictatuur? In een fabriek waar kinderen de machines bedienen? Ethisch beleggen is een alternatief, en dat hoeft u geen rendement te kosten.
“Is mijn geld wel goed besteed?” vragen beleggers zich in deze kersttijden wel eens af. Niet dat ze door dalende aandelenprijzen een kalkoen minder zullen moeten eten. Nee, in deze donkere dagen laat het geweten al eens van zich horen. Banken en beursvennootschappen krijgen steeds vaker de vraag of ze de klant een beleggingsfonds aan de hand kunnen doen waar geen onethisch reukje aan zit. Veel mensen willen niet langer beleggen in aandelen of obligaties van bedrijven die de mensenrechten met de voeten treden, wapens maken of verkopen, of kinderarbeid inschakelen.
Intensieve screening
Uiteraard is het makkelijk om op een beleggingsfonds het etiket ‘duurzaam’ of ‘ethisch’ te plakken. Er moet dus een instantie bestaan die in de gaten houdt of de fondsbeheerder zich wel degelijk aan de ethische regels houdt. Die rol van waakhond wordt in België door Ethibel vervuld. Het is een onafhankelijk studie- en adviesbureau, dat financiële instellingen adviseert bij hun aanbod van duurzame beleggingsfondsen. Ethibel heeft een langdurige samenwerkingsovereenkomst gesloten met 16 van de 24 beleggingsfonden die momenteel in België actief zijn. Het bureau garandeert de klant daarmee dat hij wel degelijk zijn geld stopt in een fonds dat zich aan de spelregels houdt.
Om de verschillende invalshoeken van de beleggingsfondsen duidelijk te maken, heeft Ethibel ze in vier generaties ingedeeld. De ethische fondsen van de zogenaamde eerste generatie baseren zich alleen op negatieve criteria. Dat betekent dat bij de samenstelling van de beleggingsportefeuilles enkele voorafbepaalde activiteiten, diensten of producten worden verworpen. Wapenhandel en kernenergie kregen op het eind van de jaren tachtig bijvoorbeeld veel aandacht.
De tweede generatie hanteert geen negatieve, maar positieve criteria. Deze beleggingsfondsen focussen op bedrijven die op een bepaalde manier een maatschappelijke meerwaarde leveren. Dat kan bijvoorbeeld door een extra inspanning te doen voor de werkgelegenheid of het milieu.
Het derde type fondsen wordt door Ethibel als de echte ‘duurzame’ beleggingsfondsen beschouwd. De fondsbeheerder koopt alleen aandelen of obligaties van bedrijven die binnen hun sector op alle terreinen van het duurzaam ondernemen tot de beste behoren. Bedrijven die een verantwoord sociaal, ecologisch en economisch beleid voeren, dus.
Op het hoogste schavotje staan fondsen die duurzaam ondernemen, maar die nog grondiger gescreend zijn. De onderzoeker baseert zich niet meer alleen op de informatie die door het bedrijf zelf wordt verstrekt, maar gaat praten met alle stakeholders van het bedrijf. Zowel de werkgevers, de vakbonden, de werknemers als de leden van de milieu- en derdewereldbeweging worden bij deze dialoog betrokken.
Alleen de duurzame beleggingsfondsen van de vierde generatie komen in aanmerking voor het Ethibel-kwaliteitslabel. Het aanbod uit deze categorie zit de jongste jaren trouwens in de lift. Verschillende fondsen van de eerste en de tweede generatie hebben zich onlangs omgevormd tot fondsen van het derde of vierde type. Nieuwe duurzame of ethische beleggingsfondsen kiezen meestal meteen voor de laatste aanpak.
Ethibel houdt de bedrijven op de hoogte van wie een Ethibel-label wint. De beheerders van beleggingsfondsen krijgen een seintje bij elke update van het register. Bovendien zullen ook de gewone beleggers de evolutie van de toekenningen kunnen volgen via de website van Ethibel ( www.ethibel.org). Die is vanaf 1 januari operationeel.
Ethisch beleggen is dan wel nobel, maar loop je daarmee geen rendement mis? Neen, blijkt uit enkele studies. Onlangs onderzochten Wim Vermeir, Head of Global Balanced and Sustainable Management bij Cordius Asset Management, en Filip Corten, asset manager bij dezelfde financiële instelling, de relatie tussen duurzaamheid en rentabiliteit. Het volledig verslag van hun studie verschijnt in het januarinummer van Revue de la Banque/Bank- en Financiewezen, maar wij konden de studie al inkijken.
Volgens de auteurs zijn er nauwelijks opmerkelijke rendementsverschillen tussen duurzame en gewone beleggingsstrategieën. En als er dan tóch al verschillen opduiken in de rendementen, dan zijn die zowel op korte als op middellange termijn meestal volledig terug te brengen tot systematische afwijkingen in de risicoprofielen. Die afwijkingen hebben meestal betrekking op een belegging in groeiaandelen of in small caps (aandelen met een relatief kleine beurskapitalisatie). Daardoor ligt het relatieve risico (het risico dat een aandeel of portefeuille slechter presteert dan het beursgemiddelde) bij portefeuilles met duurzame fondsen meestal iets hoger, ook al is het absolute risico (het risico dat de beurs als geheel daalt) meestal hetzelfde.
Zorg voor het milieu loont
Wat de financiële prestaties betreft, moet volgens Vermeir en Corten een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de economische prestatie, die samenhangt met de winstgevendheid van het bedrijf, en anderzijds de marktprestatie, die bepaald wordt door het rendement van het overeenkomstige aandeel.
Verschillende studies tonen een positief verband aan tussen milieu-investeringen en de economische prestatie van een bedrijf. Daar is een logische verklaring voor. Milieu-investeringen maken het productieproces efficiënter (via een lager verbruik van energie en grondstoffen), bevorderen het imago van het merk, en verminderen de risico’s op ongevallen en schadeclaims.
Over het verband tussen de sociale politiek van een onderneming en haar rentabiliteit is minder bekend. Waarschijnlijk omdat de sociale prestatie van een bedrijf moeilijker meetbaar en veeleer cultureel bepaald is. Toch lijkt het volgens Vermeir en Corten aannemelijk dat sociaal vooruitstrevende ondernemingen erin slagen om de beste werknemers aan te werven, te behouden en te motiveren. Uiteindelijk mondt zo’n beleid uit in betere economische prestaties. Om het simpel uit te drukken: duurzame ondernemingen zijn gewoon goede bedrijven. Maar misschien is dit wel een kip-ei-situatie. Doen duurzame ondernemingen het beter omdat ze een duurzame strategie volgen, of doen ze iets meer op sociaal en milieuvlak omdat het al goed gaat?
Over de link tussen duurzaamheid en marktprestatie zijn de jongste jaren verschillende studies gepubliceerd, vooral in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. In de meeste gevallen is de conclusie dat het rendement van duurzaam beleggen op lange termijn niet statistisch significant afwijkt van beleggen op de traditionele manier. Bovendien blijken de risico’s niet sterk van elkaar te verschillen.
Wel kunnen de rendementsverschillen op korte en middellange termijn sterk uiteenlopen, zeggen Vermeir en Corten. Er is nu eenmaal het verschil in samenstelling, waardoor duurzame portefeuilles andere risicokarakteristieken of stijlfactoren vertonen. Het belang van groeiaandelen en small caps ligt er relatief hoger. Groeiaandelen hebben een waardering die hoger ligt dan het gemiddelde, en dat bijvoorbeeld wegens hun hogere rentabiliteit, betere winstgroeiverwachtingen of een hogere kwaliteit van het management. Zwakke prestaties op het vlak van milieu en sociaal beleid blijken vaker voor te komen in een omgeving met een lage groei. Duurzame bedrijven kunnen dus met hogere groeiverwachtingen uitpakken.
Dat er meer small caps in een ethische portefeuille terechtkomen, hangt in de eerste plaats samen met het feit dat grote ondernemingen met een breed, internationaal spectrum van activiteiten minder kans maken om door de duurzame selectiefilter te raken. Bovendien zullen de fondsbeheerders actiever kleinere bedrijven in de portefeuille opnemen, om zo accenten te leggen op gewenste sectoren en landen.
Believers en non-believers
Volgens Vermeir en Corten is het niet altijd eenvoudig om verschillen in rendement tussen duurzame en traditionele portefeuilles te interpreteren. Daarbij wordt verwezen naar de discussie over de prestaties van de oudste en populairste duurzame aandelenindex, de Domini. De afgelopen tien jaar presteerde die index 2,06% beter dan de referentie-index S&P500.
Voor de voorstanders van duurzaam beleggen is dit het ultieme bewijs van het meerrendement van deze beleggingsstrategie. Non-believers schrijven het resultaat volledig toe aan afwijkende risicokarakteristieken. Daarbij wordt verwezen naar het overwicht van technologie-aandelen in veel ethische portefeuilles. Daardoor beschikken duurzame portefeuilles over een hoger relatief risico, ook al is het absolute risico nagenoeg identiek. Het is dit relatieve risico dat de belegger moet afwegen tegen de maatschappelijke meerwaarde die duurzaam beleggen biedt.
De fondsbeheerder kan daarbij via een aangepast en risicominimaliserend investeringsproces toegevoegde waarde leveren. Zo is het in het geval van het Ethibel-universum mogelijk om via een kwantitatieve optimalisatie van de portefeuille het relatieve risico ongeveer te halveren.
De slotsom van dit telwerk? Het invoeren van duurzame principes leidt niet noodzakelijk tot een lager rendement op langere termijn. Voor beleggers die hun beleggingspolitiek niet los willen zien van hun morele rol in de wereld, is dat uiteraard zeer goed nieuws.
jos sterk
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier